YAMAHA WR 250X 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 51 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
2
3
4
567
8
9
DAU48340
Bougie controleren De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat periodiek moet worden gecontroleerd,
bij voorkeur door een Yamaha dealer. Om-
dat bougies door verhitting en neerslag al-
tijd langzaam slijten, moet de bougie
worden verwijderd en gecontroleerd op de
tijden genoemd in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Bovendien kan aan
het uiterlijk van de bougie de conditie van
de motor worden afgelezen.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden). Wanneer de
bougie een heel andere kleur vertoont,
werkt de motor mogelijk niet naar behoren.
Probeer dergelijke problemen niet zelf vast
te stellen. Laat in plaats daarvan uw machi-
ne nakijken door een Yamaha dealer.
Vervang de bougie als de elektroden blijken
te zijn afgesleten en als overmatige kool-
aanslag of andere neerslag gevonden
wordt.
Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.LET OP
DCA10840
Gebruik geen gereedschap om de bou-
giedop te verwijderen
of aan te brengen,
om de bobinekabel niet te beschadigen.
De bougiedop is mogelijk lastig te ver-
wijderen omdat de rubber afdichting aan
het uiteinde stevig vastzit. Haal de bou-
giedop los door hem heen en weer te
draaien en tegelijkertijd los te trekken;
breng de bougiedop aan door heen en
weer te draaien en tegelijkertijd aan tedrukken.
Voorgeschreven bougie: NGK/CR9EK
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment: Bougie:
13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)11
32D-9-D9.book 11 ページ 2011年8月3日 水曜日 午後2時31分

Page 52 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU45143
Motorolie en oliefilterelement Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren 1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wanneer
de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechts onder
in het carter.OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan. 4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment) 1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de pakking om de olie uit het carter te laten stromen.
OPMERKINGSla de stappen 5–8 over als het oliefilterele-ment niet wordt vervangen.
5. Verwijder het oliefilterdeksel door de bouten te verwijderen.
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Kijkglas olieniveau
1
2
3 4
1. Olieaftapplug
2. Pakking
12
32D-9-D9.book 12 ページ 2011年8月3日 水曜日 午後2時31分

Page 53 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
2
3
4
567
8
9
6. Verwijder het oliefilterelement en deo-ringen.
7. Breng een nieuw oliefilterelement en nieuwe o-ringen aan.
OPMERKINGZorg dat de o-ringen correct aanliggen.
8. Monteer het oliefilterdeksel door de bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
9. Monteer de olieaftapplug met een nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
10. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motoren het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11620

Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.

Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
11. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
1. Oliefilterdeksel
2. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
1. O-ring
2. Oliefilterelement
1
2
1
2
Aanhaalmoment:Bevestigingsbout oliefilterdeksel:10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmoment: Olieaftapplug:20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Aanbevolen olie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid: Zonder vervanging van het oliefiltere-
lement:
1.30 L (1.37 US qt, 1.14 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment:
1.40 L (1.48 US qt, 1.23 Imp.qt)
32D-9-D9.book 13 ページ 2011年8月3日 水曜日 午後2時31分

Page 54 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
1
2
3
4
56
7
8
9
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
12. Zet de motor af en wacht een paar mi- nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
LET OP
DCA11231
Controleer na het verversen van de olie
de oliedruk zoals hieronder beschreven.
Draai de ontluchtingsbout los.

Start de motor en houd deze statio-
nair draaiend totdat er olie uitloopt.
Als er na één minuut geen olie uit-
loopt, zet de motor dan direct uit om
te voorkomen dat de motor vast-
loopt. Als dit zich voordoet, vraag
dan een Yamaha-dealer het voer-
tuig te repareren.

Na het controleren van de oliedruk
zet u de ontluchti ngsbout vast met
het voorgeschreven aanhaalmo-ment.
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU20254
Controleren van het koelvloeistofniveau 1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.

Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutiefworden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-niveau staan.
1. OntluchtingsplugAanhaalmoment:Ontluchtingsplug:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
1
32D-9-D9.book 14 ページ 2011年8月3日 水曜日 午後2時31分

Page 55 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
2
3
4
567
8
9
3. Als de koelvloeistof bij of beneden demerkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan paneel C (Zie
pagina 6-8.), verwijder de koelvloei-
stofreservoirdop, vul koelvloeistof bij
tot de merkstreep voor maximumni-
veau en breng de reservoirdop en het
paneel weer aan. WAARSCHUWING!
Verwijder alleen de dop van het
koelvloeistofreservoir. Probeer
nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor koud
is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen koel-
vloeistof aanwezig is, gebruik dan
in plaats daarvan gedistilleerd wa-
ter of onthard leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water, dit is
schadelijk voor de motor. Als er in plaats van koelvloeistof water is ge-
bruikt, vervang dit dan zo snel mo-
gelijk door koelvloeistof, anders is
het systeem niet beschermd tegen
vorst en corrosie. Als er water aan
de koelvloeistof is toegevoegd, laat
dan een Yamaha dealer zo snel mo-
gelijk het antivriesgehalte van de
koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
DAU45155
Om de koelvloeistof te verversen
1. Zet de machine op een vlakke onder- grond en laat het motorblok indien no-
dig afkoelen.
2. Verwijder de panelen A en C. (Zie pagina 6-8.)
3. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
4. Verwijder de borgbout voor de radia-
torvuldop en de vuldop zelf.
WAARSCHUWING! Probeer nooit
om de radiatorvuldop te verwijde-
ren als de motor warm is.
[DWA10381]

5. Verwijder het koelvloeistofreservoir door de bouten los te halen.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1
2
1. Dop koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau): 0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
1
1. Radiatorvuldop
2. Borgbout radiatorvuldop
2
1
32D-9-D9.book 15 ページ 2011年8月3日 水曜日 午後2時31分

Page 56 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
1
2
3
4
56
7
8
9
6. Verwijder de dop van het koelvloei-stofreservoir.
7. Tap de koelvloeistof uit het reservoir af door het reservoir om te keren.
8. Monteer het koelvloeistofreservoir door dit in de oorspronkelijke stand te plaatsen en dan de bouten aan te
brengen.
9. Verwijder de aftapplug voor koelvloei- stof en de pakking om het koelsys-
teem af te tappen.
10. Spoel het koelsysteem nadat alle koel- vloeistof is uitgestroomd grondig door
met schoon leidingwater.
11. Monteer de aftapplug voor koelvloei-
stof met een nieuwe pakking en zet de
plug dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
12. Giet de voorgeschreven hoeveelheid van de gespecificeer
de koelvloeistof in
de koelvloeistofradiator en in het re-
servoir.
13. Breng de dop van het koelvloeistofre- servoir aan.
14. Breng de radiatorvuldop weer aan.
15. Start de motor, laat hem een paar mi- nuten stationair draaien en zet hem
dan uit.
16. Verwijder de radiatorvuldop om het koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig koelvloei-
stof bij totdat het niveau bovenin de
koelvloeistofradiator staat en breng
dan de radiatorvuldop en zijn borgbout
aan.
17. Controleer het koelvloeistofniveau in1. Bout
2. Koelvloeistofreservoir
1. Dop koelvloeistofreservoir
1 2
1
1. Aftapplug koelvloeistof
2. PakkingAanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
1
2
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol anti-
vries met corrosieremmers voor alu-
minium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof: Inhoud radiator (inclusief alle leidin-
gen):0.90 L (0.95 US qt, 0.79 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot aan
de merkstreep voor maximumni-
veau): 0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
32D-9-D9.book 16 ページ 2011年8月3日 水曜日 午後2時31分

Page 57 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
2
3
4
567
8
9
het reservoir. Verwijder indien nodig
de dop van het koelvloeistofreservoir,
vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de dop weer aan.
18. Start de motor en controleer dan of er- gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
19. Monteer de panelen.
DAU44323
Reinigen van het
luchtfilterelement en de
aftapslang Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd of vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Reinig (of vervang)
het luchtfilterelement vaker als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt. Verder
moet de aftapslang van het luchtfilter regel-
matig worden gecontroleerd en gereinigd.
Reinigen van het luchtfilterelement 1. Verwijder het paneel B. (Zie
pagina 6-8.)
2. Open het luchtfilterdeksel door de schroef te verwijderen en het deksel
naar buiten te trekken zoals afge-
beeld. 3. Maak de houderklem los en trek dan
het luchtfilterelement eruit.
4. Haal de filterspons uit de framehouder van het luchtfilterelement, reinig hem
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
1. Houderklem
2. Luchtfilterelement
2
11
2
32D-9-D9.book 17 ページ 2011年8月3日 水曜日 午後2時31分

Page 58 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
1
2
3
4
56
7
8
9
in oplosmiddel en wring dan het ach-
tergebleven oplosmiddel uit.
WAARSCHUWING! Gebruik alleen
een speciaal reinigingsmiddel voor
onderdelen. Gebruik geen benzine
of oplosmiddelen met een laag ont-
vlammingspunt om het risico op
brand of explosie te vermij-
den.
[DWA10431]
LET OP: Spring voor-
zichtig om met het schuimmateriaal
en verdraai of wring het niet om be-
schadiging te voorkomen.
[DCA10511]
5. Breng olie van de aanbevolen soort
aan op het hele oppervlak van de filter-
spons en wring dan de overtollige olie
uit.
OPMERKINGDe filterspons moet nat zijn maar mag nietdruipen.
6. Trek de filterspon s over de framehou-
der van het luchtfilterelement.
7. Steek het luchtfilterelement in het luchtfilterhuis. LET OP: Zorg ervoor
dat het filterelement goed aanligt in
het luchtfilterhuis. Laat de motor
nooit draaien met het luchtfilterele- ment uitgenomen,
hierdoor kunnen
de zuiger(s) en/of cilinder(s) over-
matig versleten raken.
[DCA10481]

8. Plaats de houderklem terug in de oor- spronkelijke positie.
9. Sluit het luchtfilterdeksel en breng daarna de schroef aan.
10. Monteer het paneel.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang 1. Controleer of zich in de aftapslang aan de onderzijde van het luchtfilterhuis
water of vuil heeft verzameld.
2. Haal de slang los als er vuil of water in zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
1. Filterspons
2. Framehouder luchtfilterelement
1
2
Aanbevolen olie: Yamaha olie voor schuimrubberen
luchtfilterelementen of een vergelijk-
baar product
1. Aftapslang luchtfilter
1
32D-9-D9.book 18 ページ 2011年8月3日 水曜日 午後2時31分

Page 59 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
2
3
4
567
8
9
DAU45322
Stationair toerental afstellen Het stationair toerental moet worden nage-
keken en indien nodig worden afgesteld.OPMERKINGVoor het uitvoeren van deze afstelling iseen digitale toerenteller vereist.1. Plaats de digitale toerenteller op de bobine, die in de bougiekap zit.
2. Controleer het stationair toerental en stel dit indien nodig volgens de specifi-
catie af door de stationairstelschroef te
draaien. Draai de schroef in de richting
(a) om het stationair toerental te verho-
gen. Draai de schroef in de richting (b)
om het stationair toerental te verlagen.
OPMERKINGAls het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan eenYamaha dealer de afstelling uit te voeren.
DAU21384
De vrije slag van de gasgreep
controleren De vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
1. Stationair stelschroef
1
(b)
(a)
Stationair toerental: 1450–1650 tpm
1. Vrije slag van gasgreep
1
32D-9-D9.book 19 ページ 2011年8月3日 水曜日 午後2時31分

Page 60 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21643
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10503
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).

De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machinekan leiden tot een ongeval.Bandenspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):Voor:
200 kPa (2.00 kgf/cm
2, 29 psi)
Achter: 200 kPa (2.00 kgf/cm2, 29 psi)
90–185 kg (198–408 lb): Voor:200 kPa (2.00 kgf/cm2, 29 psi)
Achter: 225 kPa (2.25 kgf/cm2, 33 psi)
Maximale belasting*:
185 kg (408 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas- sagier, bagage en accessoires
32D-9-D9.book 20 ページ 2011年8月3日 水曜日 午後2時31分

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 100 next >