YAMAHA XJ6F 2010 Instructieboekje (in Dutch)
Page 61 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
5. Trek het luchtfilterelement uit.
6. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis. LET OP:
Zorg ervoor dat het filterelement
goed aanligt in het luchtfilterhuis.
Laat de motor nooit draaien met hetluchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA10481]
7. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
8. Plaats de brandstoftank terug. Contro-
leer of de brandstofslangen stevig zijn
aangesloten, de juiste ligging hebben
en niet worden afgekneld. Vergeet niet
de slangen in hun oorspronkelijke po-
sitie te plaatsen. WAARSCHUWING!
Controleer alvorens de brandstof-
tank in de oorspronkelijke positie
terug te plaatsen of alle slangen
(brandstofslang, ontluchtings-
slang brandstoftank, overloopslan-
getje brandstoftank) niet zijn
beschadigd, goed zijn aangesloten
en geplaatst, en niet worden afge-
kneld. Als een slang beschadigd is,
laat dan een Yamaha dealer de
slang vervangen alvorens de motor
te starten, anders kan brandstoflek-
kage ontstaan met brandrisico tot
gevolg.
[DWA12463]
9. Breng de tankbevestigingsbouten aan.
10. Monteer de panelen.
11. Breng het zadel aan.
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
1. Luchtfilterelement
2. Luchtinlaatspruitstuk
12
2
2
2 1
1. Slang
1. Oorspronkelijke positie (verfmerkteken)
1
1
U1CWD0D0.book Page 18 Thursday, September 10, 2009 4:55 PM
Page 62 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
DAU34301
Afstellen van het stationair toe-
rental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.
Controleer het stationair toerental en stel dit
indien nodig volgens de specificatie af door
de stationair stelschroef te verdraaien.
Draai de schroef in de richting (a) om het
stationair toerental te verhogen. Draai de
schroef in de richting (b) om het stationair
toerental te verlagen.
OPMERKINGAls het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0
mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
1. Stationair stelschroefStationair toerental:
1250–1350 tpm
1
1 (a)
(b)
1. Vrije slag gaskabel
U1CWD0D0.book Page 19 Thursday, September 10, 2009 4:55 PM
Page 63 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
6
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21772
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10501
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Vo o r :
225 kPa (2.25 kgf/cm², 33 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
XJ6F 90–185 kg (198–408 lb)
XJ6FA 90–180 kg (198–397 lb):
Vo o r :
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Rijden met hoge snelheid:
Vo o r :
225 kPa (2.25 kgf/cm², 33 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Maximale belasting*:
XJ6F 185 kg (408 lb)
XJ6FA 180 kg (397 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
U1CWD0D0.book Page 20 Thursday, September 10, 2009 4:55 PM
Page 64 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
6
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
WAARSCHUWING
DWA10481
Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen het
weggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
U1CWD0D0.book Page 21 Thursday, September 10, 2009 4:55 PM
Page 65 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
6
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING
DWA10600
Deze motorfiets is uitgerust met speciale
banden die geschikt voor zeer hoge rij-
snelheden. Let op het volgende om deze
banden zo effectief mogelijk te kunnen
gebruiken.
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief wei-
nig grip totdat ze zijn “ingereden”.
Het is dan ook verstandig de eerste
100 km (60 mi) nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
DAU21960
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren, of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt. Voorband:
Maat:
120/70 ZR17M/C (58W)
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT021
DUNLOP/ROADSMART
Achterband:
Maat:
160/60 ZR17M/C (69W)
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT021
DUNLOP/ROADSMART
VOOR en ACHTER:
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
U1CWD0D0.book Page 22 Thursday, September 10, 2009 4:55 PM
Page 66 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
6
DAU47390
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen De vrije slag van de koppelingshendel dient
10.0–15.0 mm (0.39–0.59 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
Draai de stelbout van de koppelingsspeling
op de koppelingshendel richting (a) voor
meer vrije slag van de koppelingshendel.
Draai de stelbout richting (b) voor minder
vrije slag van de koppelingshendel.
OPMERKINGGa als volgt te werk als op de hierboven be-
schreven werkwijze de voorgeschreven
vrije slag van de koppelingshendel niet
wordt gehaald.1. Draai de stelbout bij de koppe-
lingshendel richting (a) om de koppe-
lingskabel losser te stellen.
2. Verwijder de stroomlijnpanelen A en
B. (Zie pagina 6-8.)
3. Stel de borgmoer losser verder naar
beneden op de koppelingskabel.
4. Draai de stelmoer van de koppelings-
speling richting (a) voor meer vrije slag
van de koppelingshendel. Draai de
stelmoer richting (b) voor minder vrije
slag van de koppelingshendel.5. Draai de borgmoer aan.
6. Breng de stroomlijnpanelen aan.
1. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
2. Vrije slag van koppelingshendel
1. Borgmoer (koppelingskabel)
2. Stelmoer voor vrije slag van de koppe-
lingshendel (koppelingskabel)
12
(a)
(b)
U1CWD0D0.book Page 23 Thursday, September 10, 2009 4:55 PM
Page 67 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-24
6
DAU22273
Remlichtschakelaars (XJ6F)Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal en de remhendel, moet oplich-
ten nét voordat de remmen aangrijpen. Stel
de remlichtschakelaar achter indien nodig
als volgt af. De remlichtschakelaar voor
dient te worden afgesteld door een Yamaha
dealer.
Verdraai de stelmoer van de achterste rem-
lichtschakelaar en houd daarbij de remlicht-
schakelaar vast. Draai de stelmoer in de
richting (a) om het remlicht eerder te laten
branden. Draai de stelmoer in de richting (b)
om het remlicht later te laten branden.
DAU36503
Remlichtschakelaars (XJ6FA)Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal en de remhendel, moet oplich-
ten nét voordat de remmen aangrijpen. Laat
de remlichtschakelaars indien nodig door
een Yamaha dealer afstellen.
DAU22392
Controleren van voor- en achter-
remblokken De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22420
Remblokken voorrem
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-in-
dicatorgroef, zodat het remblok kan worden
gecontroleerd zonder de rem te demonte-
ren. Let op de slijtage-indicatorgroef om de
remblokslijtage te controleren. Wanneer
een remblok zover is afgesleten dat de slij-
tage-indicatorgroef vrijwel is verdwenen,
vraag dan een Yamaha-dealer de remblok-
ken als set te vervangen.
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
1
2(a)
(b)
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
1 1
U1CWD0D0.book Page 24 Thursday, September 10, 2009 4:55 PM
Page 68 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-25
6
DAU22500
Remblokken achterrem
Controleer elk achterremblok op schade en
meet de remvoeringsdikte. Als een remblok
beschadigd is of als de remvoeringsdikte
minder is dan 1.5 mm (0.06 in), vraag dan
een Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.
DAU39371
Controleren van remvloeistofni-
veau Voorrem
Achterrem
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht het
remsysteem binnendringen, waarna de
remwerking mogelijk minder effectief is.Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul indien nodig bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk
op verregaande remblokslijtage en/of lekka-
ge in het remsysteem. Als het remvloeistof-
niveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsysteem
op lekkage.
OPMERKINGHet remvloeistofreservoir voor de achter-
rem bevindt zich achter paneel A. (Zie pagi-
na 6-8.)Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:
Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van het
remvloeistofreservoir horizontaal
staan.
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
kwaliteit remvloeistof, anders kunnen
de rubber afdichtingen verslechteren
en zo lekkage en slechte remwerking
teweegbrengen.
1. Remvoeringdikte
1 1
1. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep minimumniveau
1
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
U1CWD0D0.book Page 25 Thursday, September 10, 2009 4:55 PM
Page 69 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-26
6
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende typen
remvloeistof kunnen schadelijke che-
mische reacties optreden en kan de
remwerking verslechteren.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aanzien-
lijk verlagen zodat dampbelvorming
kan optreden.
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemorste
remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
DAU22731
Remvloeistof verversen Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven onder OPMERKING in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Laat bovendien de oliekeerringen van de
hoofdremcilinders, de remklauwen en de
remslangen vervangen volgens de interval-
perioden of wanneer ze lek of beschadigd
zijn.
Vloeistofafdichtingen: Vervang elke
twee jaar.
Remslangen: Vervang elke vier jaar.
DAU22760
Spanning aandrijfketting De spanning van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecontro-
leerd en indien nodig worden bijgesteld.
DAU22793
Aandrijfketting controleren op spanning
1. Zet de motorfiets op de middenbok.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.
3. Draai het achterwiel enkele malen
rond en zoek de stand waarin de ket-
ting het meest strak staat.
4. Meet de spanning van de aandrijfket-
ting zoals getoond.1. Spanning aandrijfketting
Spanning aandrijfketting:
45.0–55.0 mm (1.77–2.17 in)
1
U1CWD0D0.book Page 26 Thursday, September 10, 2009 4:55 PM
Page 70 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-27
6
5. Stel de spanning van de ketting als
volgt bij als deze niet correct is.
DAU47032
Om de spanning van de aandrijfketting
af te stellen
1. Draai de borgmoer aan beide kanten
van de achterbrug los en draai daarna
de asmoer los.
2. Draai de stelmoer op beide uiteinden
van de achterbrug in de richting (a) om
de aandrijfketting strakker te stellen.
Stel de ketting losser door de stelmoer
op beide uiteinden van de achterbrug
in de richting (b) te draaien en dan het
achterwiel naar voren te drukken. LET
OP: Een onjuiste kettingspanning
leidt tot overbelasting van de motor
en andere essentiëIe onderdelen
van de machine en kan resulteren in
overslaan of breken van de ketting.
Houd om dit te voorkomen de ket-
tingspanning binnen de gespecifi-
ceerde waarden.
[DCA10571]
OPMERKINGGebruik voor een goede wieluitlijning de uit-
lijnmerktekens aan beide zijden van de ach-
terbrug en controleer of de inkeping op de
uitlijnplaten aan beide zijden dezelfde posi-
tie heeft.
3. Draai de wielasmoer vast en zet daar-
na de borgmoeren vast met de voor-
geschreven aanhaalmomenten.1. Wielasmoer
2. Uitlijnmerktekens
3. Stelmoer spanning aandrijfketting
4. Borgmoer
1. Uitlijnplaat
2. Inkeping
13
42(a)(b)
12
Aanhaalmomenten:
Wielasmoer:
90 Nm (9.0 m·kgf, 65 ft·lbf)
Borgmoer:
16 Nm (1.6 m·kgf, 11 ft·lbf)
U1CWD0D0.book Page 27 Thursday, September 10, 2009 4:55 PM