YAMAHA XMAX 250 2007 Instructieboekje (in Dutch)
Page 51 of 88
6. Vul bij met de voorgeschreven
hoeveelheid van de aanbevolen
motorolie, monteer dan de olie-
vuldop en zet deze vast.
DCA11670
LET OP:
Gebruik geen olie met een
“CD”-dieselspecificatie of een
hogere kwaliteit dan gespecifi-
ceerd. Gebruik ook geen olie
met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreini-
gingen in het carter terecht
komen.
7. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en
controleer daarbij op olielekkage.
Als er sprake is van olielekkage,
zet de motor dan direct af en
zoek de oorzaak.
8. Stel de indicator olieverversing
terug. (Zie pagina 3-8.)
DAU20061
Versnellingsbakolie
Vóór elke rit moet het eindoverbren-
gingshuis worden gecontroleerd op
olielekkage. In geval van lekkage
dient u de scooter door een Yamaha
dealer te laten nakijken en te laten
repareren. Bovendien dient de vers-
nellingsbakolie als volgt te worden
ververst op de aangegeven tijdstip-
pen in het periodieke onderhouds- en
smeerschema.
1. Start de motor, warm de versne-
llingsbakolie op door een paar
minuten te gaan rijden en zet dan
de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder
het eindoverbrengingshuis om de
gebruikte olie op te vangen.
1. Vuldop versnellingsbakolie
4. Verwijder de olievuldop en de
aftapplug om de olie uit het ein-
doverbrengingshuis af te tappen.
1. Olieaftapplug eindoverbrenging
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid bij verversing:
1,2 L (1,27 US qt) (1,06 Imp.qt)
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
1C0-F8199-D3.qxd 3/11/06 12:42 Página 17
Page 52 of 88
5. Breng de aftapplug voor de vers-
nellingsbakolie aan en zet hem
vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
6. Voeg de benodigde hoeveelheid
aanbevolen versnellingsbakolie
toe, breng de olievuldop aan en
draai deze vast.
DWA11310
s s
WAARSCHUWING
Zorg dat er geen verontreini-
gingen het cardanhuis kunnen
binnendringen.
Zorg dat er geen olie op de
banden of wielen terechtkomt.
7. Controleer de versnellingsbak op
olielekkage. Zoek in geval van
lekkage naar de oorzaak.
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistof-
niveau worden gecontroleerd. Ook
moet de koelvloeistof worden ver-
verst volgens de intervalperioden ver-
meld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
DAUS1272
Controleren van het
koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke
ondergrond en houd deze rech-
top.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet
worden gecontroleerd terwijl de
motor koud is, temperatuurvers-
chillen zijn namelijk van invloed
op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop sta-
at bij het controleren van het
koelvloeistofniveau. Wanneer de
machine iets schuin staat, kan
het niveau al foutief worden afge-
lezen.
2. Controleer het koelvloeistofnive-
au via het kijkglas.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
3. Kijkglas koelvloeistofniveau
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen
de merkstrepen voor minimum- en
maximumniveau staan.
3. Als het koelvloeistofniveau op of
onder de merkstreep voor het
minimumniveau staat, verwijder
dan de rechter voetplaatmat door
deze omhoog te trekken.
4. Open de reservoirdop en vul
koelvloeistof bij tot aan de
merkstreep voor maximumnive-
au.
Aanbevolen versnellingsbakolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0,25 L (0,26 US qt) (0,22 Imp.qt)
Aanhaalmoment:
Aftapplug versnellingsbakolie:
22 Nm (2,2 m•kgf, 15,9 ft•lbf)
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
1C0-F8199-D3.qxd 3/11/06 12:42 Página 18
Page 53 of 88
1. Dop koelvloeistofreservoir
DCA10470
LET OP:
Als er geen koelvloeistof voor-
handen is, gebruik in plaats
daarvan dan gedistilleerd
water of zacht leidingwater.
Gebruik geen hard water of
zout water, hierdoor kan de
motor worden beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt
in plaats van koelvloeistof, ver-
vers dan zo snel mogelijk met
koelvloeistof, anders wordt demotor onvoldoende gekoeld en
is het koelsysteem niet bes-
chermd tegen bevriezing en
corrosie.
Als water aan de koelvloeistof
is toegevoegd, vraag dan zo
snel mogelijk een Yamaha dea-
ler het antivries percentage van
de koelvloeistof te controleren,
anders zal de koelvloeistof
minder effectief zijn.
DWA10380
s s
WAARSCHUWING
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog
heet is.
5. Sluit de dop van het koelvloeisto- freservoir.
6. Plaats de voetplaatmat in de oorspronkelijke positie en druk
hem naar beneden om hem vast
te leggen.
DAU33030
De koelvloeistof verversenDWA10380
s s WAARSCHUWING
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog
heet is.
De koelvloeistof moet volgens de
intervalperioden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema
ververst worden. Laat de koelvloeistof
verversen door een Yamaha dealer.
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau): 0,26 L (0,23 Imp qt, 0,28 US qt)
1
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
1C0-F8199-D3.qxd 16/11/06 19:47 Página 19
Page 54 of 88
DAUS1332
Luchtfilter en
luchtfilterelementen in v-
snaarbehuizing
Het luchtfilterelement moet worden
vervangen en het luchtfilterelement in
de V-snaarbehuizing moet worden
gereinigd volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Voer vaker
onderhoud uit aan de luchtfilterele-
menten als u in zeer stoffige of voch-
tige gebieden rijdt.
Het luchtfilterelement vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
1. Bout
2. Luchtfilterdeksel
2. Verwijder het luchtfilterdeksel
door de schroeven te verwijde-
ren.
1. Luchtfilterelement
3. Trek het luchtfilterelement los.
4. Breng een nieuw luchtfilterele-
ment aan in het luchtfilterhuis.
5. Monteer het luchtfilterdeksel
door de schroeven aan te bren-
gen.Reinigen van het luchtfilterelement
in de v-snaarbehuizing
1. Bout
1. Bout
1. Verwijder het luchtfilterdeksel op
de v-snaarbehuizing door de
schroeven te verwijderen.
1
1
1
12
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
1C0-F8199-D3.qxd 3/11/06 12:42 Página 20
Page 55 of 88
2. Verwijder het luchtfilterelement
en blaas vervolgens het vuil weg
met perslucht zoals getoond.
3. Controleer het luchtfilterelement
op beschadiging en vervang het
indien nodig.
4. Breng het luchtfilterelement aan
met de gekleurde kant naar bui-
ten.
5. Bevestig het luchtfilterdeksel in
de v-snaarbehuizing door de
schroeven aan te brengen.
DCA10530
LET OP:
Controleer of beide luchtfilte-
relementen correct in de behui-
zingen zijn aangebracht.
Laat de motor nooit draaien
terwijl de luchtfilterelementen
afwezig zijn, dat kan leiden tot
overmatige slijtage bij de zui-
ger(s) en/of de cilinder(s).DAUS1290
Speling van de gaskabel
afstellen
1. Vrije slag gaskabel
De speling van de gaskabel dient 3~5
mm (0,12~0,20 in) te zijn bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de
gaskabel regelmatig en stel deze
indien nodig als volgt af.
OPMERKING:
Het stationair toerental moet correct
zijn afgesteld voordat de gaskabels-
peling wordt gecontroleerd en afges-
teld.
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A
(zie pagina 6-6).
1
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
1C0-F8199-D3.qxd 3/11/06 12:42 Página 21
Page 56 of 88
2. Draai de borgmoer los.
3. Draai de stelmoer richting (a)voor meer gaskabelspeling. Draai
de stelmoer richting (b) voor min-
der gaskabelspeling.
4. Draai de borgmoer aan.
5. Breng het stroomlijnpaneel aan.DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik
gaan afwijken, waardoor de
lucht/brandstof-verhouding kan
veranderen en/of het motorgeluid toe-
neemt. Om dit te voorkomen moet de
klepspeling door een Yamaha dealer
worden afgesteld volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21871
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschre-
ven banden op het volgende voor een
optimale prestatie, levensduur en vei-
lige werking van uw machine.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
DWA10500
s s WAARSCHUWING
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld ter-
wijl de banden koud zijn (wan-
neer de temperatuur van de
banden gelijk is aan de omge-
vingstemperatuur).
ZAUM0053
b
a
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
1C0-F8199-D3.qxd 3/11/06 12:42 Página 22
Page 57 of 88
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid
en het totale gewicht van rijder,
passagier, bagage en acces-
soires dat voor dit model is
vastgesteld.DWA14660
s s
WAARSCHUWING
De aanwezigheid van bagage is van
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de
veiligheid van uw machine. Neem
daarom de volgende voorzorgsma-
atregelen in acht.
DE MACHINE NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een over-
beladen machine kan leiden tot
beschadiging van de banden,
controleverlies of ernstig let-
sel. Zorg dat het totale gewicht
van de bestuurder, de passa-
gier, de bagage en de gemon-
teerde accessoires nooit het
voorgeschreven maximumla-
adgewicht voor de machine
overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spu-
llen die tijdens de rit kunnen
gaan schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen
op veilige wijze dichtbij het
midden van de machine en ver-
deel het gewicht over beide zij-
den.
Pas de luchtdruk in de wielop-
hanging en de bandspanning
aan op het te vervoeren
gewicht.
Controleer vóór iedere rit de
conditie en spanning van de
banden.
1. Bandprofieldiepte
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden wor-
den gecontroleerd. Als de bandpro-
fieldiepte op het midden van de band
de vermelde limiet heeft bereikt, de
band spijkers of stukjes glas bevat of
wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band
onmiddellijk door een Yamaha dealer
worden vervangen.
1
ZAUM0054
Bandspanning (gemeten op koude
banden):
Tot 90 kg (198 lb):
Voor:
190 kPa (27,02 psi) (1,9
kgf/cm
2)
Achter:
220 kPa (31,29 psi) (2,2
kgf/cm
2)
90 kg (198 lb) ~ maximale:
Voor:
210 kPa (29,86 psi) (2,1
kgf/cm
2)
Achter:
250 kPa (35,55 psi) (2,5
kgf/cm
2)
Maximale belasting*:
180 kg (396,9 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder,
passagier, bagage en accessoires
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
1C0-F8199-D3.qxd 3/11/06 12:42 Página 23
Page 58 of 88
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiep-
te is voor diverse landen verschillend.
Neem altijd de lokale voorschriften in
acht.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless
banden.
DWA10470
s s
WAARSCHUWING
Laat sterk versleten banden
door een Yamaha dealer ver-
vangen. Rijden op een machine
met versleten banden is niet
alleen verboden, maar dit heeft
ook een averechts effect op de
rijstabiliteit, waardoor u de
macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclu-
sief banden, dient te worden
overgelaten aan een Yamaha
dealer, die over de nodige vak-
kundige kennis en ervaring
beschikt.
DAU21960
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschre-
ven wielen op het volgende voor een
optimale prestatie, levensduur en vei-
lige werking van uw motorfiets.
Controleer de velgen voor iedere
rit op scheurtjes, verbuiging of
kromtrekken. Laat ingeval van
schade het wiel door een Yama-
ha dealer vervangen. Probeer het
wiel nooit zelf te repareren, hoe
klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitge-
balanceerd. Een niet uitgebalan-
ceerd wiel zal mogelijk slecht
functioneren, of kan een slechte
wegligging en een verkorte
levensduur van de banden tot
gevolg hebben.
Rijd niet te snel direct na het ver-
wisselen van een band. Het ban-
doppervlak dient eerst te zijn
ingereden voordat het zijn opti-
male eigenschappen verkrijgt.
Voorband:
Maat:
120/70-15 M/C 56S(Michelin)
120/70-15 M/C 56P(Pirelli)
Fabrikant/model:
Michelin/GoldStandard
Pirelli/GTS23
Achterband:
Maat:
140/70-14 M/C 68S(Michelin)
140/70-14 M/C 68P(Pirelli)
Fabrikant/model:
Michelin/GoldStandard
Pirelli/GTS24
Minimale bandprofieldiepte (voor
en achter):
1,6 mm (0,06 in)
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
1C0-F8199-D3.qxd 3/11/06 12:42 Página 24
Page 59 of 88
DAU33453
Vrije slag voor- en
achterremhendel
Voor
AchterAan de uiteinden van de remhendels
mag geen vrije slag aanwezig zijn. Als
er toch een vrije slag is, laat dan een
Yamaha dealer het remsysteem ins-
pecteren.
DWA14211
s s
WAARSCHUWING
Een zacht of sponzig gevoel in de
remhendel kan betekenen dat er
lucht in het hydraulisch systeem
aanwezig is. Als er lucht in het
hydraulisch systeem zit, laat dan
het systeem door een Yamaha dea-
ler ontluchten voordat de machine
wordt gebruikt. Lucht in het
hydraulisch systeem heeft een
negatief effect op de remwerking,
waardoor u de macht over het
stuur zou kunnen verliezen met een
ongeluk als gevolg.
DAU22390
Controleren van voor- en
achterremblokken
De remblokken in de voor- en achte-
rrem moeten worden gecontroleerd
op slijtage volgens de intervalperio-
den voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU22400
Remblokken voorrem
1. Remvoeringdikte
Controleer elk voorremblok op scha-
de en meet de remvoeringsdikte. Als
een remblok beschadigd is of als de
remvoeringsdikte minder is dan 0,5
mm (0,02 in), vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken als set te ver-
vangen.
1
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
1C0-F8199-D3.qxd 3/11/06 12:42 Página 25
Page 60 of 88
DAU22520
Remblokken achterrem
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
De achterrem heeft een inspectieplug;
nadat deze is verwijderd kan de rem-
blokslijtage worden gecontroleerd
zonder de rem te hoeven demonte-
ren. Bekrachtig de rem en let op de
stand van de slijtage-indicator om de
remblokslijtage te controleren. Wan-
neer een remblok zover is afgesleten
dat de slijtage-indicator de remschijf
bijna raakt, vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken als set te ver-
vangen.
DAU22580
Controleren van
remvloeistofniveau
Voorrem
Achterrem
Bij een tekort aan remvloeistof kan
lucht het remsysteem binnendringen,
waarna de remwerking mogelijk min-
der effectief is.Controleer alvorens te gaan rijden of
de remvloeistof boven de merkstreep
voor minimumniveau staat en vul
indien nodig bij. Een laag remvloeis-
tofniveau wijst mogelijk op verregaan-
de remblokslijtage en/of lekkage in
het remsysteem. Als het remvloeistof-
niveau laag is, controleer dan de rem-
blokken op slijtage en het remsyste-
em op lekkage.
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht:
Bij het controleren van het remv-
loeistofniveau moet het bovenv-
lak van het remvloeistofreservoir
horizontaal staan.
Gebruik uitsluitend de voor-
geschreven kwaliteit remvloeis-
tof, anders kunnen de rubber
afdichtingen verslechteren en zo
lekkage en slechte remwerking
teweegbrengen.
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
11
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
1C0-F8199-D3.qxd 3/11/06 12:42 Página 26