YAMAHA XV1900A 2009 Instructieboekje (in Dutch)

Page 51 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
LET OP
DCA10900
Controleer of de olievuldop stevig vast-
zit, anders kan de olie wegsijpelen terwijlde motor draait.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-15.)
3. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
4. Zet een olieopvangbak onder het olie-
reservoir om de oude olie op te van-
gen.
5. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het oliereservoir te
laten stromen.6. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
7. Verwijder olieaftappluggen A en B om
de olie uit het carter af te tappen.
OPMERKINGSla de stappen 8–10 over als de oliefilterpa-troon niet wordt vervangen.
8. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.OPMERKINGDe Yamaha dealer kan een oliefiltersleutelleveren.
9. Smeer een dun laagje schone motoro-
lie op de O-ring van de nieuwe oliefil-
terpatroon.
1. Olieaftapplug (oliereservoir)
1. Olieaftapplug A (carter)
2. Olieaftapplug B (carter)
1. Oliefilterpatroon
2. Oliefiltersleutel
U5C4D3D0.book Page 9 Thursday, September 11, 2008 9:37 AM

Page 52 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
OPMERKIN
G
Zorg dat de o-ring correct aanligt.
10. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.11. Breng de olieaftappluggen aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
12. Giet niet meer dan 2.5 L (2.6 US qt,
2.2 Imp.qt) van de voorgeschreven
hoeveelheid van de gespecificeerde
oliesoort in de vulopening, steek de
peilstok in en draai dan de olievuldop
vast.
13. Start de motor, draai het gas een paar
keer open en zet dan uit.
14. Verwijder de olievuldop en voeg aan
het oliereservoir dan geleidelijk de res-
terende oliehoeveelheid toe terwijl nu
en dan met de peilstok het olieniveau
wordt gecontroleerd.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motoren het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA15080

Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen olie met
een “CD”-dieselspecificatie of een
hogere kwaliteit dan gespecifi-
ceerd. Gebruik ook geen olie met
een “ENERGY CONSERVING II”- of
hogere aanduiding.

Zorg dat er geen verontreinigingenin het oliereservoir terechtkomen.
1. O-ring
1. Oliefilterpatroon
2. Momentsleutel
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmomenten:
Olieaftapplug A (carter):
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Olieaftapplug B (carter):
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Olieaftapplug (oliereservoir):
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
4.10 L (4.33 US qt, 3.61 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
4.90 L (5.18 US qt, 4.31 Imp.qt)
U5C4D3D0.book Page 10 Thursday, September 11, 2008 9:37 AM

Page 53 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
15. Breng de olievuldop aan.
16. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
17. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
18. Breng het bestuurderszadel aan.
DAU20051
Olie in huis van primaire aandrijf-
ketting Vóór elke rit moet het huis van de primaire
aandrijfketting worden gecontroleerd op
olielekkage. In geval van lekkage dient u de
machine door een Yamaha dealer te laten
nakijken en repareren. Verder dient het olie-
niveau in het huis van de primaire aandrijf-
ketting gecontroleerd te worden en de olie
ververst te worden door een Yamaha dealer
volgens de intervaltijden vermeld in het pe-
riodieke smeer- en onderhoudsschema.
DAU36762
Luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vraag een Yamaha dealer het luchtfil-
terelement te vervangen.
1.“CD” specificatie
2.“ENERGY CONSERVING II”
1
2
U5C4D3D0.book Page 11 Thursday, September 11, 2008 9:37 AM

Page 54 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 4.0–6.0
mm (0.16–0.24 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21562
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10501
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).

De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
1. Vrije slag gaskabelU5C4D3D0.book Page 12 Thursday, September 11, 2008 9:37 AM

Page 55 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machinekan leiden tot een ongeval.Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-tijd de lokale voorschriften in acht.Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden.
WAARSCHUWING
DWA10461
Monteer altijd voor- en achterbanden
van hetzelfde merk en type. Verschillen-
de banden kunnen het weggedrag van
de machine veranderen, wat kan leidentot een ongeval.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING
DWA10470

Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden, Bandenspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Vo o r :
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
280 kPa (2.80 kgf/cm², 41 psi)
90–204 kg (198–450 lb):
Vo o r :
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
280 kPa (2.80 kgf/cm², 41 psi)
Maximale belasting*:
204 kg (450 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
Voorband:
Maat:
130/70R18M/C 63H
Fabrikant/model:
DUNLOP/D251F
Achterband:
Maat:
190/60R17M/C 78H
Fabrikant/model:
DUNLOP/D251
U5C4D3D0.book Page 13 Thursday, September 11, 2008 9:37 AM

Page 56 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.

De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-ring beschikt.
DAU21960
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.

Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren, of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.

Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU22073
Koppelingshendel Omdat dit model is uitgerust met een hy-
draulische koppelingsbediening, hoeft de
vrije slag van de koppelingshendel niet te
worden afgesteld. Wel moeten voor elke rit
het niveau van de koppelingsvloeistof en
het hydraulisch systeem op lekkage worden
gecontroleerd. (Zie pagina 6-16.) Misschien
zit er lucht in het koppelingssysteem als de
koppelingshendel te veel vrije slag heeft en
schakelen moeizaam gaat, of als de koppe-
ling slipt en de machine slecht accelereert.
Als er lucht in het hydraulisch systeem zit,
moet het systeem door een Yamaha dealer
worden ontlucht voordat de motorfiets wordt
gebruikt.
U5C4D3D0.book Page 14 Thursday, September 11, 2008 9:37 AM

Page 57 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
DAU22272
Remlichtschakelaar afstellen Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal, moet oplichten nét voordat de
remmen aangrijpen. Stel indien nodig de
remlichtschakelaar als volgt af.
Verdraai de stelmoer van de achterste rem-
lichtschakelaar en houd daarbij de remlicht-
schakelaar vast. Draai de stelmoer in de
richting (a) om het remlicht eerder te laten
branden. Draai de stelmoer in de richting (b)
om het remlicht later te laten branden.
DAU22390
Controleren van voor- en achter-
remblokken De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22430
Remblokken voorrem
Elk voorremblok is voorzien van slijtage-in-
dicatorgroeven, zodat het remblok kan wor-
den gecontroleerd zonder de rem te hoeven
demonteren. Let op de slijtage-indicator-
groeven om de remblokslijtage te controle-
ren. Wanneer een remblok zover is
afgesleten dat de slijtage-indicatorgroevenvrijwel zijn verdwenen, vraag dan een
Yamaha dealer de remblokken als set te
vervangen.
DAU22500
Remblokken achterrem
Controleer elk achterremblok op schade en
meet de remvoeringsdikte. Als een remblok
beschadigd is of als de remvoeringsdikte
minder is dan 0.8 mm (0.03 in), vraag dan
een Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
1. Remvoeringdikte
U5C4D3D0.book Page 15 Thursday, September 11, 2008 9:37 AM

Page 58 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
DAU38630
Niveaus van rem- en koppelings-
vloeistof controleren Voorrem
AchterremKoppeling
Bij een tekort aan rem- of koppelingsvloei-
stof kan lucht de rem- of koppelingsyste-
men binnendringen, waarna deze mogelijk
minder effectief zullen werken.
OPMERKIN
G
Het remvloeistofreservoir voor de achter-
rem bevindt zich onder het bestuurdersza-del. (Zie pagina 3-15.)
Controleer alvorens te gaan rijden of de
rem- en koppelingsvloeistoffen boven de
merkstrepen voor minimumniveau staan en
vul indien nodig bij. Een laag niveau voor
rem- of koppelingsvloeistof wijst mogelijk op
lekkage in het rem- of koppelingssysteem
en/of op versleten remblokken. Als het ni-
veau voor rem- of koppelingsvloeistof laagis, controleer dan de remblokken op slijtage
en het rem- of koppelingssysteem op lekka-
ge.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:

Bij het controleren van het niveau van
rem- of koppelingsvloeistof moet het
bovenvlak van het betreffende reser-
voir horizontaal zijn.

Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
kwaliteit remvloeistof, anders kunnen
de rubber afdichtingen verslechteren
en zo lekkage en slechte werking van
rem of koppeling teweegbrengen.

Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende typen
remvloeistof kunnen schadelijke che-
mische reacties optreden en kan de
werking van rem of koppeling ver-
slechteren.

Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het reservoir voor rem- of
koppelingsvloeistof kan binnendrin-
gen. Water zal het kookpunt van de
remvloeistof aanzienlijk verlagen zo-
dat dampbelvorming kan optreden.
1. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep minimumniveau
Voorgeschreven rem- en koppelings-
vloeistof:
DOT 4 remvloeistof
U5C4D3D0.book Page 16 Thursday, September 11, 2008 9:37 AM

Page 59 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6

Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemorste
remvloeistof steeds direct af.

Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
DAU22751
Rem- en koppelingsvloeistof ver-
versen Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
en de koppelingsvloeistof te verversen vol-
gens de intervalperioden voorgeschreven
onder OPMERKING bij het periodieke
smeer- en onderhoudsschema. Laat bo-
vendien de oliekeerringen van de hoofd-
remcilinder en de koppelingshoofdcilinder,
de remklauwen en de rem- en koppelings-
slangen vervangen volgens de hierna ver-
melde intervalperioden of wanneer ze
lekken of zijn beschadigd.
Vloeistofafdichtingen: Vervang elke
twee jaar.

Rem- en koppelingsslangen: Vervang
elke vier jaar.
DAU23040
Doorbuiging aandrijfriem De doorbuiging van de aandrijfriem moet
worden gecontroleerd en afgesteld volgens
de intervalperioden vermeld in het periodie-
ke smeer-en onderhoudsschema.
DAU38410
Spanning van aandrijfriem controleren
1. Zet de machine op de zijstandaard.
2. Noteer de huidige positie van de aan-
drijfriem, gebruik daartoe de merkte-
kens bij het inspectiegat.OPMERKIN
G
De merktekens bij het inspectiegat hebbeneen onderlinge afstand van 5.0 mm (0.2 in).1. Aandrijfriem
2. Merktekens
3. Doorbuiging aandrijfriem
U5C4D3D0.book Page 17 Thursday, September 11, 2008 9:37 AM

Page 60 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
3. Noteer de positie van de aandrijfriem
als met een riemspanningsmeter een
kracht van 45 N (4.5 kgf, 10 lbf) op de
riem wordt uitgeoefend.OPMERKINGEen riemspanningsmeter is verkrijgbaar bijeen Yamaha dealer.
4. Bereken de riemdoorbuiging door van
de meetwaarde uit stap 3 de meet-
waarde gevonden in stap 2 af te trek-
ken.
5. Als de riemdoorbuiging niet correct is,
laat deze dan door een Yamaha
dealer bijstellen.
DAU23101
Kabels controleren en smeren De werking van alle bedieningskabels en de
conditie van alle kabels moet voorafgaand
aan elke rit worden gecontroleerd en de ka-
bel en kabeleinden moeten indien nodig
worden gesmeerd. Vraag een Yamaha
dealer een kabel te controleren of te vervan-
gen wanneer deze is beschadigd of niet
soepel beweegt. WAARSCHUWING!
Schade aan de buitenkabel kan de kabel-
werking hinderen en leiden tot roestvor-
ming op de binnenkabel. Vervang een
beschadigde kabel zo snel mogelijk om
onveilige omstandigheden te voorko-
men.
[DWA10721]DAU23111
Controleren en smeren van gas-
greep en gaskabel De werking van de gasgreep hoort vooraf-
gaand aan elke rit te worden gecontroleerd.
Smeer ook de gaskabel volgens de interval-
tijden gespecificeerd in het periodiek onder-
houdsschema.
1. RiemspanningsmeterDoorbuiging aandrijfriem:
7.5–13.0 mm (0.30–0.51 in)
Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
U5C4D3D0.book Page 18 Thursday, September 11, 2008 9:37 AM

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 90 next >