YAMAHA YZF-R1 2007 Instructieboekje (in Dutch)

Page 61 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
3. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor het mini-
mum bevindt, verwijder dan het
stroomlijnpaneel B. (Zie pagina 6-6.)
4. Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir, vul koelvloeistof bij tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau, en breng dan de dop van het
koelvloeistofreservoir weer aan.
LET OP:
DCA10471

Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.

Vervang, indien water in plaats van
koelvloeistof is gebruikt, het water
zo snel mogelijk door koelvloeistof.
Anders is het koelsysteem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.

Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vriespercentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectiefzijn.WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
5. Breng het stroomlijnpaneel aan.OPMERKING:
De radiatorkoelvinnen schakelen auto-
matisch aan of uit, afhankelijk van de
temperatuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator.

Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-43 nadere instructies ver-meld.
DAU42980
Verversen van de koelvloeistof
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en laat het motorblok indien no-
dig afkoelen.
2. Verwijder de stroomlijnpanelen B en
C. (Zie pagina 6-6.)
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.25 L (0.26 US qt) (0.22 Imp.qt)
U4C8D0D0.book Page 13 Thursday, September 21, 2006 3:03 PM

Page 62 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
3. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
4. Verwijder de radiatorvuldop.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
5. Verwijder de aftapplug voor koelvloei-
stof om het koelsysteem leeg te ma-
ken.6. Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir.
7. Verwijder het koelvloeistofreservoir
door de bouten te verwijderen en keer
dan het reservoir ondersteboven om
het leeg te maken.8. Spoel het koelsysteem grondig door
met schoon leidingwater, nadat alle
koelvloeistof is uitgestroomd.
9. Monteer het koelvloeistofreservoir
door de bouten aan te brengen.
10. Breng de aftapplug voor koelvloeistof
aan en zet deze dan vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.
OPMERKIN
G:
Controleer of de onderlegring beschadigd isen vervang indien nodig.
11. Giet de aanbevolen koelvloeistof in het
reservoir tot aan de merkstreep voor
maximumniveau en breng dan de dop
van het koelvloeistofreservoir aan.
12. Giet de aanbevolen koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator tot hij vol is.
1. Radiatorvuldop
1. Aftapplug koelvloeistof
1. Dop koelvloeistofreservoir
2. Koelvloeistofreservoir
3. Bout
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
7.0 Nm (0.7 m·kgf, 5.1 ft·lbf)
U4C8D0D0.book Page 14 Thursday, September 21, 2006 3:03 PM

Page 63 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
LET OP:
DCA10471

Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.

Vervang, indien water in plaats van
koelvloeistof is gebruikt, het water
zo snel mogelijk door koelvloeistof.
Anders is het koelsysteem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.

Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vriespercentage van dekoelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
13. Breng de radiatorvuldop aan, start de
motor, laat een paar minuten stationair
draaien en zet hem dan uit.
14. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig zoveel
koelvloeistof bij tot het niveau bovenin
de radiator staat en breng dan de ra-
diatorvuldop aan.
15. Start de motor en controleer dan of er-
gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
16. Breng de stroomlijnpanelen aan.
DAU42960
Het luchtfilterelement vervangen Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-18.)
2. Verwijder de panelen A en B. (Zie pa-
gina 6-6.)
3. Verwijder de tankbevestigingsbouten.
4. Licht de brandstoftank aan de voorzij-
de op en kantel hem dan naar achte-
ren van het luchtfilterhuis vandaan.
(Maak de brandstofslangen niet los!) Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol anti-
vries met corrosieremmers voor alu-
minium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Inhoud radiator (inclusief alle leidin-
gen):
2.76 L (2.92 US qt) (2.43 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot aan
de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.25 L (0.26 US qt) (0.22 Imp.qt)1. Bout
U4C8D0D0.book Page 15 Thursday, September 21, 2006 3:03 PM

Page 64 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
WAARSCHUWING
DWA10410

Let erop dat de brandstoftank cor-
rect wordt ondersteund.

Kantel of trek de brandstoftank niet
te veel heen en weer, anders kun-
nen de brandstofslangen los rakenen zo lekkage veroorzaken.
5. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
LET OP:
DCA12880
Zorg er bij het verwijderen van het lucht-
filterdeksel voor dat er geen vreemde
voorwerpen in het inlaatspruitstuk val-len.
6. Trek het luchtfilterelement los.7. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan, door de uitsteeksels van het ele-
ment in de uitsparingen van het lucht-
filterhuis te plaatsen.1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
1. Luchtfilterelement
2. Luchtinlaatspruitstuk
1. Uitsteeksel
2. Sleuf
U4C8D0D0.book Page 16 Thursday, September 21, 2006 3:03 PM

Page 65 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
LET OP:
DCA10480

Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.

Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige slij-
tage bij de zuiger(s) en/of de cilin-der(s).
8. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
9. Plaats de brandstoftank in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
bouten aan.WAARSCHUWING
DWA12380

Controleer voor de installatie van
de brandstoftank of de brand-
stofslangen niet zijn beschadigd.
Als een van de slangen is bescha-
digd, start de motor dan niet. Laat
de slang vervangen door een
Yamaha dealer om brandstoflekka-
ge te voorkomen.

Controleer of de brandstofslangen
stevig zijn aangesloten, de juiste
ligging hebben en niet worden afge-
kneld.

Zorg dat de tankbeluchtings-
slang/overloopslang weer in de oor-
spronkelijke positie wordtgeplaatst.
10. Monteer de panelen.
11. Breng het bestuurderszadel aan.
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0
mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
1. Tankbeluchtingsslang/overloopslang
1. Vrije slag gaskabel
U4C8D0D0.book Page 17 Thursday, September 21, 2006 3:03 PM

Page 66 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21771
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en indien nodig worden bijge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA10500

De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).

De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA11020
De aanwezigheid van bagage heeft grote
invloed op het weggedrag, de rem- en rij-
eigenschappen en de veiligheid van uw
motor. Neem daarom de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht.
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con- Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Achter:
290 kPa (42 psi) (2.90 kgf/cm²)
90–195 kg (198–430 lb):
Voor:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Achter:
290 kPa (42 psi) (2.90 kgf/cm²)
Rijden met hoge snelheid:
Voor:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Achter:
290 kPa (42 psi) (2.90 kgf/cm²)
Maximale belasting*:
195 kg (430 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder, pas-
sagier, bagage en accessoires
U4C8D0D0.book Page 18 Monday, October 23, 2006 11:58 AM

Page 67 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.

Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.

Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.

Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.

Controleer vóór iedere rit de condi-tie en spanning van de banden.Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKING:De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10470

Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.

De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-ring beschikt.
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U4C8D0D0.book Page 19 Thursday, September 21, 2006 3:03 PM

Page 68 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
WAARSCHUWING
DWA10480

De banden op de voor- en achter-
wielen dienen van hetzelfde merk
en dezelfde constructie te zijn, an-
ders is het weggedrag van de motor
mogelijk niet normaal.

Na uitgebreide tests zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor dit
model goedgekeurd door Yamaha
Motor Co., Ltd.

Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.

Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-komen.WAARSCHUWING
DWA10600
Deze motorfiets is uitgerust met speciale
banden die geschikt voor zeer hoge rij-
snelheden. Let op het volgende om deze
banden zo effectief mogelijk te kunnen
gebruiken.

Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.

Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief wei-
nig grip totdat ze zijn “ingereden”.
Het is dan ook verstandig de eerste
100 km (60 mi) nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.

Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.

Pas de bandspanning steeds aanvolgens de rijomstandigheden.
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
Voorband:
Maat:
120/70 ZR17M/C (58W)
Fabrikant/model:
MICHELIN/Pilot POWER P
PIRELLI/DIABLO CORSA E (al-
leen voor modellen met max. pk)
Achterband:
Maat:
190/50 ZR17M/C (73W)
Fabrikant/model:
MICHELIN/ Pilot POWER
PIRELLI/DIABLO CORSA L (al-
leen voor modellen met max. pk)
VOOR en ACHTER:
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
U4C8D0D0.book Page 20 Thursday, September 21, 2006 3:03 PM

Page 69 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
DAU21960
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.

Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren, of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.

Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU33890
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen De vrije slag van de koppelingshendel dient
10.0–15.0 mm (0.39–0.59 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
Draai de stelbout bij de koppelingshendel
richting (a) voor meer vrije slag van de kop-
pelingshendel. Draai de stelbout richting (b)
voor minder vrije slag van de koppe-
lingshendel.
OPMERKING:Ga als volgt te werk als op de hierboven be-
schreven werkwijze de voorgeschreven
vrije slag van de koppelingshendel nietwordt gehaald.
1. Draai de stelbout bij de koppe-
lingshendel richting (a) om de koppe-
lingskabel losser te stellen.
2. Draai de borgmoer bij het carter los.
3. Draai de stelmoer richting (a) voor
meer gaskabelspeling. Draai de stel-
moer richting (b) voor minder vrije slag
van de koppelingshendel.
4. Draai de borgmoer aan.
1. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
2. Vrije slag van koppelingshendel
1. Borgmoer
2. Stelmoer voor vrije slag remhendel (carter)
U4C8D0D0.book Page 21 Thursday, September 21, 2006 3:03 PM

Page 70 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-22
6
DAU22270
Remlichtschakelaar afstellen De remlichtschakelaar, die wordt geacti-
veerd door het rempedaal, is correct afge-
steld wanneer het remlicht gaat branden
vlak voordat de remwerking intreedt. Stel in-
dien nodig de remlichtschakelaar als volgt
af.
Terwijl de stelmoer wordt gedraaid, moet de
remlichtschakelaar op zijn plaats worden
gehouden. Draai de stelmoer in de richting
(a) om het remlicht eerder te laten branden.
Draai de stelmoer in de richting (b) om het
remlicht later te laten branden.
DAU22390
Controleren van voor- en achter-
remblokken De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU43062
Remblokken voorrem
De remklauwen van de voorrem zijn voor-
zien van twee rembloksets.
Elk voorremblok heeft één of twee slijtage-
indicatorgroeven, zodat het remblok op slij-
tage kan worden gecontroleerd zonder de
rem te hoeven demonteren. Let op de slijta-
ge-indicatorgroeven om de remblokslijtage
te controleren. Wanneer een remblok zoveris afgesleten dat een slijtage-indicatorgroef
bijna zichtbaar is, vraag dan een Yamaha-
dealer de remblokken als set te vervangen.
DAU22500
Remblokken achterrem
Controleer elk achterremblok op schade en
meet de remvoeringsdikte. Als een remblok
beschadigd is of als de remvoeringsdikte
minder is dan 1.0 mm (0.04 in), vraag dan
een Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
1. Remvoeringdikte
U4C8D0D0.book Page 22 Tuesday, December 12, 2006 2:45 PM

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 110 next >