YAMAHA YZF-R1 2008 Instructieboekje (in Dutch)
Page 51 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3
6
8*RemslangenControleer op scheurtjes en beschadigingen.√√√√ √
Vervangen. Elke 4 jaar
9*WielenControleer de speling en controleer op beschadigingen.√√√√
10*BandenControleer op slijtage en beschadigingen.
Vervang indien nodig.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.√√√√ √
11*WiellagersControleer op speling of beschadigingen.√√√√
12*AchterbrugControleer op een correcte werking en overmatige spe-
ling.√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 50000 km
13 AandrijfkettingControleer de spanning, uitlijning en conditie van de aan-
drijfketting.
Stel de ketting af en smeer deze grondig met een speciale
smering voor o-ringkettingen. Elke 800 km en na elke wasbeurt of rit in de regen
14*BalhoofdlagersControleer de lagers op speling en oppervlakteruwheid.√√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km
15*StuurdemperControleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√
16*FramebevestigingenControleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet.√√√√ √
17Scharnieras van rem-
hendelSmeren met siliconenvet.√√√√ √
18Scharnieras van koppe-
lingshendelSmeren met lithiumvet.√√√√ √ NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040
U4C8D1D0.book Page 3 Wednesday, June 13, 2007 9:11 AM
Page 52 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
6
19Scharnierpunten scha-
kelpedaalstangSmeren met lithiumvet.√√√√ √
20 ZijstandaardControleer de werking.
Smeren.√√√√ √
21*ZijstandaardschakelaarControleer de werking.√√√√√ √
22*Vo o r v o r kControleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√
23*SchokdemperunitControleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√
24*Relaisarm achterwie-
lophanging en schar-
nierpunten
verbindingsarmControleer de werking.√√√√
25*Brandstofinjectiesys-
teemStel de synchronisatie af.√√√√ √
26 MotorolieVerversen.
Controleer het olieniveau en controleer de machine op
olielekkage.√√√√√ √
27 OliefilterpatroonVervangen.√√√
28*KoelsysteemControleer het koelvloeistofniveau en controleer de ma-
chine op vloeistoflekkage.√√√√ √
Verversen. Elke 3 jaar
29*Voor- en achterrem-
schakelaarControleer de werking.√√√√√ √
30Bewegende delen en
kabelsSmeren.√√√√ √ NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040U4C8D1D0.book Page 4 Wednesday, June 13, 2007 9:11 AM
Page 53 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
6
DAU18680
OPMERKING:
Luchtfilter
Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht, om het niet te bescha-
digen.
Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
31*Gaskabelhuis en gas-
kabelControleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.√√√√ √
32*LuchtinlaatsysteemControleer de luchtafsluitklep, de membraanklep en de
slang op beschadiging.
Vervang beschadigde onderdelen indien nodig.√√√√ √
33*Uitlaatdemper en uit-
laatpijpControleer of de schroefklem goed vastzit.√√√√√
34*EXUP-systeemControleer de werking, de vrije slag van de kabel en de
positie van de katrol.√√√
35*Lampen, richtingaan-
wijzers en schakelaarsControleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.√√√√√ √ NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040
U4C8D1D0.book Page 5 Wednesday, June 13, 2007 9:11 AM
Page 54 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
6
DAU18712
Stroomlijn- en framepanelen ver-
wijderen en aanbrengen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de afgebeelde stroom-
lijn- en framepanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf door wanneer een
stroomlijn- of framepaneel moet worden
verwijderd of aangebracht.
DAU42970
Stroomlijnpanelen A en B
Verwijderen van een stroomlijnpaneel1. Verwijder de snelsluitschroeven en de
drukclips, schuif het stroomlijnpaneel
naar achteren en neem het paneel
weg.
1. Paneel A
2. Paneel C
3. Stroomlijnpaneel A
4. Stroomlijnpaneel C
1. Paneel B
2. Paneel D
3. Stroomlijnpaneel B
1. Snelsluitschroef
1. Stroomlijnpaneel A
2. Drukclip
U4C8D1D0.book Page 6 Wednesday, June 13, 2007 9:11 AM
Page 55 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
2. Maak de kabelstekker van de richtin-
gaanwijzer los.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Sluit de kabelstekker van de richtin-
gaanwijzer aan.2. Plaats de uitsteeksels van het stroom-
lijnpaneel in de sleuven en schuif het
paneel naar voren.
3. Breng de drukclips en de snelsluit-
schroeven aan.
DAU42951
Stroomlijnpaneel C
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-6.)
2. Verwijder de bouten en de snelsluit-
schroeven.3. Schuif het stroomlijnpaneel naar ach-
teren om de uitsteeksels uit de uitspa-
ringen te haken en neem het paneel
daarna weg.
1. Stroomlijnpaneel B
2. Drukclip
1. Kabelboomstekker richtingaanwijzer
1. Sleuf
2. Uitsteeksel
1. Bout
2. Snelsluitschroef
3. Stroomlijnpaneel C
1. Stroomlijnpaneel C
2. Sleuf
3. Uitsteeksel
U4C8D1D0.book Page 7 Wednesday, June 13, 2007 9:11 AM
Page 56 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Plaats de uitsteeksels in de uitsparin-
gen en schuif het stroomlijnpaneel
naar voren.
2. Plaats het stroomlijnpaneel in zijn oor-
spronkelijke positie en breng dan de
snelsluitschroeven en de bouten aan.
3. Breng het stroomlijnpaneel A aan.
DAU33990
Panelen A en B
Om een van de panelen te verwijderen1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-18.)
2. Verwijder de schroef en verwijder dan
het paneel zoals afgebeeld.Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroef aan.
2. Breng het bestuurderszadel aan.
DAU36630
Panelen C en D
Om een van de panelen te verwijderenVerwijder de schroef en de drukclip, en trek
daarna het paneel los zoals afgebeeld.
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie, en breng dan de schroef en de drukclip
aan.
1. Sleuf
2. Uitsteeksel
1. Paneel A
2. Schroef
1. Schroef
2. Paneel C
3. Drukclip
U4C8D1D0.book Page 8 Wednesday, June 13, 2007 9:11 AM
Page 57 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
DAU19652
Controleren van de bougies Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door verhit-
ting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING:Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR9EK
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9.0 ft·lbf)
U4C8D1D0.book Page 9 Wednesday, June 13, 2007 9:11 AM
Page 58 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-ment worden aangedraaid.LET OP:
DCA10840
Gebruik geen gereedschap om de bou-
giedop te verwijderen of aan te brengen,
om de bobinekabel niet te beschadigen.
De bougiedop is mogelijk lastig te ver-
wijderen omdat de rubber afdichting aan
het uiteinde stevig vastzit. Haal de bou-
giedop los door hem heen en weer te
draaien en tegelijkertijd los te trekken;
breng de bougiedop aan door heen en
weer te draaien en tegelijkertijd aan tedrukken.
DAU19912
Motorolie en oliefilterpatroon Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKIN
G:
Zorg dat de machine rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de machine iets schuin staat, kan hetniveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechtsonder
in het carter.OPMERKING:Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan.4. Als de motorolie bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van de
aanbevolen soort, bij tot het correcte
niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Verwijder het stroomlijnpaneel C. (Zie
pagina 6-6.)
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.
1. Kijkglas olieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Olievuldop
U4C8D1D0.book Page 10 Wednesday, June 13, 2007 9:11 AM
Page 59 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.OPMERKIN
G:
Sla de stappen 5–7 over als de oliefilterpa-troon niet wordt vervangen.
5. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
OPMERKING:De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutelleveren.
6. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.
OPMERKING:Zorg dat de o-ring correct aanligt.
7. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
8. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.OPMERKING:Controleer of de onderlegring beschadigd isen vervang indien nodig.
1. Olieaftapplug
1. Oliefiltersleutel
2. Oliefilterpatroon
1. O-ring
1. Momentsleutel
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
U4C8D1D0.book Page 11 Wednesday, June 13, 2007 9:11 AM
Page 60 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
9. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
monteer dan de olievuldop en zet deze
vast.OPMERKIN
G:
Alle gemorste olie moet worden afgeveegd,
nadat de motor en het uitlaatsysteem zijnafgekoeld.LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dangespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
10. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
OPMERKING:Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan, alshet olieniveau correct is.LET OP:
DCA10400
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controlerendoor een Yamaha dealer.
11. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
12. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU42990
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutiefworden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING:Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-niveau staan. Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.90 L (3.07 US qt) (2.55 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
3.10 L (3.28 US qt) (2.73 Imp.qt)
U4C8D1D0.book Page 12 Wednesday, June 13, 2007 9:11 AM