YAMAHA YZF-R1 2011 Instructieboekje (in Dutch)

Page 91 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-36
6
6. Monteer de gloeilampkap door deze
rechtsom te draaien.
7. Vraag indien nodig een Yamaha
dealer de koplamplichtbundel af te
stellen.
DAU24181
Achterlicht/remlichtunit Dit model is uitgerust met een LED-type
remlicht/achterlicht.
Als het remlicht/achterlicht niet gaat bran-
den, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
DAU24204
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen 1. Verwijder de lamplens van de richtin-
gaanwijzer door de schroeven te ver-
wijderen.
2. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.
3. Plaats een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting, druk deze in en draai rechtsom tot
hij stuit.
4. Monteer de lamplens door de schroef
aan te brengen. LET OP: Draai de
schroef niet te vast, hierdoor kan de
lens breken.
[DCA11191]
1. Schroef
1
U14BD2D0.book Page 36 Wednesday, June 16, 2010 5:38 PM

Page 92 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-37
6
DAU24313
Gloeilamp in kentekenverlichting
vervangen 1. Verwijder de lampeenheid voor kente-
kenverlichting door de schroeven los
te draaien.
2. Verwijder de gloeilampfitting van de
kentekenverlichting (samen met de
gloeilamp) door deze uit te trekken.3. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting.
5. Breng de lampfitting aan (samen met
de gloeilamp) door deze vast te druk-
ken.
6. Monteer de lampeenheid voor kente-
kenverlichting door de schroeven aan
te brengen.
DAU32833
Parkeerlichtgloeilamp vervangen Dit model is voorzien van twee parkeerlich-
ten. Vervang een parkeerlichtgloeilamp als
volgt als deze is doorgebrand.
1. Verwijder paneel A (als u de linker par-
keerlichtgloeilamp vervangt) of paneel
B (als u de rechter parkeerlichtgloei-
lamp vervangt). (Zie pagina 6-9.)
2. Verwijder de parkeerlichtfitting (samen
met de gloeilamp) door deze uit te
trekken.
3. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
1. Kentekenverlichtingsunit
2. Schroef
1
2
1. Gloeilamp kentekenverlichting
2. Gloeilampfitting kentekenverlichting
12
1. Fitting parkeerlichtgloeilamp
1
U14BD2D0.book Page 37 Wednesday, June 16, 2010 5:38 PM

Page 93 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-38
6
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting.
5. Bevestig de parkeerlichtfitting (samen
met de gloeilamp) door deze in te
drukken.
6. Monteer het paneel.
DAU24350
Ondersteunen van de motorfiets Dit model is niet voorzien van een midden-
bok, neem daarom de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht bij het verwijderen van
het voor- en achterwiel of bij het uitvoeren
van ander onderhoud waarbij de motorfiets
rechtop moet staan. Controleer of de motor-
fiets stabiel en horizontaal staat alvorens
onderhoud te verrichten. Onder het motor-
blok kan een stevige houten kist gezet wor-
den voor extra stabiliteit.
Onderhoud aan het voorwiel
1. Stabiliseer de achterzijde van de mo-
torfiets met een motorstandaard of, als
geen andere standaard voorhanden
is, door een krik te plaatsen onder het
frame aan de voorzijde van het achter-
wiel.
2. Breng het voorwiel los van de grond
met gebruik van een motorfietsstan-
daard.
Verwijderen van het achterwiel
Breng het achterwiel los van de grond met
een motorfietsstandaard of, als deze niet
voorhanden is, door een krik te plaatsen on-
der beide zijden van het frame aan de voor-
zijde van het achterwiel, of onder beide
uiteinden van de achterbrug.
DAU24360
Voorwiel
DAU33923
Om het voorwiel te verwijderen
WAARSCHUWING
DWA10821
Zorg dat de machine veilig wordt onder-
steund, zodat deze niet kan omvallen.1. Draai de wielasklembouten, de wielas-
bout en dan de remklauwbouten van
het voorwiel los.
2. Licht het voorwiel van de grond vol-
gens de werkwijze op pagina 6-38.
3. Verwijder aan beide zijden de rem-
slanghouders door de bout en de moer
los te halen.
4. Verwijder aan beide zijden de rem-
klauwen door de bouten los te halen.
1. Parkeerlichtgloeilamp
1
1. Klembout voorwielas11
U14BD2D0.book Page 38 Wednesday, June 16, 2010 5:38 PM

Page 94 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-39
6
5. Verwijder de wielasbout, druk de wie-
las vanaf de linkerzijde naar buiten en
verwijder dan het wiel. LET OP: Be-
krachtig de rem niet nadat de rem-
klauwen zijn verwijderd, hierdoor
worden de remblokken tegen elkaar
geknepen.
[DCA11051]DAU33934
Aanbrengen van het voorwiel
1. Breng het wiel omhoog tussen de
vorkpoten.
2. Steek de wielas naar binnen.
3. Breng de asbout aan, laat het voorwiel
zover zakken dat het op de grond rust
en klap vervolgens de zijstandaard uit.
4. Monteer de achterremklauwen door
de bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.OPMERKINGKijk of er voldoende afstand tussen de rem-
blokken is voordat de remklauwen over de
remschijven worden gemonteerd.
5. Monteer de remslanghouders door de
bouten en moeren aan te brengen.
6. Draai de wielasbout vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.OPMERKINGBlokkeer bij het vastzetten van de wielas-
bout de wielas met een 19-mm zeskant-
sleutel, zodat deze niet meedraait.7. Zet wielasklembout B vast en draai
dan klembout A aan met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
1. Remslanghouder
2. Bout en moer
3. Remklauwbout
4. Remklauw
5. Wielasbout
1
2
3
4 5
1. Wielas
1
Aanhaalmoment:
Remklauwbout:
35 Nm (3.5 m·kgf, 25 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Wielasbout:
91 Nm (9.1 m·kgf, 66 ft·lbf)
U14BD2D0.book Page 39 Wednesday, June 16, 2010 5:38 PM

Page 95 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-40
6
8. Draai klembout B opnieuw aan met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
9. Tik met een rubber hamer tegen de
buitenkant van de rechter vorkpoot om
deze in lijn te brengen met het uiteinde
van de wielas.
10. Zet wielasklembout D vast en draai
dan klembout C aan met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
11. Draai klembout D opnieuw aan met
het voorgeschreven aanhaalmoment.12. Knijp in de voorrem en duw terwijl het
stuur een paar keer stevig omlaag om
te zien of de voorvork correct werkt.
DAU25080
Achterwiel
DAU25314
Verwijderen van het achterwiel
WAARSCHUWING
DWA10821
Zorg dat de machine veilig wordt onder-
steund, zodat deze niet kan omvallen.1. Draai de wielasmoer los.
2. Licht het achterwiel van de grond vol-
gens de werkwijze op pagina 6-38.
3. Verwijder de wielasmoer.
4. Draai de borgmoer volledig los aan
beide zijden van de achterbrug.
1. Klembout voorwielas A
2. Klembout voorwielas B
3. Klembout voorwielas C
4. Klembout voorwielas DAanhaalmoment:
Wielasklembout:
21 Nm (2.1 m·kgf, 15 ft·lbf)41
3
2
Aanhaalmoment:
Wielasklembout:
21 Nm (2.1 m·kgf, 15 ft·lbf)
1. Wielasmoer
2. Remklauwsteun
3. Remklauw
4. Borgmoer
5. Stelbout spanning aandrijfketting12
3
5
4(a)
U14BD2D0.book Page 40 Wednesday, June 16, 2010 5:38 PM

Page 96 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-41
6
5. Draai de stelbouten van de aandrijfket-
ting volledig in richting (a) en druk het
wiel naar voren.
6. Haal de aandrijfketting van het achter-
tandwiel.OPMERKIN
G

Als het verwijderen van de aandrijfket-
ting problemen oplevert, verwijder dan
eerst de wielas en breng het wiel vol-
doende omhoog om de ketting van het
achtertandwiel te kunnen halen.

De aandrijfketting kan niet worden ge-
splitst.
7. Ondersteun de remklauwsteun, trek
de wielas uit en verwijder dan het wiel.
LET OP: Bekrachtig de rem niet na-
dat het wiel met de remschijf is ver-
wijderd, hierdoor worden de
remblokken tegen elkaar geknepen.
[DCA11071]DAU25663
Om het achterwiel aan te brengen
1. Monteer het wiel en de remklauwsteun
door de wielas vanaf de linkerzijde in
te steken.OPMERKING
Zorg ervoor dat de borging op de rem-
klauwsteun in de sleuf in de achter-
brug valt.

Kijk of er voldoende afstand tussen de
remblokken is voordat u het wiel aan-
brengt.
2. Breng de aandrijfketting aan op het
achtertandwiel.
3. Breng de asmoer aan, laat het achter-
wiel zover zakken dat het op de grond
rust en klap vervolgens de zijstan-
daard uit.
4. Stel de spanning van de aandrijfket-
ting af. (Zie pagina 6-26.)
5. Trek de asmoer en daarna de borg-
moeren aan met de voorgeschreven
aanhaalmomenten.
1. Wielas
1
1. Borging
2. SleufAanhaalmomenten:
Wielasmoer:
150 Nm (15 m·kgf, 108 ft·lbf)
Borgmoer:
16 Nm (1.6 m·kgf, 12 ft·lbf)
2
1
U14BD2D0.book Page 41 Wednesday, June 16, 2010 5:38 PM

Page 97 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-42
6
DAU25871
Problemen oplossen Yamaha motorfietsen ondergaan een gron-
dige inspectie voordat ze vanaf de fabriek
op transport gaan, maar tijdens gebruik
kunnen toch storingen optreden. Proble-
men in de brandstof-, compressie- of ont-
stekingssystemen kunnen bijvoorbeeld de
oorzaak zijn van slecht starten of een afna-
me in motorvermogen.
In de volgende storingzoekschema’s is een
snelle en gemakkelijke werkwijze weerge-
geven om deze vitale systemen zelf te kun-
nen controleren. Ga met uw motorfiets
echter wel naar een Yamaha dealer als re-
paraties nodig zijn, hier zijn vakkundige
monteurs aanwezig die beschikken over het
benodigde gereedschap en de ervaring en
vakkennis om het nodige onderhoud aan de
motorfiets correct te verrichten.
Gebruik uitsluitend originele Yamaha ver-
vangingsonderdelen. Niet-originele onder-
delen lijken misschien op Yamaha
onderdelen maar zijn toch vaak van minde-
re kwaliteit en hebben een kortere levens-
duur, zodat dan later mogelijk toch dure
reparaties nodig zijn.
WAARSCHUWING
DWA15141
Rook niet tijdens het controleren van het
brandstofsysteem en let erop dat er
geen open vuur of vonken in de omge-
ving zijn, inclusief waakvlammen van
geisers of ovens. Benzine en benzine-
dampen kunnen vlam vatten of explode-
ren, met ernstig letsel of schade aan
eigendommen tot gevolg.
U14BD2D0.book Page 42 Wednesday, June 16, 2010 5:38 PM

Page 98 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-43
6
DAU42502
Storingzoekschema’s Startproblemen of slechte werking van de motor
Controleer het
brandstofniveau in de
brandstoftank.1. Brandstof
Er is voldoende brandstof aanwezig.
Er is geen brandstof aanwezig.
Controleer de compressie.
Vul brandstof bij.
De motor start niet.
Controleer de compressie.
Bedien de elektrische
startknop.2. Compressie
Er is compressie.
Er is geen compressie.
Controleer de ontsteking.
Vraag een Yamaha dealer de
machine te controleren.
Verwijder de bougies en
controleer de elektroden.3. Ontsteking
Schoonvegen met een droge doek. Stel de
elektrodenafstand van de bougies af of vervang de bougies.
Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.
De motor start niet. Vraag een
Yamaha dealer de machine te
controleren.
De motor start niet. Controleer de accu.
Bedien de elektrische
startknop.4. Accu
De motor draait snel rond.
De motor draait langzaam rond.
De accu is in orde.Controleer de aansluitingen van de
accukabels en vraag indien nodig een
Yamaha dealer om de accu te laden.
DroogNat
Bedien de elektrische startknop.
U14BD2D0.book Page 43 Wednesday, June 16, 2010 5:38 PM

Page 99 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-44
6
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWAT1040

Verwijder de radiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen
naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.

Breng een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de radiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen
de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze links-
om en verwijder de dop.
OPMERKINGAls geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
U14BD2D0.book Page 44 Wednesday, June 16, 2010 5:38 PM

Page 100 of 112

VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7-1
7
DAU37833
Matkleur, let op LET OP
DCA15192
Sommige modellen zijn uitgerust met
matkleurige onderdelen. Raadpleeg een
Yamaha dealer voor advies over wat
voor producten gebruikt moeten worden
om het voertuig te reinigen. Het gebruik
van een borsteltje, chemische produc-
ten of reinigingsmiddelen tijdens het rei-
nigen van deze onderdelen kan het
oppervlak bekrassen of beschadigen.
Ook was moet niet worden aangebracht
op een van de matkleurige onderdelen.
DAU36904
Verzorging De open constructie van een motorfiets
maakt de fraaie techniek beter zichtbaar,
maar de machine is hierdoor ook kwets-
baarder. Er kan roestvorming en corrosie
optreden, ook al zijn hoogwaardige compo-
nenten gebruikt. Een roestige uitlaatpijp valt
bij een auto niet zo op, maar doet bij een
motorfiets afbreuk aan het algehele uiterlijk.
Regelmatige en correcte verzorging is niet
alleen vereist volgens de garantiebepalin-
gen, maar zorgt ook dat de motorfiets er
langer mooi uit blijft zien, verlengt de le-
vensduur en verbetert de prestaties.
Alvorens te reinigen
1. Dek de uitlaatdemperopeningen af
met een plastic zak nadat de motor is
afgekoeld.
2. Controleer of alle doppen en afdek-
pluggen, ook de bougiedoppen, en
alle elektrische stekkers en aansluitin-
gen stevig zijn bevestigd.
3. Verwijder hardnekkige vervuiling, zo-
als verbrande olie op het carter, met
een ontvetter en een borstel, maar ge-
bruik dergelijke producten nooit op af-
dichtingen, pakkingen, tandwielen, de
aandrijfketting en de wielassen. Spoel
vuil en ontvetter altijd af met water.Reinigen
LET OP
DCA15092

Vermijd het gebruik van sterke en
bijtende wielreinigingsmiddelen,
vooral bij spaakwielen. Als dergelij-
ke producten toch worden gebruikt
om hardnekkig vuil los te maken,
laat het reinigingsmiddel dan niet
langer inwerken dan is vermeld in
de gebruiksinstructies. Spoel ver-
volgens grondig na met water, laat
direct drogen en breng daarna een
corrosiewerende spray aan.

Bij verkeerd reinigen kunnen kunst-
stof delen (zoals stroomlijnpanelen,
framepanelen, kuipruiten, koplamp-
lenzen, lenzen van de instrumen-
tenverlichting enz.) en de
uitlaatdempers beschadigd raken.
Gebruik alleen een zachte, schone
doek of een spons met water om
kunststof delen te reinigen. Als de
kunststof delen met water niet af-
doende kunnen worden gereinigd,
kan een mild reinigingsmiddel met
water worden gebruikt. Spoel reini-
gingsmiddelresten zorgvuldig af
met grote hoeveelheden water, aan-
gezien ze de kunststof delen kun-
nen beschadigen.
U14BD2D0.book Page 1 Wednesday, June 16, 2010 5:38 PM

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 next >