stop start YAMAHA YZF-R6 2005 Instructieboekje (in Dutch)
Page 21 of 102
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
DAU11530
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knippert wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren. (Zie
pagina 3-8 voor uitleg over de werking van
het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU11571
Controlelampje schakelmoment
Dit controlelampje kan zodanig worden in-
gesteld dat het oplicht of dooft bij bepaalde
motortoerentallen en geeft aan wanneer het
tijd is om naar de volgende versnelling te
schakelen.
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je controleert u door de sleutel naar “ON” te
draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuitte testen. (Zie pagina 3-8 voor een uitge-
breide uitleg over de functie van dit contro-
lelampje en de instelprocedure.)
DAU26872
Controlelampje startblokkering “”
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je controleert u door de sleutel naar “ON” te
draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit
te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.OPMERKING:Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. Als het startblokkeersysteem defect
is, gaat het controlelampje knipperen en
toont het multifunctionele display een fout-
code wanneer de contactsleutel naar “ON”
wordt gedraaid. (Zie “Zelfdiagnosesysteem”op pagina 3-8 voor meer informatie.)
DAU11872
Toerenteller Met de elektrische toerenteller kan de mo-
torrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot aan het hoogste aantal toe-
ren per minuut en keert daarna weer terug
naar nul tpm om het elektrische circuit te
testen.LET OP:
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.Rode zone: 15500 tpm en hoger1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
U5SLD2D0.book Page 7 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 26 of 102
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
3
DAU12343
Stuurschakelaars Links
Rechts
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht
en op “” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “”. Zet deze schakelaar op “” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12710
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien.LET OP:
DCA10050
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voor-dat u de motor start.
DAU12731
Schakelaar alarmverlichting “”
Met de sleutel in de stand “ON” of “” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP:
DCA10060
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accuontladen raken.
1. Lichtsignaalschakelaar “”
2. Dimlichtschakelaar “/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
4. Claxonschakelaar “”
5. Schakelaar alarmverlichting “”
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Startknop “”U5SLD2D0.book Page 12 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 38 of 102
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-24
3
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. Controleer of de noodstopschakelaar aanstaat.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
12. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt.
Deze controle is vooral betrouwbaar als hij
wordt uitgevoerd met een warme motor.De vrijstandschakelaar is mogelijk defect.
De motorfiets mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
De sperschakelaar van de zijstandaard is
mogelijk defect.
De motorfiets mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
De sperschakelaar van de koppelingshendel is
mogelijk defect.
De motorfiets mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
JA NEE JA NEE JA NEEOPMERKING:
U5SLD2D0.book Page 24 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 42 of 102
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-4
4
Sperschakelaar voor de zij-
standaardControleer de werking van het startspersysteem.
Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kijken.3-22
LuchtaanzuigkanaalControleer of het luchtrooster niet is verstopt.
Reinig indien nodig.6-17 ITEM CONTROLES PAGINA
U5SLD2D0.book Page 4 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 43 of 102
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15950
WAARSCHUWING
DWA10270
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties en
hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als
u de werking van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een afgeslo-
ten ruimte en laat deze hierin ook
niet lange tijd aaneen draaien. Uit-
laatgassen zijn giftig en het inade-
men ervan kan al binnen korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en do-
delijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
Controleer of de zijstandaard is in-
getrokken alvorens weg te rijden.
Als de zijstandaard niet behoorlijk
is ingetrokken, kan deze de grond
raken en zo de motorrijder afleiden,
waardoor u de macht over het stuurverliest.
DAU33010
Starten van de motor Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.WAARSCHUWING
DWA10290
Controleer voor het starten van de
motor de werking van het startsper-
systeem en volg daarbij de werkwij-
ze beschreven op pagina 3-23.
Ga nooit rijden terwijl de zijstan-daard omlaag staat.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “” is gezet.
LET OP:
DCA11730
De volgende waarschuwingslampjes en
het controlelampje moeten enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje olieniveau
Waarschuwingslampje brandstofni-
veau
Waarschuwingslampje koelvloei-
stoftemperatuur
Controlelampje schakelmoment
Waarschuwingslampje motorsto-
ring
Controlelampje startblokkering
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet dooft, zie dan pagina 3-3
voor een controle van het circuit van het
betreffende waarschuwings- of controle-
lampje.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.OPMERKING:Als de versnellingsbak in de vrijstand staat,
moet het vrijstandcontrolelampje branden;
zo niet, vraag dan een Yamaha dealer hetelektrisch circuit te testen.
3. Start de motor door de startknop in te
drukken.OPMERKING:Als de motor niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar seconden en
probeer het dan opnieuw. Iedere startpo-
ging moet zo kort mogelijk duren om de
accu te sparen. Laat de startmotor nooit lan-ger dan 10 seconden aaneen draaien.
U5SLD2D0.book Page 1 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 63 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
LET OP:
DCA10480
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige slij-
tage bij de zuiger(s) en/of de cilin-der(s).
8. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
9. Plaats de brandstoftank in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
bouten aan.WAARSCHUWING
DWA11360
Controleer alvorens de brandstof-
tank in zijn oorspronkelijke positie
te plaatsen de brandstofslangen op
beschadigingen. Start de motor niet
als een brandstofslang beschadigd
is, maar vraag een Yamaha dealer
de beschadigde slangen te vervan-
gen om zo brandstoflekkage te
voorkomen.
Controleer of de brandstofslangen
stevig zijn aangesloten en de juiste
ligging hebben en niet worden afge-
kneld.
Vergeet niet de tankbeluchtings-
slang en de overloopslang weer in
de oorspronkelijke positie te leg-gen.
10. Breng het bestuurderszadel aan.
DAU21210
Luchtaanzuigkanaal Controleer of het luchtrooster in het aan-
zuigkanaal niet is verstopt. Reinig indien no-
dig het luchtrooster.
1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
1. Luchtaanzuigkanaal
U5SLD2D0.book Page 17 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 88 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-42
6
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWA10400
Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en
stoom kan naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng na verwijderen van de borgbout voor de radiatorvuldop een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de ra-
diatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk dedop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze linksom en verwijder de dop.
OPMERKING:Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
U5SLD2D0.book Page 42 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 98 of 102
INDEXAAandrijfketting, smeren ......................... 6-26
Accu ...................................................... 6-31
Achterbrugscharnierpunten, smeren..... 6-29
Achterlicht/remlicht unit ......................... 6-34
Afstelling remlichtschakelaar ................ 6-23
Antidiefstal-alarmsysteem (optie).......... 3-11BBagageriembevestiging ........................ 3-22
Banden.................................................. 6-19
Bougies, controleren ............................... 6-8
Brandstof............................................... 3-15
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig ... 5-3CClaxonschakelaar ................................. 3-12
Contactslot/stuurslot ............................... 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ...... 3-3
Controlelampje grootlicht ........................ 3-4
Controlelampje schakelmoment.............. 3-7
Controlelampjes richtingaanwijzers ........ 3-4
Controlelampje startblokkering ............... 3-7
Controlelijst voor gebruik ........................ 4-2DDimlichtschakelaar ................................ 3-12GGasgreep en gaskabel, controleren en
smeren................................................ 6-27
Gereedschapsset .................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ........................................... 6-35
Gloeilamp richtingaanwijzer,
vervangen ........................................... 6-35HHelmbevestiging ................................... 3-17
IIdentificatienummers .............................. 9-1
Inrijperiode .............................................. 5-3KKabels, controleren en smeren............. 6-27
Klepspeling ........................................... 6-19
Koelvloeistof ......................................... 6-12
Koplampgloeilamp, vervangen ............. 6-33
Koppelingshendel ................................. 3-13
Koppelingshendel,
vrije slag afstellen............................... 6-22LLichtsignaalschakelaar ......................... 3-12
Locaties van onderdelen ........................ 2-1
Luchtaanzuigkanaal.............................. 6-17
Luchtfilterelement, controleren ............. 6-16MModelinformatiesticker............................ 9-2
Motorolie en oliefilterpatroon .................. 6-9
Multifunctioneel display .......................... 3-8NNoodstopschakelaar ............................. 3-12OOndersteunen van de motorfiets .......... 6-36
Opbergcompartiment ............................ 3-18PParkeerlichtgloeilamp, vervangen ........ 6-36
Parkeren ................................................. 5-4
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema.............................. 6-2
Problemen oplossen ............................. 6-40RRem- en koppelingshendels,
controleren en smeren ....................... 6-28Rem- en schakelpedalen,
controleren en smeren ........................ 6-28
Remhendel ............................................ 3-13
Rempedaal ............................................ 3-14
Remvloeistofniveau, controleren ........... 6-24
Remvloeistof, verversen........................ 6-25
Richtingaanwijzerschakelaar................. 3-12
SSchakelaar alarmverlichting .................. 3-12
Schakelen ............................................... 5-2
Schakelpedaal....................................... 3-13
Schokdemperunit, afstellen ................... 3-20
Sleutelnummer ........................................ 9-1
Spanning aandrijfketting........................ 6-25
Specificaties ............................................ 8-1
Stalling .................................................... 7-3
Startblokkeersysteem.............................. 3-1
Starten van de motor............................... 5-1
Startknop ............................................... 3-12
Startspersysteem .................................. 3-23
Stationair toerental ................................ 6-18
Storingzoekschema’s ............................ 6-41
Stroomlijn- en framepanelen,
verwijderen en aanbrengen .................. 6-6
Stuurschakelaars .................................. 3-12
Stuursysteem, controleren .................... 6-30TTankbeluchtingsslang/overloopslang .... 3-16
Tankdop ................................................ 3-14
Toerenteller ............................................. 3-7UUitlaatkatalysator................................... 3-16VVeiligheidsinformatie ............................... 1-1
U5SLD2D0.book Page 1 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM