YAMAHA YZF-R6 2006 Instructieboekje (in Dutch)
Page 11 of 104
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
Start de motor nooit in een afgesloten
ruimte en laat hem dan niet draaien.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
al heel snel bewusteloosheid of dode-
lijk letsel veroorzaken. Start de motor
alleen in de open lucht of in een ruimte
die voldoende ventilatie heeft.
Zet de motor altijd uit voordat u de mo-
torfiets onbeheerd achterlaat en neem
de sleutel uit het contactslot. Let op het
volgende als u de motor gaat parke-
ren:
De motor en het uitlaatsysteem kun-
nen heet zijn, parkeer de motorfiets
daarom op een plek waar voetgan-
gers en kinderen hier geen last van
hebben.
Parkeer de motor niet op een helling
of op een zachte ondergrond, om
omvallen te voorkomen.
Parkeer de motor niet nabij een
brandend toestel (bijv. een petro-
leumkachel) of bij open vuur, hij zou
zo vlam kunnen vatten.
Als u de motor in een ander voertuig
vervoert, zorg dan dat deze rechtop
staat. Als de motor schuin staat, kan er
benzine uit de brandstoftank stromen.
Roep onmiddellijk medische hulp in
als u benzine heeft ingeslikt, veel ben-
zinedamp heeft ingeademd of benzinein uw ogen is terechtgekomen. Morst u
benzine op uw huid of kleding, spoel
de bewuste plek dan direct met zeep-
water en trek andere kleding aan.
U2C0D0D0.book Page 4 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
Page 12 of 104
BESCHRIJVING
2-1
2
DAU10410
Aanzicht linkerzijde1. Zekeringenkastje 2 (pagina 6-31)
2. Stelbout voor veervoorspanning voorvork (pagina 3-20)
3. Stelschroef voor uitveerdemping voorvork (pagina 3-20)
4. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-22)
5. Stelschroef voor inveerdemping schokdemperunit (voor snelle inveer-
demping) (pagina 3-22)
6. Stelschroef voor inveerdemping schokdemperunit (voor langzame in-
veerdemping) (pagina 3-22)
7. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)8. Stelschroef voor uitveerdemping schokdemperunit (pagina 3-22)
9. Schakelpedaal (pagina 3-15)
10.Olieaftapplug (pagina 6-11)
11.Oliefilterpatroon (pagina 6-11)
12.Stelbout voor inveerdemping voorvork (voor snelle inveerdemping)
(pagina 3-20)
13.Stelbout voor inveerdemping voorvork (voor langzame inveerdemping)
(pagina 3-20)U2C0D0D0.book Page 1 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
Page 13 of 104
BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10420
Aanzicht rechterzijde1. Bagageriembevestiging (pagina 3-24)
2. Helmbevestiging (pagina 3-19)
3. Zekeringenkastje 1 (pagina 6-31)
4. Hoofdzekering (pagina 6-31)
5. Zekering brandstofinjectiesysteem (pagina 6-31)
6. Accu (pagina 6-30)
7. Luchtfilterelement (pagina 6-17)
8. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-23)9. Radiatorvuldop (pagina 6-14)
10.Koelvloeistofreservoir (pagina 6-14)
11.Olievuldop (pagina 6-11)
12.Aftapplug koelvloeistof (pagina 6-15)
13.Peilstok (pagina 6-11)
14.Rempedaal (pagina 3-15)
15.Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-23)
U2C0D0D0.book Page 2 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
Page 14 of 104
BESCHRIJVING
2-3
2
DAU10430
Bedieningen en instrumenten1. Koppelingshendel (pagina 3-14)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-13)
3. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
4. Multifunctionele meter (pagina 3-7)
5. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-13)
6. Remhendel (pagina 3-15)
7. Gasgreep (pagina 6-17)U2C0D0D0.book Page 3 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
Page 15 of 104
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
3
DAU10972
Startblokkeersysteem Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)
twee standaardsleutels (met een zwart
bovendeel) die opnieuw kunnen wor-
den gecodeerd
een transponder (die is geïntegreerd in
de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU
een controlelampje van het startblok-
keersysteem (Zie pagina 3-3.)De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voertuig
daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
LET OP:
DCA11820
BEWAAR DE CODEERSLEUTEL
ZORGVULDIG! NEEM ONMIDDEL-
LIJK CONTACT OP MET UW
DEALER ALS DE SLEUTEL VERLO-
REN RAAKT! Als de codeersleutel
verloren raakt, is het niet meer mo-
gelijk om de standaardsleutels op-
nieuw te coderen. De
standaardsleutels kunnen nog
steeds worden gebruikt om het
voertuig te starten, maar wanneer
de codeersleutel vereist is (bijvoor-
beeld als er een nieuwe standaards-
leutel wordt gemaakt of alle sleutels
verloren zijn geraakt) moet het vol-
ledige startblokkeersysteem wor-den vervangen. Het is daarom aan
te bevelen een van de twee stan-
daardsleutels te gebruiken en de
codeersleutel te bewaren op een
veilige plaats.
Dompel de sleutels niet onder in
water.
Stel de sleutels niet bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.
Houd de sleutels uit de buurt van
magneten (inclusief, maar niet uit-
sluitend, producten zoals luidspre-
kers etc.).
Plaats geen zware voorwerpen op
de sleutels.
Probeer niet de sleutels te slijpen of
de vorm ervan te veranderen.
Probeer niet het kunststof boven-
deel van de sleutels open te maken.
Bevestig niet meer dan één sleutel
van hetzelfde startblokkersysteem
aan een sleutelring.
Houd de standaardsleutels en sleu-
tels van andere startblokkeersyste-
men uit de buurt van de
codeersleutel van dit voertuig.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen uit de buurt van het
contactslot, deze kunnen signaal-storing veroorzaken.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
U2C0D0D0.book Page 1 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
Page 16 of 104
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU10471
Contactslot/stuurslot Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld.OPMERKING:Gebruik de standaardsleutel (zwart boven-
deel) voor het normale gebruik van het
voertuig. Bewaar de codeersleutel (rood bo-
vendeel) op een veilige plaats om verlies te
voorkomen en gebruik de sleutel uitsluitend
voor het opnieuw coderen van de stan-daardsleutels.
DAU38530
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en hetparkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKING:De koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat de
sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, zelfs alsde motor afslaat.
DAU10660
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU10680
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai hem dan naar de “LOCK”-stand.
Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.1. Drukken.
2. Draaien.
U2C0D0D0.book Page 2 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
Page 17 of 104
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
WAARSCHUWING
DWA10060
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de machine rijdt;
elektrische systemen worden dan afge-
schakeld en mogelijk zult u zo de macht
over het stuur verliezen of een ongeval
veroorzaken. Zorg altijd dat de machine
stilstaat voordat u de sleutel naar “OFF”of naar “LOCK” draait.
DAU34341
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “” te kunnen draaien.
LET OP:
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-den raken.
DAU11003
Controle- en
waarschuwingslampjes
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Controlelampje linker richtingaanwijzers
“”
2. Vrijstandcontrolelampje “”
3. Controlelampje grootlicht “”
4. Controlelampje rechter richtingaanwijzers
“”
5. Controlelampje brandstofniveau “”
6. Waarschuwingslampje olieniveau “”
7. Waarschuwingslampje koelvloeistoftempera-
tuur “”
8. Controlelampje schakelmoment
9. Waarschuwingslampje motorstoring “”
10.Controlelampje startblokkering
U2C0D0D0.book Page 3 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
Page 18 of 104
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11250
Waarschuwingslampje olieniveau “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
OPMERKING:
Bij een voldoende hoog olieniveau kan
het waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of bij
plotseling afremmen of optrekken, er is
dan echter geen sprake van een sto-
ring.
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het circuit van
het waarschuwingslampje olieniveau.
Als het waarschuwingslampje olieni-
veau defect is, wordt de volgende cy-
clus herhaald totdat de storing is
opgeheven: Het waarschuwings-
lampje olieniveau knippert tien keer en
dooft dan gedurende 2.5 seconde. Als
dit zich voordoet, vraag dan een
Yamaha dealer de machine te contro-leren.
DAU11361
Waarschuwingslampje brandstofniveau
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 3.5 L (0.92 US gal) (0.77
Imp.gal). Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
OPMERKING:Dit model is bovendien uitgerust met een
zelfdiagnosesysteem voor het circuit van
het waarschuwingslampje brandstofniveau.
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau defect is, wordt de volgende cyclus
herhaald totdat de storing is opgeheven:
Het waarschuwingslampje brandstofniveau
knippert acht keer en dooft dan gedurende
3.0 seconden. Als dit zich voordoet, vraag
dan een Yamaha dealer de machine te con-troleren.
DAU11422
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
U2C0D0D0.book Page 4 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
Page 19 of 104
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
LET OP:
DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl dezeoververhit is.
U2C0D0D0.book Page 5 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
Page 20 of 104
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
Koelvloeistof
temperatuurWeergave Condities Wat te doen
Onder 39 °C
(Onder 103 °F)De aanduiding “LO” wordt
getoond.OK. U kunt rijden.
40–116 °C
(104–242 °F)De temperatuur wordt ge-
toond.OK. U kunt rijden.
117–134 °C
(243–274 °F)De temperatuurweergave
knippert.
Het waarschuwingslampje
gaat branden.Breng de machine tot stilstand en laat
de motor stationair draaien tot de koel-
vloeistoftemperatuur daalt.
Zet de motor af als de temperatuur niet
daalt. (Zie pagina 6-40.)
Boven 135 °C
(Boven 275 °F)De aanduiding “HI” knippert.
Het waarschuwingslampje
gaat branden.Zet de motor af en laat afkoelen. (Zie
pagina 6-40.)
U2C0D0D0.book Page 6 Friday, September 16, 2005 10:11 AM