display YAMAHA YZF-R6 2007 Instructieboekje (in Dutch)

Page 6 of 104

INHOUDSOPGAVEVEILIGHEIDSINFORMATIE ..............1-1
BESCHRIJVING ................................2-1
Aanzicht linkerzijde ..........................2-1
Aanzicht rechterzijde .......................2-2
Bedieningen en instrumenten ..........2-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN
EN BEDIENINGEN.............................3-1
Startblokkeersysteem .....................3-1
Contactslot/stuurslot .......................3-2
Controle- en
waarschuwingslampjes ...............3-3
Multifunctioneel display ..................3-7
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie) ........................................3-13
Stuurschakelaars ..........................3-13
Koppelingshendel .........................3-15
Schakelpedaal ..............................3-15
Remhendel ...................................3-15
Rempedaal ...................................3-16
Tankdop ........................................3-16
Brandstof ......................................3-17
Tankbeluchtingsslang/
overloopslang ............................3-18
Uitlaatkatalysator ..........................3-18
Zadels ...........................................3-18
Helmborgkabel .............................3-19
Afstellen van de voorvork .............3-20
Afstellen van de
schokdemperunit .......................3-23Bagageriembevestiging ................ 3-25
EXUP-systeem ............................. 3-25
Zijstandaard ................................. 3-26
Startspersysteem ......................... 3-26
CONTROLES VOOR HET
STARTEN........................................... 4-1
Controlelijst voor gebruik ................ 4-2
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE.............................. 5-1
Starten van de motor ...................... 5-1
Schakelen ...................................... 5-2
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................ 5-3
Inrijperiode ..................................... 5-3
Parkeren ......................................... 5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
KLEINERE REPARATIES................. 6-1
Boordgereedschapsset .................. 6-1
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema .................... 6-2
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen ........ 6-6
Controleren van de bougies ......... 6-10
Motorolie en oliefilterpatroon ........ 6-11
Koelvloeistof ................................. 6-14
Luchtfilterelement ......................... 6-17
Controleren van de vrije slag
gaskabel ................................... 6-17Klepspeling .................................. 6-18
Banden ........................................ 6-18
Gietwielen .................................... 6-21
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen .................................... 6-21
Remlichtschakelaar afstellen ....... 6-22
Controleren van voor- en
achterremblokken ..................... 6-22
Controleren van
remvloeistofniveau ................... 6-23
Verversen van remvloeistof ......... 6-24
Spanning aandrijfketting .............. 6-24
Reinigen en smeren van de
aandrijfketting ........................... 6-25
Controleren en smeren van
kabels ....................................... 6-26
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel .............. 6-26
Controleren en smeren van rem-
en schakelpedalen ................... 6-27
Controleren en smeren van rem-
en koppelingshendels ............... 6-27
Controleren en smeren van
zijstandaard .............................. 6-28
De achterbrugscharnierpunten
smeren ..................................... 6-28
Voorvork controleren ................... 6-28
Controle van stuursysteem .......... 6-29
Controleren van wiellagers .......... 6-29
Accu ............................................. 6-30
Zekeringen vervangen ................. 6-31U2C0D1D0.book Page 1 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 21 of 104

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
DAU11530
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knippert wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren. (Zie
pagina 3-7 voor uitleg over de werking van
het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU11571
Controlelampje schakelmoment
Dit controlelampje kan zodanig worden in-
gesteld dat het oplicht of dooft bij bepaalde
motortoerentallen en geeft aan wanneer het
tijd is om naar de volgende versnelling te
schakelen.
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je controleert u door de sleutel naar “ON” te
draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuitte testen. (Zie pagina 3-7 voor een uitge-
breide uitleg over de functie van dit contro-
lelampje en de instelprocedure.)
DAU38620
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je controleert u door de sleutel naar “ON” te
draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit
te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. (Zie pagina 3-7 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
DAU39041
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12421
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van demultifunctionele meter gaat aanbrengen.
Het multifunctionele display biedt de vol-
gende voorzieningen:
een snelheidsmeter (die de actuele rij-
snelheid aangeeft)
1. Klok
2. Snelheidsmeter
3.“SELECT”-toets
4.“RESET”-toets
5. Toerenteller
6. Koelvloeistoftemperatuurdisplay/inlaatlucht-
temperatuurdisplay
7. Kilometerteller/rittellers/brandstofreserve-rit-
teller/stopwatch
8. Controlelampje schakelmoment
U2C0D1D0.book Page 7 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 22 of 104

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3

een toerenteller (die het motortoeren-
tal aangeeft)

een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)

twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)

een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brand-
stofreserve aanging)

een stopwatch

een klok

een weergave koelvloeistoftempera-
tuur

een weergave luchtaanzuigtempera-
tuur

een voorziening voor zelfdiagnose

een instelfunctie voor de displayhel-
derheid en het controlelampje scha-
kelmoment
OPMERKING:
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toetsen “SE-
LECT” en “RESET” gebruikt.

Alleen voor Groot-Brittannië: Om te
wisselen tussen de kilometer- en mij-
lenweergave van de snelheidsmeteren de kilometerteller/ritteller drukt u de
toets “SELECT” minstens 1 seconde
in.
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de be-
stuurder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot het hoogste aantal toeren
per minuut en keert daarna weer terug naar
nul tpm om het elektrische circuit te testen.
LET OP:
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 16500 tpm en hoger
Klokweergave
Draai de sleutel naar “ON”.
Om de klok op tijd te zetten1. Houd de toetsen “SELECT” en “RES-
ET” tegelijkertijd minstens twee secon-
den lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, drukt u op de toets “RESET” om
de uren in te stellen.
3. Druk op de toets “SELECT” en de mi-
nutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de toets “RESET” om de mi-
nuten in te stellen.
5. Druk op de toets “SELECT” en laat
deze dan los om de klok te starten.
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
1. Klok
U2C0D1D0.book Page 8 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 23 of 104

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
Kilometerteller-, ritteller- en stopwatch-
weergave
Druk op de toets “SELECT” om te wisselen
tussen de kilometertellerweergave “ODO”,
de rittellerweergaven “TRIP A” en “TRIP B”
en de stopwatch, in de onderstaande volg-
orde:
TRIP A → TRIP B → ODO → Stopwatch →
TRIP A
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau gaat branden (zie pagina 3-3), wisselt
de weergave automatisch naar de brand-
stofreserve-ritteller “F-TRIP” en wordt de af-
gelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. In dat geval wordt door het in-
drukken van de toets “SELECT” in de on-
derstaande volgorde gewisseld tussen de
diverse weergaven van rittellers, kilometer-
teller en stopwatch:F-TRIP → Stopwatch → TRIP A → TRIP B
→ ODO → F-TRIP
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de toets “SELECT”
te drukken en dan de toets “RESET” min-
stens 1 seconde lang ingedrukt te houden.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt
de vorige weergavemodus weer.
Stopwatchfunctie
Om het display te wijzigen in weergave van
de stopwatch, selecteert u deze door op de
toets “SELECT” te drukken. (De cijfers van
de stopwatch gaan knipperen.) Laat de
toets “SELECT” los, en houd deze weer een
paar seconden lang ingedrukt, totdat de cij-
fers van de stopwatch niet meer knipperen.
Normale tijdmeting
1. Druk op de toets “RESET” om de stop-
watch te starten.
2. Druk op de toets “SELECT” om de
stopwatch stop te zetten.
3. Druk nogmaals op de toets “SELECT”
om de stopwatch op nul terug te stel-
len.Tussentijdmeting
1. Druk op de toets “RESET” om de stop-
watch te starten.
2. Druk op de toets “RESET” of op de
startknop “” om tussentijden te me-
ten. (De dubbele punt “:” begint te
knipperen.)
3. Druk op de toets “RESET” of op de
startknop “” om de laatste tussentijd
weer te geven of op de toets “SE-
LECT” om de stopwatch stop te zetten
en de totaal verstreken tijd weer te ge-
ven.
4. Druk op de toets “SELECT” om de
stopwatch op nul terug te stellen.OPMERKING:Om het display terug te zetten op de vorige
weergave, houdt u de toets “SELECT” eenpaar seconden lang ingedrukt.
1. Kilometerteller/rittellers/brandstofreserve-rit-
teller/stopwatch
U2C0D1D0.book Page 9 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 24 of 104

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
Weergave koelvloeistoftemperatuur
De weergave koelvloeistoftemperatuur
geeft de temperatuur van de koelvloeistof
aan. Druk op de toets “RESET” om van de
weergave koelvloeistoftemperatuur te wis-
selen naar de weergave luchtaanzuigtem-
peratuur.OPMERKING:Als de weergave koelvloeistof wordt gese-
lecteerd, wordt eerst gedurende 1 seconde
“C” weergegeven. Daarna wordt de koel-vloeistoftemperatuur getoond.LET OP:
DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl dezeoververhit is.Weergave luchtaanzuigtemperatuur
De weergave luchtaanzuigtemperatuur
geeft de temperatuur aan van de lucht die
het luchtfilterhuis wordt binnengezogen.
Druk op de toets “RESET” om van de weer-
gave koelvloeistoftemperatuur te wisselen
naar de weergave luchtaanzuigtempera-
tuur.
OPMERKING:
Zelfs als de weergave luchtaanzuig-
temperatuur is geselecteerd, gaat het
waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur branden als de motor
oververhit raakt.

Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid wordt automatisch de koelvloei-
stoftemperatuur weergegeven, zelfsals de luchtaanzuigtemperatuur werd
weergegeven voordat de sleutel naar
“OFF” werd gedraaid.

Als de weergave luchtaanzuigtempe-
ratuur is geselecteerd, wordt “A” weer-gegeven voor de temperatuur.
Zelfdiagnosesystemen
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, gaat het
waarschuwingslampje motorstoring bran-
den en geeft het rechterdisplay een foutco-
de van twee cijfers weer (bijv. 11, 12, 13).
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem.
Als een van de circuits van het startblok-
keersysteem uitvalt, gaat het controlelamp-
je startblokkering knipperen en geeft het
rechterdisplay een foutcode van twee cijfers
weer (bijv. 51, 52, 53).
OPMERKING:Als het rechterdisplay foutcode 52 weer-
geeft, betreft dit mogelijk een storing in het
transpondersignaal. Als deze fout zich voor-doet, probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
1. Weergave koelvloeistoftemperatuur
1. Weergave luchtaanzuigtemperatuur
U2C0D1D0.book Page 10 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 25 of 104

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
OPMERKING:Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-start.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
Als het rechterdisplay foutcodes weergeeft,
noteer deze dan en vraag een Yamaha
dealer om het voertuig te controleren.LET OP:
DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd ommotorschade te voorkomen.Instelfunctie voor displayhelderheid en
voor controlelampje schakelmoment
Deze instelfunctie schakelt door vijf re-
gelfuncties heen, zodat u de volgende in-
stellingen kunt selecteren volgens
onderstaande volgorde.

Displayhelderheid:
Met deze functie regelt u de helderheid
van de weergaven en de toerenteller in
overeenstemming met het aanwezige
daglicht.

Activiteit van het controlelampje scha-
kelmoment:
Via deze functie kiest u of het controle-
lampje geactiveerd moet worden en of
het bij activering moet knipperen of
continu moet branden.

Activeren van het controlelampje
schakelmoment:
Via deze functie kiest u het motortoe-
rental waarbij het controlelampje ge-
activeerd zal worden.

Deactiveren van het controlelampje
schakelmoment:
Via deze functie kiest u het motortoe-
rental waarbij het controlelampje ge-
deactiveerd zal worden.

Helderheid van het controlelampje
schakelmoment:
Met deze functie regelt u de helderheid
van het controlelampje volgens uw
voorkeur.
OPMERKING:In deze modus geeft het rechterdisplay de
huidige instelling voor elke functie weer (be-
halve de functie activiteit van het controle-lampje schakelmoment).
Instellen van de helderheid van het multi-functionele display en de toerenteller1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de toets “SELECT” in en houd
deze ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf
seconden en laat dan de toets “SE-
LECT” los.
1. Displayhelderheid
2. Controlelampje schakelmoment active-
ren/deactiveren
3. Controlelampje schakelmoment
U2C0D1D0.book Page 11 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 26 of 104

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
3
4. Druk op de toets “RESET” om de ge-
wenste displayhelderheid te kiezen.
5. Druk op de toets “SELECT” om het ge-
selecteerde helderheidsniveau te be-
vestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie activiteit van het con-
trolelampje schakelmoment.
Instellen van de functie activiteit van hetcontrolelampje schakelmoment1. Druk op de toets “RESET” om een van
de volgende instellingen voor de activi-
teit van het controlelampje te kiezen:

Het controlelampje gaat bij acti-
vering continu branden. (Deze in-
stelling is geselecteerd wanneer
het controlelampje aan blijft.)

Het controlelampje gaat bij acti-
vering knipperen. (Deze instelling
is geselecteerd wanneer het con-
trolelampje vier keer per seconde
knippert.)

Het controlelampje is gedeacti-
veerd, het zal dus niet continu
branden of knipperen. (Deze in-
stelling is actief wanneer het con-
trolelampje één keer per twee
seconden knippert.)
2. Druk op de toets “SELECT” om de ge-
selecteerde activiteit van het controle-
lampje te bevestigen. De instelfunctiegaat over naar de functie activering
van het controlelampje schakelmo-
ment.
Instellen van de functie activering van het
controlelampje schakelmomentOPMERKIN
G:
De functie activering van het controlelampje
schakelmoment kan worden ingesteld tus-
sen 10000 tpm en 18000 tpm. Van 10000
tpm tot 13000 tpm kan het controlelampje
worden ingesteld in stappen van 500 tpm.
Van 13000 tpm tot 18000 tpm kan het con-
trolelampje worden ingesteld in stappenvan 200 tpm.
1. Druk op de toets “RESET” om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het ge-
selecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie gaat over naar de
functie deactiveren van het controle-
lampje schakelmoment.Instellen van de functie deactiveren van het
controlelampje schakelmomentOPMERKING:
De functie deactiveren van het contro-
lelampje schakelmoment kan worden
ingesteld tussen 10000 tpm en 18000
tpm. Van 10000 tpm tot 13000 tpm kan
het controlelampje worden ingesteld in
stappen van 500 tpm. Van 13000 tpm
tot 18000 tpm kan het controlelampje
worden ingesteld in stappen van 200
tpm.

Denk eraan dat de deactiveerfunctie
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan de activeerfunctie, an-
ders zal het controlelampje schakel-moment gedeactiveerd blijven.
1. Druk op de toets “RESET” om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het ge-
selecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie gaat over naar de
functie helderheid van het controle-
lampje schakelmoment.
U2C0D1D0.book Page 12 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 27 of 104

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
3
Instellen van de helderheid van het contro-lelampje schakelmoment1. Druk op de toets “RESET” om de ge-
wenste helderheid van het controle-
lampje te kiezen.
2. Druk op de toets “SELECT” om de ge-
selecteerde helderheid van het contro-
lelampje te bevestigen. Het
rechterdisplay keert terug naar de kilo-
meterteller- of rittellerweergave.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem (op-
tie) Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
DAU12347
Stuurschakelaars Links
Rechts1. Lichtsignaalschakelaar “”
2. Dimlichtschakelaar “/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
4. Claxonschakelaar “”
5. Schakelaar alarmverlichting “”
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Startknop “”
U2C0D1D0.book Page 13 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 100 of 104

INDEXAAandrijfketting, reinigen en smeren ...... 6-25
Accu ...................................................... 6-30
Achterbrugscharnierpunten, smeren..... 6-28
Achterlicht/remlicht unit ......................... 6-33
Afstelling remlichtschakelaar ................ 6-22
Antidiefstal-alarmsysteem (optie).......... 3-13BBagageriembevestiging ........................ 3-25
Banden.................................................. 6-18
Bougies, controleren ............................. 6-10
Brandstof............................................... 3-17
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig ... 5-3CClaxonschakelaar ................................. 3-14
Contactslot/stuurslot ............................... 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ...... 3-3
Controlelampje grootlicht ........................ 3-4
Controlelampje schakelmoment.............. 3-7
Controlelampjes richtingaanwijzers ........ 3-4
Controlelampje startblokkering ............... 3-7
Controlelijst voor gebruik ........................ 4-2DDimlichtschakelaar ................................ 3-14EEXUP-systeem...................................... 3-25GGasgreep en gaskabel, controleren en
smeren................................................ 6-26
Gereedschapsset .................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ........................................... 6-34
Gloeilamp richtingaanwijzer,
vervangen ........................................... 6-34
HHelmborgkabel ..................................... 3-19IIdentificatienummers .............................. 9-1
Inrijperiode .............................................. 5-3KKabels, controleren en smeren............. 6-26
Klepspeling ........................................... 6-18
Koelvloeistof ......................................... 6-14
Koplampgloeilamp, vervangen ............. 6-32
Koppelingshendel ................................. 3-15
Koppelingshendel, vrije slag
afstellen .............................................. 6-21LLet op, matkleur ...................................... 7-1
Lichtsignaalschakelaar ......................... 3-14
Locaties van onderdelen ........................ 2-1
Luchtfilterelement ................................. 6-17MModelinformatiesticker............................ 9-2
Motorolie en oliefilterpatroon ................ 6-11
Multifunctioneel display .......................... 3-7NNoodstopschakelaar ............................. 3-14OOndersteunen van de motorfiets .......... 6-35PParkeerlichtgloeilamp ........................... 6-35
Parkeren ................................................. 5-4
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema.............................. 6-2
Problemen oplossen ............................. 6-39
RRem- en koppelingshendels,
controleren en smeren ........................ 6-27
Rem- en schakelpedalen, controleren
en smeren ........................................... 6-27
Remhendel ............................................ 3-15
Rempedaal ............................................ 3-16
Remvloeistofniveau, controleren ........... 6-23
Remvloeistof, verversen........................ 6-24
Richtingaanwijzerschakelaar................. 3-14SSchakelaar alarmverlichting .................. 3-14
Schakelen ............................................... 5-2
Schakelpedaal....................................... 3-15
Schokdemperunit, afstellen ................... 3-23
Sleutelnummer ........................................ 9-1
Spanning aandrijfketting........................ 6-24
Specificaties ............................................ 8-1
Stalling .................................................... 7-4
Startblokkeersysteem.............................. 3-1
Starten van de motor............................... 5-1
Startknop ............................................... 3-14
Startspersysteem .................................. 3-26
Storingzoekschema’s ............................ 6-40
Stroomlijn- en framepanelen,
verwijderen en aanbrengen .................. 6-6
Stuurschakelaars .................................. 3-13
Stuursysteem, controleren .................... 6-29TTankbeluchtingsslang/overloopslang .... 3-18
Tankdop ................................................ 3-16UUitlaatkatalysator................................... 3-18
U2C0D1D0.book Page 1 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM