service BMW 4 SERIES COUPE 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: 4 SERIES COUPE, Model: BMW 4 SERIES COUPE 2016Pages: 271, PDF Size: 5.41 MB
Page 6 of 271

OpmerkingenBij deze handleidingSnel wegwijs
Het snelst kunnen bepaalde thema's met be‐
hulp van het trefwoordenregister worden ge‐
vonden.
Een overzicht van de auto vindt u in het eerste
hoofdstuk.
Aanvullingen en wijzigingen na
redactiesluiting
Aanvullingen en wijzigingen na redactiesluiting
zijn opgenomen in de bijlage bij de gedrukte
handleiding van de auto.
Handleiding over navigatie-,
entertainment- en
communicatiesysteem
Navigatie-, entertainment, communicatie en
korte commando's voor het spraakgestuurd
systeem zijn oproepbaar via de geïntegreerde
handleiding op het Control Display.
Extra informatiebronnen
Voor verdere vragen kunt u altijd terecht bij de
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list.
Informatie over BMW, bijv. over techniek, op
internet: www.bmw.com.
BMW Driver's Guide app
In veel landen is de handleiding als app be‐
schikbaar. Meer informatie in het internet:
www.bmw.com/bmw_drivers_guideSymbolen en weergaven
Symbolen in de handleiding
duidt op waarschuwingen die u beslist
moet lezen in verband met uw veiligheid, de
veiligheid van anderen en om schade aan uw
auto te voorkomen.
◄ geeft het einde van een opmerking aan.
duidt op maatregelen die tot de
bescherming van het milieu bijdragen.
"..." geeft teksten op een display in de auto
voor de selectie van functies aan.
›...‹ geeft commando's voor het
spraakgestuurde systeem aan.
››...‹‹ geeft antwoorden van het
spraakgestuurde systeem aan.
Stappen
Uit te voeren stappen zijn als genummerde lijst
weergegeven. De volgorde van de stappen
moet worden aangehouden.
1.Eerste stap.2.Tweede stap.
Opsommingen
Opsommingen zonder dwingende volgorde of alternatieve mogelijkheden zijn als lijst met op‐
sommingspunten weergegeven.
▷Eerste mogelijkheid.▷Tweede mogelijkheid.
Symbool op onderdelen van de auto
wijst er bij onderdelen van de auto op dat
deze handleiding moet worden geraadpleegd.
Seite 6Opmerkingen6
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 7 of 271

Uitrusting van de autoDeze handleiding beschrijft alle modellen en
alle standaard, landspecifieke en speciale uit‐
rustingen, die in de modelserie aangeboden
worden. In deze handleiding zijn daarom ook
uitrustingen beschreven en afgebeeld, die in
uw auto, bijv. vanwege de andspecifieke of ge‐
kozen speciale uitrusting, niet aanwezig zijn.
Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante func‐
ties en systemen.
Bij gebruik van deze functies en systemen
moeten de in het land geldende voorschriften
worden nageleefd.
Als uitrustingen en modellen niet in deze hand‐
leiding zijn beschreven, dan evt. de bijge‐
voegde aanvullingen raadplegen.
Bij auto's met het stuur rechts zijn de bedie‐
ningselementen voor een deel anders ge‐
plaatst dan op de afbeeldingen.
Actualiteit van de
handleiding
BasisnormenHet hoge veiligheids- en kwaliteitsniveau van
onze auto's wordt gewaarborgd door ze con‐
tinu verder te ontwikkelen. In enkele gevallen
kunnen daardoor afwijkingen tussen de be‐
schrijving en de auto bestaan.
Aanvullingen en wijzigingen na
redactiesluiting
Aanvullingen en wijzigingen na redactiesluiting
zijn opgenomen in de bijlage bij de gedrukte
handleiding van de auto.
Eigen veiligheid
Garantie Uw auto is technisch afgestemd op de ge‐
bruiksomstandigheden en toelatingsvereistendie van toepassing zijn in het land waar de auto
eerst werd afgeleverd (typegoedkeuring). Als u
uw auto in een ander land wilt gebruiken, kan
het zijn dat uw auto vooraf moet worden aan‐
gepast aan de daar gebruikelijke en eventueel
afwijkende gebruiksomstandigheden en toela‐
tingsvereisten. Als uw auto niet voldoet aan de
goedkeuringsvereisten voor een bepaald land,
kunt u daar geen aanspraak maken op enige
garantie op de auto. Meer informatie is ver‐
krijgbaar bij een Service Partner of een gekwa‐
lificeerde specialist.
Onderhoud en reparatie
Vooruitstrevende techniek, bijv. de toepassing
van moderne materialen en geavanceerde
elektronica, vraagt aangepaste onderhouds-
en reparatiemethoden.
De fabrikant van uw auto beveelt daarom aan
de desbetreffende werkzaamheden door een
BMW Service Partner of een gekwalificeerde
specialist te laten uitvoeren. Met gekwalifi‐
ceerde specialist wordt in deze handleiding
een werkplaats bedoeld, die de desbetreffende
werkzaamheden, zoals onderhoud en repara‐
ties, uitvoert volgens BMW voorschriften en
werkt met personeel dat hiervoor is geschoold.
Als werkzaamheden zoals onderhoud en repa‐
raties ondeskundig worden uitgevoerd, be‐
staat het gevaar van gevolgschade en daarmee
verbonden veiligheidsrisico's.
Onderdelen en accessoires
BMW adviseert om alleen onderdelen en ac‐
cessoires te gebruiken, die door BMW zijn
goedgekeurd en daarmee als geschikt zijn
aangemerkt.
De fabrikant van uw auto beveelt aan om voor
de aanschaf van vervangingsonderdelen, be‐
drijfsstoffen of accessoires advies aan een
BMW Service Partner te vragen. De BMW Ser‐
vice Partner verschaft informatie over originele
BMW onderdelen, accessoires en andere door
BMW goedgekeurde producten en biedt het
bijbehorende ter zake kundige advies aan.Seite 7Opmerkingen7
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 8 of 271

Originele BMW onderdelen en accessoires zijn
door BMW op veiligheid en deugdelijkheid in
functioneel verband in BMW voertuigen ge‐
test.
BMW neemt daarvoor de productverantwoor‐
delijkheid op zich. Anderzijds kan BMW voor
niet geschikte onderdelen of accessoires van
welke aard dan ook geen verantwoordelijkheid
aanvaarden.
BMW beoordeelt niet van elk product van een
ander merk of het betreffende product zonder
veiligheidsrisico bij BMW automobielen kan
worden gebruikt. BMW beoordeelt ook niet de
geschiktheid van producten, zelfs wanneer
wettelijke goedkeuring in het betreffende land
is verleend. BMW kan niet beoordelen of deze
producten voor alle gebruiksomstandigheden
van BMW automobielen geschikt zijn.
Geheugen Veel elektronische componenten van uw auto
bevatten geheugens, die technische informatie
over de toestand van de auto, gebeurtenissen
en fouten tijdelijk of blijvend opslaan. Deze
technische informatie documenteert over het
algemeen de toestand van een component,
een module, een systeem of de omgeving:▷Bedrijfstoestanden van systeemcompo‐
nenten, bijv. vulpeilwaarden.▷Statusmeldingen van de auto en van de af‐
zonderlijke componenten hiervan, bijv.
wieltoerental/snelheid, bewegingsvertra‐
ging, dwarsversnelling.▷Storingen en defecten in belangrijke sys‐
teemcomponenten, bijv. verlichting en
remmen.▷Reacties van de auto in speciale rijsitua‐
ties, bijv. activeren van een airbag, ingre‐
pen van de stabiliteitsregelingssystemen.▷Omgevingstoestanden, bijv. temperatuur.
Deze gegevens zijn uitsluitend van technische
aard en zijn bedoeld voor het herkennen en
verhelpen van fouten alsmede het optimalise‐
ren van de functies van de auto. Bewegings‐
profielen over afgelegde trajecten kunnen uit
deze gegevens niet opgesteld worden. Indien
een beroep gedaan wordt op servicediensten,
bijv. bij reparatiediensten, serviceprocessen,
garantiegevallen, kwaliteitsbewaking, kan deze
technische informatie door medewerkers van
de Service Partner of een gekwalificeerde spe‐
cialist, inclusief fabrikant, uit de gebeurtenis-
en foutgeheugens met speciale diagnoseap‐
paraten uitgelezen worden. Daar krijgt u indien
nodig meer informatie. Na het verhelpen van
een fout wordt de informatie in het foutgeheu‐
gen gewist of doorlopend overschreven.
Bij het gebruik van de auto zijn situaties denk‐
baar, waarin deze technische gegevens in
combinatie met andere informatie, bijv. onge‐
valprotocol, schade aan de auto, getuigenver‐
klaringen etc. — evt. door een expert erbij te
halen — op privépersonen kunnen worden be‐
trokken.
Aanvullende functies, bijv. plaatsbepaling van
de auto in geval van pech, laten de overdracht
van bepaalde autogegevens uit de auto toe,
mits dat contractueel met de klant is overeen‐
gekomen.
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer bevindt zich
in de motorruimte.
Seite 8Opmerkingen8
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 33 of 271

Batterij vervangen1.Geïntegreerde sleutel uit de afstandsbe‐
diening nemen.2.Vergrendeling met de sleutel indrukken,
pijl 1.3.Deksel van het batterijvak verwijderen,
pijl 2.4.Batterij van hetzelfde type met de pluskant
naar boven plaatsen.5.Deksel terugdrukken.
Oude accu's door een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten
afvoeren of op een verzamelpunt afge‐
ven.
Nieuwe afstandsbedieningen
Nieuwe afstandsbedieningen zijn verkrijgbaar
bij een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist.
Verlies van afstandsbedieningen De verloren afstandsbediening kan door een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list worden geblokkeerd.
Noodherkenning van de
afstandsbediening
Ook in een van de volgende situaties kan het
contact worden ingeschakeld of de motor wor‐
den gestart:
▷Storing van de signaaloverdracht naar de
afstandsbediening door externe bronnen,
bijv. door zendmasten.▷Lege batterij van de afstandsbediening.▷Storing van de signaaloverdracht door
draadloze apparatuur in directe nabijheid
van de afstandsbediening.▷Storing van de signaaloverdracht door la‐
der bij het opladen in de auto, bijv. voor
draadloze apparatuur.
Bij een poging tot inschakeling van het contact
of een start van de motor wordt een Check-
Control-melding weergegeven.
Motor starten bij noodherkenning van
de afstandsbediening
Steptronic versnellingsbak: bij zo'n Check-
Control-melding moet u de afstandsbediening
zoals afgebeeld bij de markering op de stuur‐
kolom houden en binnen 10 seconden met in‐
gedrukt rempedaal de start/stop-knop indruk‐
ken.
Handgeschakelde versnellingsbak: bij zo'n
Check-Control-melding moet u de afstandsbe‐
diening zoals afgebeeld bij de markering op de
stuurkolom houden en binnen 10 seconden
met ingedrukt koppelingspedaal de start/stop-
knop indrukken.
Wanneer de afstandsbediening niet wordt her‐
kend: positie van de afstandsbediening in de
hoogte veranderen en de procedure herhalen.
Seite 33Openen en sluitenBediening33
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 54 of 271

Gordel sluiten
Het gordelslot moet bij het sluiten hoorbaar
vastklikken.
Veiligheidsgordel automatisch strak
aantrekken
Bij gesloten gordel wordt na het wegrijden de
gordelband eenmalig automatisch strak aan‐
getrokken.
Gordel openen
1.Gordel vasthouden.2.Rode toets in het slot indrukken.3.Gordel naar het oprolmechanisme gelei‐
den.
Gordelherinnering voor bestuurders-
en passagiersstoel
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven. Controleren of de veilig‐
heidsgordel correct is omgedaan.
De gordelherinnering wordt geactiveerd als de
veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet is
omgegespt.
Bij enkele landuitvoeringen wordt de gordel‐
herinnering vanaf ca. 10 km/h ook geactiveerd
als de passagiersgordel niet is omgegespt en
als zware voorwerpen op de passagiersstoel
liggen.
Gordelherinnering voor de achterbank
Controlelampje op het instrumenten‐
paneel gaat branden nadat de motor
gestart is.▷Groen: de veiligheidsgordel van de betref‐
fende zitplaats op de achterbank is vastge‐
maakt.▷Rood: de veiligheidsgordel van de betref‐
fende zitplaats op de achterbank is niet
vastgemaakt.
De gordelwaarschuwing wordt ook geactiveerd
wanneer een veiligheidsgordel op de achter‐
bank tijdens de rit wordt losgemaakt.
Beschadiging van de
veiligheidsgordels
WAARSCHUWING
De beschermende werking van de veilig‐
heidsgordels kan in de volgende situaties be‐
perkt zijn of uitvallen:
▷Gordels zijn beschadigd, vervuild of op een
andere manier gewijzigd.▷Gordelslot is beschadigd of sterk vervuild.▷Gordelspanner of gordelautomaat is gewij‐
zigd.
De veiligheidsgordel kunnen bij een ongeval
onmerkbaar worden beschadigd. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Veiligheidsgor‐
dels, gordelsloten, gordelspanners, gordelau‐
tomaten en gordelverankeringen niet wijzigen
en schoon houden. Na een ongeval de veilig‐
heidsgordels bij een Service Partner of een ge‐
kwalificeerde specialist laten controleren.◀
Na een aanrijding of bij een beschadiging:
Veiligheidsgordels inclusief de gordelspanners
vervangen en gordelverankering laten contro‐
leren.
Seite 54BedieningInstellen54
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 62 of 271

GroepGewicht van
het kindLeeftijd bij be‐
naderingPassagiers‐
stoelAchterbank,
buitenste zit‐
plaatsen – b)Achterbank,
middenIII22 – 36 kgVanaf 7 jaarUUXU: geschikt voor kinderveiligheidssystemen in de universele categorie die voor toepassing in
deze gewichtsgroep geschikt zijn.
X: niet geschikt voor kindveiligheidssystemen van de universele categorie, die voor toepassing
in deze gewichtsgroep geschikt zijn.
b) Bij gebruik van kinderzitjes op de achterbank evt. de lengte-instelling van de voorstoel aan‐
passen en de hoofdsteun van de achterbank aanpassen of verwijderen.Kinderen altijd achterin
WAARSCHUWING
Personen kleiner dan 150 cm kunnen de
veiligheidsgordel zonder geschikte aanvul‐
lende veiligheidssystemen niet correct dragen.
De beschermende werking van de veiligheids‐
gordels kan beperkt zijn of wegvallen als deze
verkeerd worden gedragen. Een verkeerd ge‐
dragen veiligheidsgordel kan extra letsel ver‐
oorzaken, bijv. bij een ongeval of bij rem- en
uitwijkmanoeuvres. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. Personen kleiner dan 150 cm
vastzetten in geschikte veiligheidssystemen.◀
Ongevallenanalyse toont aan dat de achter‐
bank de veiligste plek is voor kinderen.
Kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan
150 cm alleen achterin vervoeren in geschikte
kinderveiligheidssystemen die zijn afgestemd
op hun leeftijd, gewicht en lengte.
Kinderen op de bijrijdersstoel
Bij gebruik van een kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel erop letten dat front- en
zij-airbag aan passagierszijde uitgeschakeld
zijn. De deactivering van de passagiersairbag
kan alleen met de Spiegelomschakelaar sleu‐
telschakelaar voor de passagiersairbag, zie pa‐
gina 106, worden uitgevoerd.Opmerking
WAARSCHUWING
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een kin‐
derveiligheidssysteem verwonden. Er bestaat
kans op letsel. Zorg ervoor dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde stoelinstelling of on‐
juiste montage van het kinderzitje is de stabili‐
teit van het kinderveiligheidssysteem vermin‐
derd of volledig afwezig. Er bestaat kans op
letsel of levensgevaar. Erop letten dat het kin‐
derveiligheidssysteem strak tegen de leuning
aan ligt. Bij alle betreffende rugleuningen zo
mogelijk de rugleuninghoek aanpassen en de
stoelen correct instellen. Erop letten dat de
stoelen en de leuningen correct vergrendeld
zijn. Indien mogelijk de hoogte van de hoofd‐
steunen aanpassen of deze verwijderen.◀
Montage van
veiligheidssystemen voor
kinderen
Veiligheidssystemen voor kinderen Voor elke leeftijds- en gewichtsklasse zijn bij
een Service Partner of een gekwalificeerdeSeite 62BedieningKinderen veilig vervoeren62
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 63 of 271

specialist geschikte veiligheidssystemen voor
kinderen verkrijgbaar.
Aanwijzingen Bij het kiezen, inbouwen en gebruiken van kin‐
derveiligheidssystemen de informatie van de
fabrikant van het kinderveiligheidssysteem in
acht nemen.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde of door een ongeval
zwaarbelaste kinderveiligheidssystemen inclu‐
sief de bevestigingssystemen kan de bescher‐
mende werking daarvan verminderd of volledig
afwezig zijn. Een kind kan bijv. bij een ongeval of bij rem- en uitwijkmanoeuvres niet vol‐
doende worden opgevangen. Er bestaat kans
op letsel of levensgevaar. Beschadigde of bij
een ongeval zwaarbelaste kinderveiligheids‐
systemen inclusief de bevestigingssystemen
door de Service geautoriseerde werkplaats of
een gekwalificeerde werkplaats laten controle‐
ren en eventueel vervangen.◀
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde stoelinstelling of on‐
juiste montage van het kinderzitje is de stabili‐
teit van het kinderveiligheidssysteem vermin‐
derd of volledig afwezig. Er bestaat kans op
letsel of levensgevaar. Erop letten dat het kin‐
derveiligheidssysteem strak tegen de leuning
aan ligt. Bij alle betreffende rugleuningen zo
mogelijk de rugleuninghoek aanpassen en de
stoelen correct instellen. Erop letten dat de
stoelen en de leuningen correct vergrendeld
zijn. Indien mogelijk de hoogte van de hoofd‐
steunen aanpassen of deze verwijderen.◀
Op de bijrijdersstoel
Airbags deactiveren WAARSCHUWING
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een kin‐
derveiligheidssysteem verwonden. Er bestaatkans op letsel. Zorg ervoor dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
Alvorens een veiligheidssysteem voor kinde‐
ren op de passagiersstoel te monteren, moe‐
ten de voor- en zij-airbag aan passagierszijde
worden uitgeschakeld.
Passagiersairbags met sleutelschakelaar deac‐
tiveren, zie pagina 106.
Naar achteren gerichte
veiligheidssystemen voor kinderen
GEVAAR
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een naar
achteren gericht kinderveiligheidssysteem do‐
delijk verwonden. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. Zorg ervoor dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
De aanwijzing op de zonneklep aan de passa‐
gierszijde in acht nemen.
Stoelpositie en -hoogte Vóór montage van een universeel kinderveilig‐
heidssysteem de passagiersstoel indien mo‐
gelijk in de achterste en hoogste stand zetten,
om het beste verloop van de gordel en de
beste bescherming bij een ongeval te verkrij‐
gen.
Als het bovenste bevestigingspunt van de gor‐
del zich vóór de gordelgeleiding van het kin‐
derzitje bevindt, de passagiersstoel voorzichtig
Seite 63Kinderen veilig vervoerenBediening63
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 75 of 271

van de sproeiervloeistof uitgesloten is. Indien
nodig antivries gebruiken.◀
ATTENTIE
Als het ruitensproeierreservoir leeg is,
kan de sproeierpomp niet zoals bedoeld wer‐
ken. Er bestaat gevaar voor schade. Ruiten‐
sproeiers niet gebruiken als het ruitensproeier‐
reservoir leeg is.◀
Ruitensproeiermonden Ruitensproeiermonden worden bij ingescha‐
keld contact automatisch verwarmd.
Uitgeklapte stand van de
ruitenwissers
Belangrijk voor bijv. het vervangen van de wis‐
serbladen of voor het uitklappen bij vorst.
WAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten
wanneer ze uitgeklapt zijn, kunnen delen van
de auto worden beschadigd of lichaamsdelen
worden ingeklemd. Er bestaat kans op letsel of
schade. Erop letten dat het contact is afgezet
als de wissers worden opgeklapt en dat de
wissers bij het inschakelen zijn neergeklapt.◀1.Contact in- en opnieuw uitschakelen.2.Let er bij gevaar voor vorst op, dat de wis‐
serbladen niet vastgevroren zijn.3.Ruitenwisserschakelaar naar boven tot
door het drukpunt drukken en ca. 3 secon‐
den ingedrukt houden tot de wissers onge‐
veer in verticale stand stilstaan.
Na het terugklappen van de wissers moet de
ruitenwisserinstallatie opnieuw worden geacti‐
veerd.
1.Contact inschakelen.2.Ruitenwisserschakelaar omlaag drukken.
De ruitenwissers gaan in de rustpositie en
zijn weer gebruiksklaar.Sproeiervloeistof
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Sommige antivriesmiddelen kunnen stof‐
fen bevatten die schadelijk voor de gezondheid
zijn en brandbaar zijn. Er bestaat brandgevaar
of kans op letsel. Aanwijzingen op de verpak‐ kingen in acht nemen. Antivries uit de buurt
van ontstekingsbronnen houden. Bedrijfsstof‐
fen niet in andere flessen overgieten. Bedrijfs‐
stoffen buiten het bereik van kinderen bewa‐ ren.◀
WAARSCHUWING
Door ondeskundig uitgevoerde werk‐
zaamheden in de motorruimte kunnen onder‐
delen worden beschadigd en tot een veilig‐
heidsrisico leiden. Er bestaat kans op een
ongeval of schade. Werkzaamheden in de mo‐
torruimte door een Service Partner of een ge‐
kwalificeerde specialist laten uitvoeren.◀
Reservoir voor sproeiervloeistof
Alle ruitensproeiers maken gebruik van het‐
zelfde reservoir in de motorruimte.
Vullen met mengsel van geconcentreerde rui‐
tenreiniger en leidingwater, zo nodig met toe‐
voeging van antivries overeenkomstig de aan‐
wijzingen van de fabrikant.
Sproeiervloeistof voor het vullen mengen, zo‐
dat de juiste mengverhouding wordt verkre‐
gen.
Geconcentreerde ruitenreiniger en antivries
niet onverdund bijvullen en niet alleen vullen
Seite 75RijdenBediening75
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 82 of 271

▷Datum, zie pagina 87.▷Energieterugwinning, zie pagina 88.▷Versnellingsbakaanduiding, zie pagina 79.▷Gordelwaarschuwing voor de achterbank,
zie pagina 54.▷Kilometer/dagteller, zie pagina 86.▷Meldingen, bijv. Check-Control, zie pa‐
gina 82.▷Momenteel verbruik, zie pagina 87.▷Aanduiding van de navigatie▷Actieradius, zie pagina 87.▷Status, rijbelevingsschakelaar, zie pa‐
gina 131.▷Benodigd onderhoud, zie pagina 88.▷Snelheidslimietinformatie, zie pagina 90.▷Tijd, zie pagina 87.
Check-Control
Principe Check-Control controleert functies in de autoen geeft een melding als in de bewaakte syste‐
men een storing is opgetreden.
Op het instrumentenpaneel en op het Head-
Up-Display wordt een Check-Control-melding
weergegeven als een combinatie van controle-
of waarschuwingslampjes en textuele meldin‐
gen.
Tevens klinkt er evt. een akoestisch signaal en
verschijnt er een tekstbericht op het Control
Display.
Controle- en waarschuwingslampjes
Algemeen
Controle- en waarschuwingslampjes op het in‐
strumentenpaneel kunnen in verschillende
combinaties en kleuren gaan branden.
Van sommige lampen wordt bij het starten van
de motor of inschakelen van het contact de
werking gecontroleerd, waarbij deze even kort
branden.
Rode lampjes
Gordelherinnering De veiligheidsgordel aan de bestuur‐
derszijde is niet omgedaan. Bij som‐
mige landuitvoeringen: passagiersgor‐
del niet omgegespt of voorwerpen herkend op
de passagiersstoel.
Knipperen of continu brandend: veiligheids‐
gordel aan de bestuurders- of passagierszijde
is niet omgedaan. De gordelherinnering kan
ook in werking treden als er voorwerpen op de
passagiersstoel liggen.
Controleren of de veiligheidsgordel correct is
omgedaan.
Gordelherinnering voor de achterbank Rood: de veiligheidsgordel van de be‐
treffende zitplaats op de achterbank is
niet vastgemaakt.
Groen: de veiligheidsgordel van de betreffende
zitplaats op de achterbank is vastgemaakt.
Airbagsysteem Airbagsysteem en gordelspanner zijn
mogelijk defect.
Auto direct door een Service Partner of
een gekwalificeerde specialist laten controle‐
ren.
Parkeerrem, remsysteem Voor meer informatie, zie Parkeerrem
loszetten, zie pagina 72.
Botsingswaarschuwing Branden: vooralarm, bijv. bij een drei‐
gend botsingsgevaar of bij zeer geringe
afstand tot een voorligger.Seite 82BedieningWeergaven82
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 83 of 271

Afstand vergroten.
Knipperen: acute waarschuwing bij direct bot‐
singsgevaar als de auto met relatief hogere,
andere snelheid een andere auto nadert.
Ingrijpen door te remmen en evt. uit te wijken.
Persoonswaarschuwing Symbool op het instrumentenpaneel.
Dreigt er een botsing met een herkent
persoon, dan licht het symbool op en
klinkt er een signaal.
Oranje lampjes Actieve snelheidsregeling De gekozen afstand tot het voorlig‐
gende voertuig wordt aangegeven door
het aantal dwarsbalken.
Voor meer informatie, zie Actieve snelheidsre‐
geling met Stop & Go-functie, ACC, zie pa‐
gina 135.
Voertuigherkenning, actieve
snelheidsregeling
Branden: voorligger gedetecteerd.Knipperen: voorwaarden voor het ge‐
bruik van het systeem zijn niet meer
vervuld.
Het systeem is gedeactiveerd, maar remt af tot
uw actieve overname door indrukken van het
rempedaal of het rijpedaal.
Gele lampjes
Antiblokkeersysteem ABS Abrupt remmen zo veel mogelijk ver‐
mijden. Rembekrachtiger mogelijk de‐
fect. Houd rekening met een langere
remweg. Onmiddellijk door een Service Part‐
ner of een gekwalificeerde specialist laten con‐ troleren.Dynamische stabiliteitscontrole DSC
Knipperen: DSC regelt de aandrijf- enremkrachten. De auto wordt gestabili‐
seerd. Snelheid verlagen en rijstijl aan
de wegomstandigheden aanpassen.
Branden: DSC is uitgevallen. Systeem door
een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist laten controleren.
Voor meer informatie, zie Dynamische stabili‐
teitscontrole DSC, zie pagina 129.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC
gedeactiveerd of dynamische
tractiecontrole DTC geactiveerd
Dynamische stabiliteitscontrole DSC isuitgeschakeld of dynamische tractie‐
controle DTC is ingeschakeld.
Voor meer informatie zie Dynamische stabili‐
teitscontrole DSC, zie pagina 129, en Dynami‐
sche tractiecontrole DTC, zie pagina 130.
Bandenpechwaarschuwing RPA De bandenpechweergave meldt span‐
ningsverlies in een band.
Snelheid verminderen en voorzichtig
stoppen. Heftige rem- en stuurbewegingen
vermijden.
Voor meer informatie, zie Bandenpechwaar‐
schuwing, zie pagina 110.
Bandenspanningscontrole RDC Continu brandend: de spanningscon‐
trole meldt spanningsverlies in een
band.
Snelheid verminderen en voorzichtig stoppen.
Heftige rem- en stuurbewegingen vermijden.
Knipperen en vervolgens continu branden: er
wordt geen bandenpech of verlies van banden‐
spanning herkend.▷Storing door installaties of apparaten met
dezelfde zendfrequentie: na verlaten vanSeite 83WeergavenBediening83
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15