BMW X6 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: X6, Model: BMW X6 2016Pages: 302, PDF Size: 5.89 MB
Page 91 of 302

AirbagsysteemAirbagsysteem en gordelspanner zijn
mogelijk defect.
De auto zo snel mogelijk door een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist la‐
ten controleren.
Parkeerrem Parkeerrem is vastgezet.
Voor meer informatie, zie Parkeerrem
loszetten, zie pagina 74.
Remsysteem Remsysteem vertoont een storing.
Voorzichtig doorrijden.
De auto zo snel mogelijk door een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist la‐
ten controleren.
Botsingswaarschuwing Branden: vooralarm, bijv. bij een drei‐gend botsingsgevaar of bij zeer geringe
afstand tot een voorligger.
Afstand vergroten.
Knipperen: acute waarschuwing bij direct bot‐
singsgevaar als de auto met relatief hogere,
andere snelheid een andere auto nadert.
Ingrijpen door te remmen en evt. uit te wijken.
Persoonswaarschuwing Symbool op het instrumentenpaneel.
Dreigt er een botsing met een herkent
persoon, dan licht het symbool op en
klinkt er een signaal.
Symbool op het instrumentendisplay.Dreigt er een botsing met een herkent per‐
soon, dan licht het symbool op en klinkt er een
signaal.
Oranje lampjes
Actieve snelheidsregeling De gekozen afstand tot het voorlig‐
gende voertuig wordt aangegeven door
het aantal dwarsbalken.
Voor meer informatie, zie Actieve snelheidsre‐
geling met Stop & Go-functie, ACC, zie pa‐
gina 154.
Voertuigherkenning, actieve
snelheidsregeling
Branden: voorligger gedetecteerd.
Knipperen: voorwaarden voor het ge‐
bruik van het systeem zijn niet meer
vervuld.
Het systeem is gedeactiveerd, maar remt af tot
uw actieve overname door indrukken van het
rempedaal of het rijpedaal.
Gele lampjes
Antiblokkeersysteem ABS Abrupt remmen zo veel mogelijk ver‐
mijden. Rembekrachtiger mogelijk de‐
fect. Houd rekening met een langere
remweg. Direct door een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist laten controleren.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC Knipperen: DSC regelt de aandrijf- en
remkrachten. De auto wordt gestabili‐
seerd. Snelheid verlagen en rijstijl aan
de wegomstandigheden aanpassen.
Branden: DSC is uitgevallen. Het systeem door
een Service Partner van de fabrikant of een an‐Seite 91WeergavenBediening91
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 92 of 302

dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten controleren.
Voor meer informatie, zie Dynamische stabili‐
teitscontrole DSC, zie pagina 147.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC
gedeactiveerd of dynamische
tractiecontrole DTC geactiveerd
Dynamische stabiliteitscontrole DSC isuitgeschakeld of dynamische tractie‐
controle DTC is ingeschakeld.
Voor meer informatie zie Dynamische stabili‐
teitscontrole DSC, zie pagina 147, en Dynami‐
sche tractiecontrole DTC, zie pagina 148.
Bandenpechwaarschuwing RPA De bandenpechweergave meldt span‐
ningsverlies in een band.
Snelheid verminderen en voorzichtig
stoppen. Heftige rem- en stuurbewegingen
vermijden.
Voor meer informatie, zie Bandenpechwaar‐
schuwing, zie pagina 120.
Bandenspanningscontrole RDC Continu brandend: de spanningscon‐
trole meldt spanningsverlies in een
band.
Snelheid verminderen en voorzichtig stoppen.
Heftige rem- en stuurbewegingen vermijden.
Knipperen en vervolgens continu branden: er
wordt geen bandenpech of verlies van banden‐
spanning herkend.▷Storing door installaties of apparaten met
dezelfde zendfrequentie: na verlaten van
het storingsgebied wordt het systeem au‐
tomatisch weer actief.▷RDC kan de reset niet voltooien: voer de
reset van het systeem opnieuw uit.▷Wiel zonder RDC-elektronica is gemon‐
teerd: Evt. laten controleren door een Ser‐vice Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specia‐
list.▷Storing: het systeem door een Service
Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist
laten controleren.
Voor meer informatie, zie Bandenspannings‐
controle, zie pagina 117.
Stuursysteem Stuursysteem mogelijk defect.
Het stuursysteem door een Service
Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist
laten controleren.
Motorfuncties De auto door een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalifi‐
ceerde Service Partner of specialist la‐
ten controleren.
Voor meer informatie, zie Aansluiting voor On-
Board-Diagnose-Diagnose, zie pagina 259.
Lane Departure Warning Als het systeem is ingeschakeld, wordt
er bij het verlaten van een herkende rij‐
baan zonder eerst de richting aan te
geven onder bepaalde omstandigheden een
waarschuwing gegeven.
Voor meer informatie, zie Lane Departure War‐
ning, zie pagina 137.
Handmatige snelheidsbegrenzer Branden: systeem is ingeschakeld.
Knipperen: ingestelde snelheidslimiet
overschreden. Er klinkt evt. een signaal.
Verminder de snelheid of deactiveer het sys‐ teem.
Seite 92BedieningWeergaven92
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 93 of 302

MistachterlichtMistachterlichten zijn ingeschakeld.
Voor meer informatie, zie Mistachter‐
lichten, zie pagina 111.
Groene lampjes
Richtingaanwijzers Richtingaanwijzers ingeschakeld.
Ongewoon snel knipperen van de con‐
trolelampje duidt op een uitgevallen
richtingaanwijzerlampje.
Voor meer informatie, zie Richtingaanwijzer,
zie pagina 77.
Stadslicht, rijlicht Stadslicht of rijlicht is ingeschakeld.
Voor meer informatie, zie Stads-/
dimlicht, verlichtingsregeling, zie pa‐
gina 107.
Mistlamp Mistlampen zijn ingeschakeld.
Voor meer informatie, zie Mistlamp, zie
pagina 111.
Grootlichtassistent Grootlichtassistent is ingeschakeld.
Het grootlicht wordt afhankelijk van de
verkeerssituatie automatisch in- en uit‐
geschakeld.
Voor meer informatie, zie Grootlichtassistent,
zie pagina 110.
Snelheidsregeling Systeem is ingeschakeld. De snelheid
die met de bedieningselementen op
het stuurwiel is ingesteld wordt aange‐
houden.Automatic Hold
De functie is geactiveerd. De auto
wordt bij stilstand automatisch op zijn
plaats gehouden.
Voor meer informatie, zie Automatic Hold, zie
pagina 74.
Blauwe lampjes
Grootlicht Grootlicht is ingeschakeld.
Voor meer informatie, zie Grootlicht, zie
pagina 77.
Algemene lampjes Check-Control Minimaal één Check-Control-melding
wordt weergegeven of is opgeslagen.
Tekstmeldingen
Tekstmeldingen in combinatie met een sym‐
bool op het instrumentenpaneel geven uitleg
over een Check-Control-melding en de bete‐
kenis van de controle- en waarschuwingslamp‐
jes.
Aanvullende tekstmeldingen
Meer informatie, bijv. over de oorzaak van een
storing en de noodzaak tot ingrijpen, kan wor‐
den opgeroepen via Check-Control.
Bij dringende meldingen wordt de aanvullende
tekst automatisch op het Control Display ge‐
toond.
Symbolen Afhankelijk van de Check-Control-melding
kunnen de volgende functies geselecteerd
worden.▷ "Handleiding"Seite 93WeergavenBediening93
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 94 of 302

Bijkomende informatie over de Check-
Control-melding weergeven in de geïnte‐
greerde handleiding.▷ "Serviceaanmelding"
Contact opnemen met een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalifi‐
ceerde Service Partner of specialist.▷ "Pechhulp"
Contact opnemen met de Mobile Service.
Check-Control-meldingen
onderdrukken
Toets op de richtingaanwijzerschakelaar in‐
drukken.
▷Enkele Check-Control-meldingen worden
permanent weergegeven en blijven zicht‐
baar, totdat de storing is opgelost. Bij
meerdere gelijktijdige storingen worden de
meldingen na elkaar weergegeven.
Deze meldingen kunnen gedurende ca.
8 seconden onzichtbaar worden gemaakt.
Hierna worden deze weer automatisch
weergegeven.▷Andere Check-Control-meldingen verdwij‐
nen na ca. 20 seconden automatisch. Zij
blijven opgeslagen en kunnen opnieuw
worden weergegeven.
Opgeslagen Check-Control-
meldingen weergeven
Op het Control Display:
1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Check Control"4.Tekstmelding selecteren.
Meldingen aan het einde van de rit
Bepaalde meldingen die tijdens het rijden zijn weergegeven worden na het uitschakelen van
het contact opnieuw weergegeven.
Brandstofmeter Het hellen van de auto kan tot
schommelingen in de weergave
leiden.
De pijl naast het benzinepomp‐
symbool toont, afhankelijk de
uitvoering, aan welke kant van de auto de tank‐
dopklep zit.
Aanwijzingen voor tanken, zie pagina 234.
Toerenteller Vermijd beslist toerentallen in het rode waar‐
schuwingsgebied. In dit gebied wordt ter be‐
scherming van de motor de brandstoftoevoer
onderbroken.
Motorolietemperatuur
▷Koude motor: de wijzer staat
op de laagste temperatuur‐
waarde. Rij met gering toe‐
rental en matige snelheid.▷Normale bedrijfstempera‐
tuur: de wijzer bevindt zich in
het midden of in de linker‐
helft van de temperatuurme‐
ter.▷Hete motor: de wijzer staat op de hoogste
temperatuurwaarde. Bovendien wordt een
Check-Control-melding weergegeven.Seite 94BedieningWeergaven94
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 95 of 302

Koelvloeistoftemperatuur
Indien de koelvloeistof en daarmee de motor te
heet wordt, verschijnt er een Check-Control-
melding.
Koelvloeistofpeil controleren, zie pagina 256.
Kilometer- en dagteller Weergave▷Kilometerteller, pijl 1.▷Dagteller, pijl 2.
Kilometers weergeven/resetten Toets indrukken.
▷Bij uitgeschakeld contact
worden de tijd, buitentem‐
peratuur en kilometerteller
weergegeven.▷Bij ingeschakeld contact wordt de dagteller
teruggezet.
Buitentemperatuur
Daalt de weergave tot +3 ℃ of
lager, dan klinkt een signaal.
Er wordt een Check-Control-
melding weergegeven.
Het gevaar voor gladheid is toe‐
genomen.
WAARSCHUWING
Ook bij temperaturen boven +3 ℃ kan
gevaar voor gladheid bestaan, bijv. op bruggen
of schaduwrijke weggedeelten. Er bestaat ge‐
vaar voor ongevallen. Bij lage temperaturen de
rijstijl aanpassen aan de weersomstandighe‐
den.◀
Tijd
De tijd wordt onderaan op het
instrumentenpaneel weergege‐
ven.
Tijd en weergavevorm van de tijd instellen, zie pagina 103.
Datum De datum wordt op de boord‐
computer weergegeven.
Datum en weergavevorm van de
datum instellen, zie pagina 103.
Actieradius Weergave Bij een geringe resterende ac‐
tieradius:▷Er wordt kort een Check-
Control-melding weergege‐
ven.▷Op de boordcomputer wordt de resterende
actieradius weergegeven.▷Bij een dynamische rijstijl, bijv. snel rijden
in een bocht, is het functioneren van de
motor niet gewaarborgd niet altijd gega‐
randeerd.
Bij een actieradius van minder dan ca. 50 km
wordt de Check-Control-melding voortdurend
weergegeven.
ATTENTIE
Bij een actieradius onder 50 km kan de
brandstoftoevoer naar de motor in gevaar ko‐
men. Het functioneren van de motor is niet ge‐
waarborgd. Er bestaat gevaar voor schade. Op
tijd tanken.◀
Seite 95WeergavenBediening95
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 96 of 302

Actieradius weergevenAfhankelijk van de uitrusting kan de actieradius
ook als balkweergave op het instrumentenpa‐
neel worden weergegeven.1."Instellingen"2."Info-display"3."Overige weergaven"
Met navigatiesysteem: reikwijdte bij
actieve routebegeleiding
Afhankelijk van de uitvoering
wordt bij actieve routebegelei‐
ding de resterende reikwijdte bij
het bereiken van de bestem‐
ming weergegeven.
Momenteel verbruik
Weergave Afhankelijk van de uitrusting kan
het huidige brandstofverbruik op
het instrumentenpaneel worden
weergegeven. Er kan worden
gecontroleerd hoe zuinig en mi‐
lieubewust wordt gereden.
Momenteel verbruik weergeven
1."Instellingen"2."Info-display"3."Overige weergaven"
De weergavebalk voor het momenteel verbruik
wordt op het instrumentenpaneel weergege‐
ven.
Energieterugwinning
Weergave Bewegingsenergie van de auto
wordt tijdens de autoaandrijving
in omgezet in elektrische ener‐
gie. De accu wordt gedeeltelijk
geladen en het brandstofver‐
bruik kan worden verlaagd.
Benodigd onderhoud
Principe
Afstand of tijd tot het volgende onderhoud
wordt na inschakelen van het contact kort
weergegeven op het instrumentenpaneel.
De actuele servicebehoefte kan door een ser‐
viceadviseur worden uitgelezen uit de af‐
standsbediening.
Weergave
Gedetailleerde informatie over het
benodigde onderhoud
Nadere informatie over de omvang van het on‐
derhoud kan op het Control Display worden
weergegeven.1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Servicebehoefte"
Noodzakelijke omvang van het onderhoud
en zo nodig wettelijk voorgeschreven keu‐
ringen worden weergegeven.4.Vermelding selecteren om nadere informa‐
tie te laten weergeven.Seite 96BedieningWeergaven96
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 97 of 302

SymbolenSym‐
bolenBeschrijvingOnderhoud is op dit moment niet
noodzakelijk.Auto is aan een onderhoudsbeurt of
een wettelijke keuring toe.Termijn voor het onderhoud is over‐
schreden.
Afspraken invoeren
Afspraken voor voorgeschreven keuringen in‐
voeren.
Ervoor zorgen dat datum en tijd van de auto
juist zijn ingesteld.
Op het Control Display:
1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Servicebehoefte"4."§ Autokeuring (APK)"5."Afspraak:"6.Instellingen uitvoeren.7.Bevestigen.
Datuminvoer wordt opgeslagen.
Automatische servicewaarschuwing De gegevens over de onderhoudstoestand of
over wettelijk voorgeschreven keuringen van
de auto worden automatisch voor de vervalda‐
tum doorgegeven aan de Service Partner.
Er kan worden gecontroleerd, wanneer de Ser‐
vice Partner werd ingelicht.
Op het Control Display:
1."Auto-info"2."Autostatus"3."Opties" oproepen.4."Laatste Teleservice oproep"
Onderhoudsgeschiedenis
Algemeen
Onderhoudswerkzaamheden bij een Service
Partner van de fabrikant of een andere gekwa‐
lificeerde Service Partner of specialist laten uit‐
voeren. De uitgevoerde onderhoudswerkzaam‐
heden worden ingevoerd in de
voertuiggegevens, zie pagina 258.
Het ingevoerde onderhoud kan op het Control
Display worden weergegeven. De functie is
beschikbaar zodra er een onderhoudsbeurt in
de autogegevens is ingevoerd.
Onderhoudsgeschiedenis weergeven Op het Control Display:
1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Servicebehoefte"4. "Service historie"
Uitgevoerd onderhoud wordt weergege‐
ven.5.Vermelding selecteren om nadere informa‐
tie te laten weergeven.
Symbolen
Sym‐
bolenBeschrijvingGroen: onderhoud is tijdig uitge‐
voerd.Geel: onderhoud is te laat uitge‐
voerd.Onderhoud is niet uitgevoerd.Seite 97WeergavenBediening97
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 98 of 302

SchakelpuntindicatorPrincipe
Het systeem geeft de meest energiezuinige
versnelling voor de actuele rijsituatie aan.
Algemeen
De schakelpuntindicator is, afhankelijk van de uitrusting en landuitvoering, actief bij de hand‐
matige bediening van de Steptronic versnel‐
lingsbak.
Aanwijzingen voor op- of terugschakelen wor‐
den op het instrumentenpaneel weergegeven.
Bij voertuigen zonder schakelpuntindicator
wordt de ingeschakelde versnelling weergege‐
ven.
WeergavenVoorbeeldBeschrijvingMeest energiezuinige versnelling
is ingeschakeld.Naar energiezuinigere versnelling
schakelen.
Snelheidslimietinfo met
Inhaalverbodinfo
Principe
Snelheidslimietinformatie Snelheidslimietinformatie geeft op het instru‐
mentenpaneel de actueel herkende snelheids‐
beperking weer. De camera bij de binnenspie‐
gel registreert de verkeersborden aan de rand
van de weg, evenals de variabele weergaven
van matrixborden. Verkeersborden met aanvul‐
lende informatie, bijv. bij nat wegdek, worden
ook herkend en met voertuiginterne gegevens,
bijv. de regensensor, afgestemd en afhankelijk
van de situatie weergegeven. Het systeem
houdt rekening met de in het navigatiesysteem
opgeslagen informatie en geeft ook op trajec‐
ten zonder borden de bekende snelheidsbe‐
perkingen weer.
Inhaalverbodinfo Inhaalverbodinfo geeft met betreffende sym‐
bolen in het instrumentenpaneel door de ca‐
mera herkende inhaalverboden en de ophef‐
fing ervan weer. Het systeem houdt alleen
rekening met inhaalverboden en opheffingen
die herkenbaar gemaakt zijn door borden.
In de volgende situaties vindt er geen weer‐
gave plaats:▷In landen waarin inhaalverboden hoofdza‐
kelijk door straatmarkeringen kenbaar ge‐
maakt zijn.▷Op trajecten zonder borden.▷Bij spoorwegovergangen, wegmarkeringen
of andere situaties die op een inhaalverbod
zonder borden zouden duiden.
Aanwijzingen
Snelheidsbeperkingen en inhaalverboden voor
het rijden met een aanhangwagen worden niet
aangegeven.
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om het zicht en de
verkeerssituatie juist in te schatten. Er bestaat
gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de ver‐
keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie ob‐
serveren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.◀
Seite 98BedieningWeergaven98
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 99 of 302

Overzicht
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
In-/uitschakelen
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Info-display"3."Info snelheidslimiet"
Is de snelheidslimietinfo ingeschakeld, dan kan
deze via de boordcomputer op het Info Display
op het instrumentenpaneel worden weergege‐
ven.
Inhaalverbodinfo wordt samen met geacti‐
veerde snelheidslimietinformatie weergege‐
ven.
Weergave
Op het instrumentenpaneel wordt het vol‐
gende weergegeven:
Snelheidslimietinformatie Bekende snelheidsbeperking.
Snelheidslimiet opgeheven -
voor Duitse autosnelwegen.
Snelheidslimietinformatie niet
beschikbaar.
De Speed Limit informatie kan ook in het
Head-Up Display worden weergegeven.
Inhaalverbodinfo Inhaalverbod.
Einde van het inhaalverbod.
De inhaalverbodinfo kan ook in het Head-Up
Display worden weergegeven.
Grenzen van het systeem
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn en evt. verkeerde informatie aan‐
geven:▷Bij dichte mist en hevige regen of sneeuw‐
val.▷Als borden door objecten verborgen zijn.▷Bij dicht achter het voorliggende voertuig
rijden.▷Bij sterk tegenlicht.▷Als de voorruit voor de binnenspiegel be‐
slagen, verontreinigd of door stickers enz.
bedekt is.▷Vanwege mogelijke verkeerde herkennin‐
gen van de camera.▷Als de in het navigatiesysteem opgeslagen
snelheidsbeperkingen onjuist zijn.▷In gebieden die in het navigatiesysteem
niet voorkomen.Seite 99WeergavenBediening99
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 100 of 302

▷Bij afwijkingen van de navigatie, bijv. door
gewijzigde tracés.▷Bij het inhalen van bussen of vrachtwagens
met snelheidssticker.▷Als verkeerstekens niet overeenkomen
met de norm.▷Tijdens de kalibratieprocedure van de ca‐
mera direct na aflevering van de auto.
Keuzelijsten op het
instrumentenpaneel
Principe
Afhankelijk van de uitrusting kan m.b.v. de
toetsen, de gekartelde knop aan het stuur of
via de meldingen op het instrumentenpaneel
en Head-Up Display het volgende worden ge‐
toond of bediend:
▷Actuele audiobron.▷Nummerherhaling bij de telefoon.▷Activeren van het spraakgestuurd sys‐
teem.
Weergave
Afhankelijk van de uitrusting kan de lijst in het
instrumentenpaneel afwijken van de afbeel‐
ding.
Lijst activeren en instelling uitvoeren
Op de rechter stuurwielzijde aan de gekartelde
knop draaien, om de betreffende lijst te active‐
ren.
Met de gekartelde knop de gewenste instelling
selecteren en door het indrukken van de ge‐
kartelde knop bevestigen.
Boordcomputer
Weergave in het informatiedisplay De informatie van de boordcom‐
puter wordt in het informatiedis‐
play op het instrumentenpaneel weergegeven.
Informatie op Info Display oproepen
Toets op de richtingaanwijzerschakelaar in‐
drukken.
Informatie wordt op het Info Display van het in‐
strumentenpaneel weergegeven.
Seite 100BedieningWeergaven100
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15