night vision BMW X6 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: X6, Model: BMW X6 2016Pages: 302, PDF Size: 5.89 MB
Page 13 of 302

Dimlicht 107Automatische verlichtingsrege‐
ling 108
Adaptieve bochtverlichting 109
Grootlichtassistent 110Instrumentenverlichting 112Night Vision, warmtebeeld in-/
uitschakelen 1337Stuurkolomschakelaar, linksRichtingaanwijzers 77Grootlicht, lichtsignaal 77Grootlichtassistent 110Parkeerlicht 108Boordcomputer 1008Toetsen op stuurwiel, linksSnelheidsbegrenzer 141Snelheid oproepen 165, 154Snelheidsregeling aan/uit, onder‐
breken 154Snelheidsregeling aan/uit, onder‐
breken 165File-assistent aan/uit 161File-assistent: snelheidsregeling,
afstand instellen 154Snelheidsregeling, afstand ver‐
kleinen 154Snelheidsregeling, afstand ver‐
groten 154Tuimelschakelaar voor snelheidsrege‐
ling 165, 1549Schakelpaddels 8310Instrumentenpaneel 8611Toetsen op stuurwiel, rechtsEntertainmentbronVolumeSpraakinvoer 25Telefoon, zie Handleiding over
navigatie-, entertainment- en
communicatiesysteemGekartelde knop voor selectielijsten 10012Stuurkolomschakelaar, rechtsRuitenwisser 77Regensensor 78Ruiten en koplampen reini‐
gen 7713Motor starten/afzetten en contact
in-/uitschakelen 70Automatische start-stop-func‐
tie 7114Claxon, gehele vlak15Stuurwielverwarming 62Seite 13BedieningsorganenOverzicht13
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 34 of 302

geslagen en op een later tijdstip weer worden
opgeroepen.
Algemeen
Er zijn drie bestuurdersprofielen beschikbaar waarin persoonlijke instellingen voor de auto
worden opgeslagen. Aan iedere afstandsbe‐
diening is één van deze bestuurdersprofielen
toegewezen.
Als de auto met een afstandsbediening wordt
ontgrendeld, wordt het bijbehorende bestuur‐
dersprofiel geactiveerd. Alle in het bestuurder‐
sprofiel opgeslagen instellingen worden auto‐
matisch uitgevoerd.
Als meerdere bestuurders ieder een eigen af‐
standsbediening hebben, past de auto zich bij
het ontgrendelen aan de persoonlijke instellin‐
gen aan. Deze instellingen worden ook her‐
steld als de auto tussendoor door een persoon
werd gebruikt met een andere afstandsbedie‐
ning.
Wijzigingen aan de instellingen worden auto‐
matisch opgeslagen in het op dat moment ge‐
bruikte bestuurdersprofiel.
Als via iDrive een ander bestuurdersprofiel
wordt geselecteerd, worden de daarin opge‐
slagen instellingen automatisch uitgevoerd.
Het nieuwe bestuurdersprofiel wordt toegewe‐
zen aan de momenteel gebruikte afstandsbe‐
diening.
Bovendien is er een gastprofiel beschikbaar
dat niet aan een afstandsbediening wordt toe‐
gekend. Dit kan worden gebruikt om instellin‐
gen aan de auto te kunnen uitvoeren zonder de
persoonlijke bestuurdersprofielen te wijzigen.
Instellingen De instellingen van de volgende systemen en
functies worden opgeslagen in het geacti‐
veerde profiel. De omvang van de instellingen
die worden opgeslagen is afhankelijk van land
en uitvoering.▷Ontgrendelen en vergrendelen.▷Licht.▷Klimaatregeling.▷Radio.▷Instrumentenpaneel.▷Voorkeuzetoetsen.▷Volume, klank.▷Control Display.▷Navigatie.▷Tv.▷Park Distance Control PDC.▷Achteruitrijcamera.▷Side View.▷Top View.▷Head-Up Display.▷Rijbelevingsschakelaar.▷Positie bestuurdersstoel, buitenspiegel,
stuurwiel.▷Intelligent Safety.▷Rijstrookwisselmelding.▷Night Vision.
Profielbeheer
Profielen oproepen Onafhankelijk van de gebruikte afstandsbedie‐
ning kan een ander profiel worden opgeroe‐
pen.
Via iDrive:
1."Instellingen"2."Profielen"3.Profiel selecteren.▷Het in het opgeroepen profiel opgeslagen
instellingen worden automatisch uitge‐
voerd.▷Het opgeroepen profiel wordt toegewezen
aan de op dat moment gebruikte afstands‐
bediening.▷Als het profiel reeds aan een andere af‐
standsbediening is toegewezen, geldt dit
profiel voor beide afstandsbedieningen.Seite 34BedieningOpenen en sluiten34
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 107 of 302

VerlichtingUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Overzicht Schakelaars in de auto
De lichtschakelaar bevindt zich naast het
stuurwiel.
Verlichtingsfuncties
SymboolFunctieMistachterlichtMistlampAutomatische verlichtingsregeling
Adaptieve bochtverlichtingSymboolFunctieLicht uit
DagrijlichtStadslichtDimlichtInstrumentenverlichting
Stads-, dim- en parkeerlicht
Algemeen
Schakelaarstand:
, ,
Wanneer bij uitgeschakeld contact het be‐
stuurdersportier wordt geopend, wordt de bui‐
tenverlichting bij deze schakelaarstanden au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Stadslicht
Schakelaarstand:
De auto is rondom verlicht.
Stadslicht niet gedurende een langere tijd in‐
geschakeld laten, anders wordt de accu ontla‐
den en kan de motor evt. niet meer worden ge‐
start.
Voor het parkeren het eenzijdige parkeerlicht,
zie pagina 108, inschakelen.
Dimlicht
Schakelaarstand:
Het dimlicht brandt bij ingeschakeld contact.
Bij inrichting met Night Vision met Dynamic
Light Spot wordt een aanvullend accentlicht,
zie pagina 133, ingeschakeld.
Seite 107VerlichtingBediening107
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 125 of 302

Overzicht
Toets in de auto
Intelligent Safety-toets
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Het systeem wordt bij vertrek automatisch ge‐
activeerd.
Handmatig in-/uitschakelen Toets kort indrukken:
▷Het menu naar de Intelligent Sa‐
fety-systemen wordt weergege‐
ven. De systemen worden afhan‐
kelijk van de individuele instelling
afzonderlijk uitgeschakeld.▷LED brandt oranje of dooft, afhankelijk van
de individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De
individuele instellingen voor het momenteel
gebruikte profiel worden opgeslagen.
Toets opnieuw indrukken:
▷Alle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld.▷De LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
▷Alle Intelligent Safety-systemen
worden uitgeschakeld.▷De LED dooft.
Waarschuwingstijdstip instellen
Het moment van waarschuwing kan via iDrive
ingesteld worden.
1."Instellingen"2."Botswaarschuwing"3.Gewenst tijdstip op het Control Display in‐
stellen.
Bij uitrusting met Night Vision met Dynamic
Light Spot:
1."Instellingen"2."Intelligent Safety"3."Botswaarschuwing"4.Gewenst tijdstip op het Control Display in‐
stellen.
Het geselecteerde tijdstip wordt voor het mo‐
menteel gebruikte profiel opgeslagen.
Waarschuwing met remfunctieWeergave
Als er een botsing met een waargenomen an‐
der voertuig dreigt, wordt in het instrumenten‐
paneel en in het Head-Up Display een waar‐
schuwingssymbool weergegeven.
Seite 125VeiligheidBediening125
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 128 of 302

Overzicht
Toets in de auto
Intelligent Safety-toets
Radarsensor
De radarsensor bevindt zich aan de onderzijde
van de voorste bumper.
Radarsensor schoon en vrij houden.
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Het systeem wordt bij vertrek automatisch ge‐
activeerd.
Handmatig in-/uitschakelen Toets kort indrukken:▷Het menu naar de Intelligent Sa‐
fety-systemen wordt weergege‐
ven. De systemen worden afhan‐
kelijk van de individuele instelling
afzonderlijk uitgeschakeld.▷LED brandt oranje of dooft, afhankelijk van
de individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De
individuele instellingen voor het momenteel
gebruikte profiel worden opgeslagen.
Toets opnieuw indrukken:
▷Alle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld.▷De LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
▷Alle Intelligent Safety-systemen
worden uitgeschakeld.▷De LED dooft.
Waarschuwingstijdstip instellen
Het moment van waarschuwing kan via iDrive
ingesteld worden.
1."Instellingen"2."Botswaarschuwing"3.Gewenst tijdstip op het Control Display in‐
stellen.
Bij uitrusting met Night Vision met Dynamic
Light Spot:
1."Instellingen"2."Intelligent Safety"Seite 128BedieningVeiligheid128
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 130 of 302

▷Plotseling invoegende of sterk afrem‐
mende voertuigen.▷Voertuigen met ongebruikelijke achter‐
zijde.▷Vooroprijdende tweewielers.
Beperkte werking
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:
▷Bij dichte mist en hevige regen, opspat‐
tend water of sneeuwval.▷In scherpe bochten.▷Bij beperking of deactivering van de rijst‐
abiliteitsregelsystemen, bijv. DSC OFF.▷Wanneer, al naar gelang de uitvoering, het
zichtveld van de camera in de spiegel of de
radarsensor verontreinigd of bedekt is.▷Tot 10 seconden na het starten van de mo‐
tor via de start-/stopknop.▷Tijdens de kalibratieprocedure van de ca‐
mera direct na aflevering van de auto.▷Bij aanhoudende verblindende werking
door tegenlicht, bijv. door laaghangende
zon.
Gevoeligheid van de waarschuwingen
Hoe gevoeliger de waarschuwingen worden in‐
gesteld, bijv. het moment van waarschuwing,
hoe meer waarschuwingen worden getoond.
Dit kan ook een toename van het aantal valse
waarschuwingen betekenen.
Persoonswaarschuwing
De functie waarschuwt afhankelijk van de uit‐
rusting overdag of 's nachts voor een drei‐ gende botsing met personen.
De functie is onderverdeeld in de volgende
systemen:
▷Overdag: persoonswaarschuwing met
City-remfunctie, zie pagina 130▷In de nacht: Night Vision, zie pagina 133Persoonswaarschuwing met
City-remfunctie
Principe Het systeem kan helpen om ongevallen metvoetgangers te voorkomen.
Het systeem waarschuwt binnen de bebouwde
kom voor mogelijk botsingsgevaar met voet‐
gangers en bevat een remfunctie.
Het systeem wordt gestuurd via de camera bij
de binnenspiegel.
Algemeen
Het systeem waarschuwt in voldoende heldere
omstandigheden vanaf ca. 10 km/h tot ca.
60 km/h voor eventueel botsingsgevaar met
voetgangers en grijpt in met bediening van de
remmen kort voor een botsing.
Daarbij wordt gelet op personen die zich in het
detectiegebied van het systeem bevinden.
Detectiegebied
Het detectiegebied voor de auto bestaat uit
twee delen:
▷Centraal gebied, pijl 1, direct vóór de auto.▷Uitgebreid gebied, pijl 2, rechts en links.
Een botsing dreigt wanneer personen zich in
het centrale gebied bevinden. Voor personen
die zich in het uitgebreide gebied bevinden
wordt alleen gewaarschuwd wanneer zij zich in
de richting van het centrale gebied bewegen.
Seite 130BedieningVeiligheid130
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 133 of 302

▷Bij aanhoudende verblindende werking
door tegenlicht, bijv. door laaghangende
zon.▷In het donker.
Night Vision met herkenning
van personen en dieren
Principe Night Vision met herkenning van personen en
dieren is een nachtzichtsysteem.
Een infraroodcamera detecteert het gebied
voor de auto en waarschuwt voor personen en
dieren op de straat. Warme objecten waarvan
de vorm lijkt op die van mensen of dieren wor‐
den herkend door het systeem. Het warmte‐
beeld kan indien nodig op het Control Display
weergegeven worden.
Afhankelijk van de uitrusting wordt er voor een
betere herkenning met een lichtspot, Dynamic
Light Spot, op de waargenomen objecten ge‐
schenen, zie pagina 136.
Warmtebeeld
De warmteuitstraling van objecten in het ge‐
zichtsveld van de camera wordt weergegeven.
Warme objecten worden daarbij licht weerge‐
ven en koude objecten donker.
De herkenbaarheid hangt af van het tempera‐
tuurverschil met de achtergrond en van de ei‐
gen straling van het object, d.w.z. objecten met
gering temperatuurverschil ten aanzien van de
omgeving of met geringe warmteuitstraling zijn
beperkt herkenbaar.
Om veiligheidsredenen wordt het beeld vanaf
ca. 5 km/h en geringe helderheid van de omge‐
ving alleen bij ingeschakeld dimlicht weerge‐
geven.
Met bepaalde intervallen wordt gedurende een
fractie van een seconde een stilstaand beeld
weergegeven.
Herkenning van personen en dieren
De objectherkenning en -waarschuwing werkt
alleen in het donker.
Objecten met een menselijke vorm en vol‐
doende warmteuitstraling worden herkend.
Daarnaast herkent het systeem ook dieren
vanaf een bepaalde grootte, bijv. reeën.
Weergave op het Control Display bij ingescha‐
keld warmtebeeld:
▷Door het systeem herkende personen: in
heldergeel.▷Door het systeem herkende dieren: in don‐
kergeel.
Reikwijdte van de objectherkenning bij goede
omgevingsomstandigheden:
▷Persoonsherkenning: tot ca. 100 m▷Herkenning van grotere dieren: tot ca.
150 m▷Herkenning van middelgrote dieren: tot ca.
70 m
Invloeden van het milieu kunnen de beschik‐
baarheid van de objectherkenning beperken.
Seite 133VeiligheidBediening133
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 135 of 302

▷De LED dooft.
Warmtebeeld aanvullend inschakelenAanvullend kan op het Control Display het
warmtebeeld van de Night Vision-camera wor‐
den weergegeven. Deze functie heeft geen in‐
vloed op de objectherkenning.
Toets indrukken.
Het beeld van de camera wordt op het Control
Display weergegeven.
Instellingen via iDrive Bij ingeschakeld warmtebeeld:
1.Controller indrukken.2.Helderheid of contrast selecteren.▷ Symbool selecteren.▷ Symbool selecteren.3.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling bereikt is.4.Controller indrukken.
Weergave
Waarschuwing bij in gevaar gebrachte
personen of dieren
Als er een botsing met een waargenomen an‐
der persoon of dier dreigt, wordt in het instru‐
mentenpaneel en in het Head-Up Display een
waarschuwingssymbool weergegeven.
Hoewel vorm en warmteuitstraling worden ge‐
evalueerd, kan loos alarm niet worden uitge‐
sloten.
Waarschuwingsbereik voor de auto
Het waarschuwingsbereik voor de persoons‐
waarschuwing bestaat uit twee delen:
▷Centraal gebied, pijl 1, direct vóór de auto.▷Uitgebreid gebied, pijl 2, rechts en links.
Bij de dierwaarschuwing wordt er geen onder‐
scheid gemaakt tussen het centrale en het uit‐
gebreide gebied.
Het gehele gebied volgt de voertuigrichting in
overeenstemming met de stuuruitslag en ver‐
andert met de rijsnelheid. Bij toenemende
snelheid wordt het gebied bijv. langer en bre‐
der.
Vooralarm Geel symbool wordt weergegeven als
een persoon in het centrale gedeelte,
direct voor de auto wordt herkend.
Geel symbool wordt weergegeven, als een
persoon in het uitgebreide gebied zich van
rechts of links in de richting van het centrale
gedeelte beweegt.
Het getoonde symbool kan, afhankelijk van de
herkende personen, verschillen.
Zelf ingrijpen door remmen of uitwijken.
Wanneer dieren worden herkend, ver‐
schijnt een diersymbool. Het symbool
geeft ook de zijde van het wegdek aan
waar het dier herkend werd. Zelf ingrijpen door
remmen of uitwijken.
Seite 135VeiligheidBediening135
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 137 of 302

Lichtsignaal bedienen, om de Dynamic Light
Spot voor de actuele waarschuwing uit te
schakelen.
Grenzen van het systeem
Principiële grenzen
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:▷Bij steile hellingen of afdalingen en in
scherpe bochten.▷Bij verontreinigde camera of beschadigde
voorruit.▷Bij dichte mist en hevige regen of sneeuw‐
val.▷Bij zeer hoge buitentemperaturen.
Grenzen van de herkenning van
personen en dieren
In sommige situaties kan het voorkomen dat
personen als dieren herkend worden, of dieren
als personen.
Kleine dieren worden door de objectherken‐
ning niet herkend, hoewel zij in het beeld goed
te zien zijn.
Beperkte herkenning, bijv. in de volgende ge‐
vallen:
▷Niet-zichtbare of deels zichtbare personen
of dieren, in het bijzonder niet-zichtbaar
hoofd/kop.▷Personen in een niet staande houding, bijv.
liggend.▷Fietsers op niet-gebruikelijke fietsen, bijv.
ligfietsen.▷Na een mechanische inwerking op het sys‐
teem, bijv. na een ongeval.
Geen weergave op het scherm
achterin
Op het scherm achterin kan het beeld van de
Night Vision niet worden afgebeeld.
Waarschuwing rijbaan
verlaten
Principe
Dit systeem waarschuwt vanaf een bepaald
snelheidsbereik, als de auto op wegen met rij‐
baanbegrenzingslijnen op het punt staat om de
rijstrook te verlaten. Deze snelheid ligt afhan‐
kelijk van de landuitvoering tussen 55 km/h en
70 km/h .
Het stuur begint bij waarschuwingen licht te
trillen. Het moment van deze waarschuwing
kan afhankelijk van de actuele rijsituatie varië‐
ren.
Het systeem waarschuwt niet wanneer voor
het verlaten van de rijstrook richting wordt aan‐
gegeven.
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om het wegverloop
en de verkeerssituatie juist in te schatten. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de
verkeerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie
observeren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen. Bij waarschuwingen het stuurwiel
niet onnodig heftig bewegen.◀
Overzicht
Toets in de auto
Intelligent Safety-toets
Seite 137VeiligheidBediening137
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 292 of 302

Brillenvak 207
Buiten bedrijf stellen, auto 278
Buitenlucht, zie AUC 187
Buitenspiegel assagierszijde omlaag kantelen 60
Buitenspiegel, automatisch dimmend 61
Buitenspiegels 60
Buitentemperatuurindica‐ tie 95
Buitentemperatuurwaarschu‐ wing 95
C
Camera, achteruitrijca‐ mera 171
Cameralenzen, verzor‐ ging 278
Camera, Side View 176
Camera, Top View 174
CBS Condition Based Ser‐ vice 258
CD/multimedia, zie Handlei‐ ding over navigatie-, enter‐
tainment- en communicatie‐
systeem
Centraal scherm, zie Control Display 16
Centrale sleutel, zie Afstands‐ bediening 32
Centrale vergrendeling 38
Chassisinstellingen 151
Chassisnummer, zie Voer‐ tuigidentificatienummer 9
Check-Control 90
Chroomachtige delen, onder‐ houd 277
Claxon 12
Colonne-assistent, zie File- assistent 161
Combinatieschakelaar, zie Knipperlicht 77
Combinatieschakelaar, zie Ruitenwisserinstallatie 77 Comfort Access, zie Comfort‐
toegang 41
Comfortopenen met de af‐ standsbediening 36
COMFORT-programma, rij‐ belevingsschakelaar 153
Comfortsluiten met de af‐ standsbediening 36
Comforttoegang 41
Compressor 245
Computer, zie Boordcompu‐ ter 100
Condenswater onder de auto 217
Condition Based Service CBS 258
ConnectedDrive, zie Handlei‐ ding over navigatie-, enter‐
tainment- en communicatie‐
systeem
Contact aan 69
Contactdoos, On-Board Dia‐ gnose OBD 259
Contactdozen, zie Aansluiting elektrische apparaten 199
Contactsleutel, zie Afstands‐ bediening 32
Contact uit 69
Control Display 16
Control Display, instellin‐ gen 103
Controle- en waarschuwings‐ lampjes, zie "Check-Con‐
trol" 90
Controlelampjes, zie "Check- Control" 90
Controller 17
Corrosie van de remschij‐ ven 217
Cosmeticaspiegel 197
Coverbanden 243
Cruise-control, zie Actieve gewenste rijsnelheid 154
Cruise-control, zie Snelheids‐ regeling 165
Cupholder, bekerhouder 208 D
Dagrijlicht 109
Dagteller 95
Dakbelasting 283
Dakdrager 219
Dakdrager, zie Dakdra‐ ger 219
Dakhemel 15
Dashboardkastje 205
Datum 95
Deactiveren, airbags 115
Defrost, zie Ruiten ont‐ dooien 184, 188
Diefstalbeveiliging, auto 36
Diefstalbeveiliging, wielbou‐ ten 266
Diefstalbeveiliging, zie Alarm‐ installatie 45
Dierherkenning, zie Night Vi‐ sion 133
Diesel 237
Dieselroetfilter 215
Digitale klok 95
Dimlicht 107
Dimmende binnenspiegel 61
Dimmende buitenspiegel 61
Displays reinigen 278
Displayverlichting, zie Instru‐ mentenverlichting 112
Door water rijden 216
DPC, zie Dynamic Perfor‐ mance Control 147
Draai-drukregelaar, zie Con‐ troller 17
DSC dynamische stabiliteits‐ controle 147
DTC dynamische tractiecon‐ trole 148
Dynamic Light Spot, vervan‐ gen van lampen 264
Dynamic Light Spot, zie Night Vision 133
Dynamic Performance Con‐ trol DPC 147
Dynamische remlichten 143 Seite 292OpzoekenAlles van A tot Z292
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15