CITROEN C-ELYSÉE 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2018Pages: 260, PDF Size: 8.46 MB
Page 131 of 260

129
Mistlampen
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde van demonteren.Voor vragen over het ver vangen van
lampen kunt u contact opnemen met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Zijknipperlichten
Een nieuw exemplaar is verkrijgbaar bij het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
F Steek een sleufkopschroevendraaier tussen de lampunit en de behuizing.
F
W
ip de behuizing voorzichtig los.
F
V
erwijder de twee bevestigingsbouten van
de module.
F
N
eem de module uit de behuizing. F
D
ruk op de borgklem en maak de stekker
los.
F D raai de lamphouder los door deze een
kwartslag linksom te draaien.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
erwijder de gloeilamp en vervang deze.F
S
teek ter hoogte van het midden van het
zijknipperlicht een schroevendraaier tussen
het zijknipperlicht en de carrosserie.
F
W
ip het zijknipperlicht met de
schroevendraaier los.
F
N
eem de stekker van het zijknipperlicht los.
F
V
er vang de unit.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
8
Storingen verhelpen
Page 132 of 260

130
AchterlichtenDerde remlicht
(W5W)
Het derde remlicht is bereikbaar vanaf de
achterbank en bevindt zich in de behuizing op
de hoedenplank:
F
M
aak de lamphouder los door de twee
borglippen omhoog te bewegen en
verwijder deze.
F
V
ervang de defecte gloeilamp.
F
T
rek het deksel naar u toe en ver volgens
omhoog om het te ver wijderen.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
raai de moer los en ver wijder hem.
F
T
rek de lichtunit van buitenaf voorzichtig en
recht uit zijn behuizing.
Deze lampen kunnen vanuit de bagageruimte
worden vervangen:
F
O
pen het kofferdeksel.
F
V
er wijder het rooster in de bekleding aan de
desbetreffende zijkant.
F
N
eem de stekker van de lamp los. F
V
er wijder de vier bouten en trek de fitting los.
F
D
raai de defecte lamp een kwart omwenteling
en ver vang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Druk de lichtunit goed in de steungoot in de
lengteas van de auto.
Draai de moer zodanig vast dat een goede
afdichting is gewaarborgd. Draai de moer echter
niet al te vast, om te voorkomen dat de lichtunit
beschadigd raakt.
1
Remlicht/parkeerlicht (P21/5W).
2 Richtingaanwijzer (PY21W).
3 Achteruitrijlichten (W16W).
4 Mistachterlicht (P21W/5W).
Storingen verhelpen
Page 133 of 260

131
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.Zorg er voor dat het deksel goed op de
steun is geplaatst alvorens het deksel vast
te klikken.
Kentekenplaatverlichting
(W5W)
F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste gaten van het lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken en ver wijder het
lampglas.
F
V
er vang de defecte lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Een zekering vervangen
Toegang tot het
gereedschap Een zekering vervangenVoordat u een zekering ver vangt, dient u:
F
D e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen.
F
A
lle stroomverbruikers uit te schakelen.
F
D
e auto stil te zetten met het contact uit.
F
D
e defecte zekering op te sporen aan de
hand van de beschikbare zekeringtabellen
en schema's.
Bij het vervangen van een zekering dient u:
F
D
e speciale tang te gebruiken om de
zekering uit de houder te verwijderen en
te controleren of het smeltdraadje van de
zekering intact is.
F
V
er vang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur): een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (kand op brand).
Mocht de storing kort na het ver vangen
van de zekering terugkeren, laat het
elektrische systeem dan controleren
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de volgende tabellen
genoemd, kan tot ernstige storingen leiden.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De tang voor het verwijderen van zekeringen
is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast in het dashboard.
F
T
rek het deksel eerst rechtsboven en dan
linksboven los.
F
M
aak het deksel volledig los en keer het om.
F
M
aak de tang los.
8
Storingen verhelpen
Page 134 of 260

132
GoedDefect
Ta n g
Installeren van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van
uw auto is reeds rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren. CITROËN is niet aansprakelijk voor kosten
die voortvloeien uit storingen veroorzaakt
door het monteren van extra accessoires
die door CITROËN noch aanbevolen
noch geleverd worden en die bovendien
niet volgens haar voorschriften zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10
milliampère
bedraagt.
Zekeringen in het
dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Trek het deksel eerst rechtsboven en dan linksboven los.
Storingen verhelpen
Page 135 of 260

133
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F02 5
A Koplamphoogteverstelling, diagnoseaansluiting, bedieningspaneel airconditioning.
F09 5
A Alarmsysteem (af fabriek of inbouw achteraf).
F11 5
A Extra verwarming.
F13 5
A Parkeerhulp (af fabriek of inbouw achteraf).
F14 10
A Bedieningspaneel airconditioning.
F16 15
A Aansteker, 12V-aansluiting.
F17 15
A Audiosysteem (af fabriek of inbouw achteraf).
F18 20
A Audiosysteem (af fabriek of inbouw achteraf) / Bluetooth.
F19 5
A Monochroom display C.
F23 5
A Plafonniers, kaartleeslampjes.
F26 15
A Claxon.
F27 15
A Ruitensproeierpomp.
F28 5
A Stuurslot.
8
Storingen verhelpen
Page 136 of 260

134
Zekeringen in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
Toegang tot de zekeringenZekeringnr.StroomsterkteFuncties
F29 -Niet gebruikt.
F30 10
A Verwarmde buitenspiegels.
F31 25
A Achterruitverwarming.
F32 -Niet gebruikt.
F33 30
A Elektrische ruitbediening vóór.
F34 30
A Elektrische ruitbediening achter.
F35 30
A Stoelverwarming vóór.
F36 -Niet gebruikt.
F37 20
A Servicecentrale trekhaak. F
M
aak het deksel los.
F
V
ervang de zekering.
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
Storingen verhelpen
Page 137 of 260

135
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F14 15
A Verwarming onderzijde voorruit.
F15 5
A Aircocompressor.
F16 15
A Mistlampen vóór.
F18 10
A Grootlicht rechts.
F19 10
A Grootlicht links.
F29 40
A Ruitenwissermotor vóór.
F30 80
A Gloeibougies (diesel).
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege
accu.
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij
een speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een
goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of
vonken veroorzakende bronnen, om elk risico
van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
8
Storingen verhelpen
Page 138 of 260

136
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Toegang tot de accuStarten van de motor
met een hulpaccu en
startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12
V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van de
motor (ventilator, riem enz.) bevinden.
Maak de klem van de pluspool (+) niet los
bij draaiende motor. F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Toegang:
F
O
pen de motorkap via hendel in het
interieur en gebruik ver volgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F
Be
vestig de motorkapsteun.
F
V
erwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de pluspool (+). De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
Op de motor is een afzonderlijk massapunt
aangebracht.
F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
Storingen verhelpen
Page 139 of 260

137
F Wacht tot de motor stationair draait.
F N eem ver volgens de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
De accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
A
ls u voornamelijk korte ritten maakt.
-
V
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Z
et het contact af.
F
S
chakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, verlichting, ruitenwissers
e n z .) u i t . F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
D
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A .
-
D
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
S
chakel na afloop van het laden eerst
acculader B uit voordat u de kabels
losneemt van accu A .
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting
van het Stop & Start-systeem ernstig
beschadigd raken.
8
Storingen verhelpen
Page 140 of 260

138
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Alvorens de accu los te koppelen moet u de
volgende handelingen uitvoeren:
F
S
luit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, kofferdeksel, ruiten).
F
S
chakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
e n z .) u i t .
F
Z
et het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Accupoolklem met
snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
Weer aansluiten van de plusklem
(+)
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Na het opnieuw aansluiten
van de accu
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen.
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
Plaats de geopende accupoolklem B op de pluspool (+).F Druk op de accupoolklem B tot hij stuit.
F
B eweeg de hendel A omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten. Na opnieuw aansluiten van de accu moet u
het contact aanzetten en ver volgens 1
minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
het zelf opnieuw initialiseren van bepaalde
systemen/functies zoals:
-
D
e sleutel met afstandsbediening.
-
D
e datum en de tijd.
-
D
e voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8 uur), niet is gebruikt.
Storingen verhelpen