CITROEN C-ZERO 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2014, Model line: C-ZERO, Model: CITROEN C-ZERO 2014Pages: 177, PDF Size: 5.64 MB
Page 11 of 177
.Eerste kennismaking
9
Juiste zitpositie
Voorstoelen
38
1.
Hoogteverstelling van de hoofdsteun. 2.Rugleuningverstelling. 3.Hoogteverstelling van de zitting van debestuurdersstoel. 4.
Ver stelling in lengterichting.
Page 12 of 177
Eerste kennismaking
10
Comfort
Buitenspiegels
A.
Selecteren van de buitenspiegel.B.Verstellen van de buitenspiegel.
C.Inklappen / Uitklappen .
42
Binnenspiegel
Uitvoering met handbediende
dag-/nachtstandinstelling
1. Selecteren van de dagstand van de spiegel.
2. Verstellen van de binnenspiegel.
43
1.
Gordel verstellen. 2.Gordel vastgespen. 3.Controle van de vergrendeling door aan degordel te trekken.
Veiligheidsgordels
75
Page 13 of 177
.Eerste kennismaking
11
Zicht
Verlichting
Ring A
Rin
g B
Ruitenwissers
57
Ruitenwisser vóór
60
Ruitenwisser achter
60 Dimlicht/
grootlicht.
P
arkeerlicht.
Automatische verlichting.
Uit.
Mistlampen vóór en mistachterlicht. Uit.
Int
erval.
Wissen en sproeien. É
én keer wissen.
Uit.
Interval
(snelheid handmatig
instelbaar).
Lage wissnelheid.
Hoge wissnelheid.
Page 14 of 177
Eerste kennismaking
12
Goede ventilatie
Verwarming / Ventilatie
Te mperatuur instellen.
L
uchthoeveelheidinstellen.
Luchtverdelin
g instellen.
Luchttoevoer van buitena
f /
Luchtrecirculatie.
T
oets "MAX".
Airconditionin
g A AN / UIT.
49
Airconditioning
Page 15 of 177
.Eerste kennismaking
13
Veiligheid voor alle inzittenden
1.
Open het dashboardkastje. 2.Steek de sleutel in de schakelaar.3.Selecteer de stand:"ON"
(inschakelen) wanneer een passagier op
de voorstoel zit of een kinderzitje voor ver voer
met het gezicht in de rijrichting is bevestigd,
"OFF"
(uitschakelen) wanneer een
kinderzitje voor ver voer met de rug in de rijrichting is bevestigd.
Airbag voorpassagier
Met behulp van de twee ringen Atussen de
rugleuning en de zitting van de zitplaats kunt u een ISOFIX-kinderzitje bevestigen.
De ring B
aan de bovenzijde van de
rugleuning is bestemd voor de bovenste riem,
TOP TETHER
genaamd.
ISOFIX-bevestigingen
79
Kinderbeveiliging
A.
Geblokkeerd.B.
Vrijgegeven.
7
0
67
Page 16 of 177
Eerste kennismaking
14
Controle tijdens het rijden
1.
Als het contact wordt aangezet, gaan de
oranje en rode waarschuwingslampjes branden. 2. Als de motor draait, gaan deze lampjes uit.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er
lampjes blijven branden.
Controlelampjes
19
A.Neutrale stand.B.Energieverbruik. C. Zone "Eco". D.Zone "Charge".
Verbruiks-/
energieopwekkingsindicator
27
Naarmate de beschikbare hoeveelheid energie van de tractiebatterij geringer wordt, krijgt de bestuurder
vier waarschuwingen achter elkaar:
- als nog slechts 2 streepjes op de energievoorraadmeter branden gaat het symbooltje (brandstofpomp met stekker) knipperen: de reser vevoorraad wordt aangesproken.
- Het laatste streepje van de
energievoorraadmeter knippert.
- Het laatste streepje gaat uit:
de actieradius wordt niet meer weergegeven,de ver warming en de airconditioning worden
uitgeschakeld.
Waarschuwing lage energievoorraadgg
- Dit symbooltje gaat op het instrumentenpaneel branden:
Geleidelijk aan is er steeds minder
vermogen beschikbaar.
26
Page 17 of 177
.Eerste kennismaking
15
Onder het rijden
P.
Parking (Parkeerstand). U moet het rempedaal intrappen als u deselectiehendel vanuit de stand P in een andere stand wilt zetten.R.Reverse (Achteruit). N.
Neutral (Vrij).D.Drive (Voor uit r ijden).
Selectiehendel
55- Controleer of de selectiehendel in stand
Pstaat.
- Steek de sleutel in het contact.
- Draai de sleutel in stand 4 (START).- Houd de sleutel enkele seconden indeze stand tot het lampje " READY " gaatbranden en er een geluidssignaal klinkt.
- Laat de sleutel los.
De sleutel in het contact draait automatisch
terug in stand 3 (ON).
Motor starten
53
- Zet de auto helemaal stil.
- Houd het rempedaal ingetrapt.
- Zet de selectiehendel in stand P
. P
- Trek de parkeerrem aan.
- Draai de sleutel tegen de wijzers van deklok in, in de stand LOCK.
Motor afzetten
53
Page 18 of 177
Eerste kennismaking
16
Laden
Bij het snelladen wordt de auto via een speciale
aansluiting op een voedingsbron aangesloten.
A.Hendel in het interieur.
B.Klepje snellaadaansluiting (linkerzijde vanauto). C.Afdekkap.
De daarvoor benodigde kabel zit vast aan het speciale snellaadapparaat.
Snelladen **
86
Deze procedure biedt de mogelijkheid om de auto met behulp van een stekker aangesloten op het gewone elektriciteitsnet op te ladenA.Hendel in het interieur. B.Klepje aansluiting buitenzijde (rechterzijde van auto). C.Afdekkap.
Normaal laden
82
Laad de tractiebatterij eens in de2 weken helemaal op; hiermee zorgt u voor een lange levensduur van detractiebatterij.Volg de procedure voor normaalladenom de batterij (via het normalelichtnet) helemaalop te laden tothet systeem zichzelf automatischuitschakelt (laadstroomlampje op hetinstrumentenpaneel uit).
Controleer voordat u de stekker aansluit, of het elektriciteitsnet datu voor het laden wilt gebruiken,voldoet aan de specificaties die op hetcontrolepaneel van de laadkabel zijn aangegeven * . Laat uw elektriciteitsnet vooraf en ver volgens periodiek door een
erkend installateur controleren.
Controleer of het snellaadapparaat met laadkabel geschikt is voor uw auto.
Gebruik uitsluitend een laadkabel vanCITROËN.
Gebruik geen verlengkabels, stekkerblokken, adaptersof programmeerbare apparatuur.
* (Bijvoorbeeld in Frankrijk: norm NF C 15 -10 0).
**
Volgens uitvoering.
Page 19 of 177
.Eerste kennismaking
17
Zuinig en milieuvriendelijk rijden
Met enkele praktische tips voor in het dagelijkse gebruik kunt u het energieverbruik van de auto beperken en de actieradius vergroten.
Hanteer een soepele rijstijl
Het energieverbruik van uw auto is sterkafhankelijk van de omstandigheden op de weg,
van uw rijstijl en van de rijsnelheid.
Probeer altijd een soepele rijstijl te hanteren.
Ri
jd zo veel mogelijk in het "Eco"
-zonevan de energiemeter: accelereer rustig en gelijkmatig, rijd waar mogelijk met eenconstante en gematigde snelheid.
Energie herwinnen
Anticipeer tijdens het rijden zodat u energie kunt terugwinnen en de actieradius van de auto kunt vergroten.
Gebruik de "Charge"-zonevan de verbruiks-/
energieopwekkingsindicator zo veel mogelijk: anticipeer op de omstandigheden door de auto
tijdig te laten uitrijden in plaats van te remmen.
Gebruik van elektrische
uitrusting
De verwarming en de airconditioning krijgen
hun energie van de tractiebatterij.
Als deze voorzieningen te veel wordengebruikt, zal de actieradius van de auto
beduidend afnemen. Schakel ze daarom uit
zodra de auto op de gewenste temperatuur
is en controleer elke keer bij het star ten of de
airconditioning of de ver warming aan staat.
Probeer ook het gebruik van de
voorruitontwaseming, de achterruitverwarming en
de stoelverwarmin
g zo veel mogelijk te beperken.
Voorkom onnodig
energieverbruik
Neem, net als bij andere auto's, geen onnodige
lading (gewicht) mee en voorkom dat de stroomlijn van de auto wordt doorbroken(rijden met open ruiten bij snelheden boven de50 km/h, allesdragers op het dak, dakkoffer…).
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig en
houd u aan het door CITROËN voorgeschrevenonderhoudsschema.
Page 20 of 177
Controle tijdens het rijden
18
Instrumentenpaneel De klokken en controlelampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto.
1.Indicatorlaadtoestand tractiebatterij.rWeergave stand selectiehendel.2.Verbruiks-/energieopwekkingsindicator.3.Snelheidsmeter.4.
Display.
A.Kilometerteller.B.Dagteller (Tr aject A of B).C.Dimmer dashboardverlichting.D.Onderhoudsindicator (in kilometers totde volgende onderhoudsbeurt).E.Onderhoudsindicator (in tijd tot de
volgende onderhoudsbeurt).F.Actieradiusindicator.
5.Bedieningsknop display. Achtereenvolgens weergeven van de
verschillende functies.
Nulstelling van de geselecteerde functie(dagteller of onderhoudsindicator).
Instellen van de lichtsterkte van deverlichting.
Raadpleeg de desbetreffende paragraaf voor
meer informatie.
Klokken
Display