dashboard CITROEN C5 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2014, Model line: C5, Model: CITROEN C5 2014Pages: 333, PDF Size: 11.86 MB
Page 127 of 333

VIII
125
VEILIGHEID
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van de
airbags:
Maak er een gewoonte van om nor-
maal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinde-
ren, huisdieren, objecten...). Dit kan
de goede werking van de airbag be-
lemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal
van uw auto de airbagsystemen
controleren.
Werkzaamheden aan airbagsyste-
men mogen uitsluitend door het
CITROËN-netwerk of door een ge-
kwalifi ceerde werkplaats worden uit-
gevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de
borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt
namelijk zeer snel opgeblazen (bin-
nen enkele milliseconden) en loopt
vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor
bestemde openingen naar buiten
stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten
niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgebla-
zen, kunnen brandende sigaretten
of een pijp brandwonden of ander
letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak
geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
daarvoor goedgekeurde stoelhoe-
zen, die in combinatie met actieve
zijairbags gebruikt kunnen worden.
Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u
zich wenden tot het CITROËN-net-
werk (zie hoofdstuk "Praktische in-
formatie - § Accessoires").
Bevestig nooit iets aan de rugleu-
ning van de stoelen (kleding...): dit
zou bij het afgaan van de airbags
kunnen leiden tot verwondingen aan
armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het por-
tierpaneel zitten.
Windowairbags
Bevestig nooit iets op de hemelbe-
kleding; dit zou bij het afgaan van
de windowairbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen
van het dak (indien aanwezig); deze
maken deel uit van de bevestiging
van de windowairbags.
Page 140 of 333

IX
138
RIJDEN
De stand van de selectiehendel en
de schakelmodus worden weerge-
geven in display C
.
U kunt de insgeschakelde stand ook
afl ezen van het display van de se-
lectiehendel.
Weergave op het instrumentenpaneel
Starten van de auto
)
Selecteer de stand N
om de mo-
tor te starten.
)
Houd het rempedaal ingetrapt.
)
Start de motor.
N
verschijnt op het display in het
dashboard.
De aanduiding N
op het display
knippert als u de motor probeert te
starten zonder dat de selectiehen-
del in de stand N
staat.
)
Selecteer de eerste versnelling
(stand M
of A
) of de achteruitver-
snelling (stand R
).
)
Zet de handrem vrij, als deze
niet automatisch wordt bediend.
)
Neem uw voet van het rempe-
daal en geef gas.
)
Houd het rempedaal ingetrapt,
terwijl u de selctiehendel naar
voren verplaatst.
Achteruitversnelling
Schakel pas in de achteruit-
versnelling als de auto stil-
staat.
Om schokken te vermijden, geeft u
niet meteen na het selecteren van
de versnelling gas.
Neutraalstand
Schakel nooit in de stand N
als de auto rijdt.
Page 172 of 333

X
!
170
ONDERHOUD
NIVEAUS CONTROLEREN
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij
aangezet contact worden
gecontroleerd via de mo-
torolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel, of met
de oliepeilstok.
Een handmatige controle van het
motorolieniveau is alleen betrouw-
baar als de auto op een vlakke, hori-
zontale ondergrond staat en de mo-
tor minstens 30 minuten niet heeft
gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet
bijvullen. CITROËN adviseert u om
elke 5000 km het olieniveau te con-
troleren en, indien nodig, olie bij te
vullen.
Na het bijvullen zal de olieniveaume-
ter op het dashboard bij het aanzet-
ten van het contact na 30 minuten
de juiste waarde aangeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit con-
troleren door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Controleer de onderstaande niveaus
regelmatig en vul indien nodig bij,
tenzij anders aangegeven.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer
heet zijn (kans op brandwonden).
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje
voor het verversingsinterval voor uw
auto.
Om een verminderde betrouw-
baarheid van de motor en de
emissieregeling te voorkomen,
is het gebruik van additieven in
de motorolie niet toegestaan.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aan-
bevolen motorolie voor uw auto en
motoruitvoering.
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient
zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevin-
den. Controleer indien dit
niet het geval is of de rem-
blokken van uw auto zijn versleten.
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje
voor het voorgeschreven verver-
singsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voor-
geschreven remvloeistof die voldoet
aan de DOT4-norm.
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
of niveau vloeistof
stuurbekrachtiging en vering
Neem voor het bijvullen van
het niveau contact op met het
CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Oliepeilstok
2 merktekens op de peil-
stok:
A
= maxi; overschrijd nim-
mer dit niveau.
B
= mini; vul het niveau bij
via de olievuldop. Gebruik
de motoroliesoort die is
voorgeschreven voor het
type motor in uw auto.