service CITROEN C5 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2014, Model line: C5, Model: CITROEN C5 2014Pages: 333, PDF Size: 11.86 MB
Page 2 of 333

Het online-instructieboekje
Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens
toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie
is gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkeringen die
worden weergegeven met dit pictogram:
Als de rubriek "MyCitroën" niet beschikbaar is op de website van
het merk voor uw land, kunt u uw instructieboekje op het volgende
internetadres raadplegen:
http://service.citroen.com
Selecteer:
Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in
de rubriek "MyCitroën".
Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten
en diensten en kunt u rechtstreeks contact opnemen met het merk:
een voor u op maat gemaakte pagina.
de link in het gedeelte voor "Particulieren",
de taal,
het model van uw auto,
de uitgiftedatum die overeenkomt met de datum van deel 1A op het
kentekenbewijs van uw auto.
U kunt hier uw instructieboekje in dezelfde lay-out bekijken.
Page 34 of 333

I
32
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing
(waarschuwingslampje) of geven de bestuurder informatie over de werking van
een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld).
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
STOP
permanent in
combinatie
met een ander
waarschuwingslampje.
Dit waarschuwingslampje brandt
bij een lekke band, een storing met
betrekking tot het remsysteem of bij
een te hoge koelvloeistoftemperatuur. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Service
tijdelijk. Er is een kleine
storing opgetreden
waarbij geen specifi ek
waarschuwingslampje gaat
branden. Identifi ceer de storing met behulp van de
melding op het display, bijvoorbeeld:
- het sluiten van de portieren, de
achterklep, de achterruit of de motorkap,
- de batterij van de afstandsbediening,
- de bandenspanning,
- vervuiling van het roetfi lter (diesel).
Raadpleeg in andere gevallen het
CITROËN-netwerk of eengekwalifi ceerde
werkplaats.
permanent. Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen
specifi ek waarschuwingslampje
gaat branden. Identifi ceer de storing met behulp van de
melding op het display en raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan sommige waarschuwingslampjes enkele
seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op het display.
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het
rijden één van de volgende verklik-
kerlampjes gaat branden, wijst dit
op een storing in het desbetreffende
systeem en moet de bestuurder ac-
tie ondernemen.
Een waarschuwingslampje gaat al-
tijd branden in combinatie met een
aanvullende melding om u te helpen
bij het opsporen van de storing.
Raadpleeg indien nodig het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
Page 43 of 333

I
41
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Motorolietemperatuurmeter
Onder normale weersomstandig-
heden worden alleen de blokjes in
zone 1
weergegeven.
Onder zware gebruiksomstandig-
heden kunnen ook de blokjes in
zone 2
worden weergegeven.
Matig in dat geval uw snelheid, zet
indien nodig de motor af en contro-
leer de niveaus (zie het desbetref-
fende hoofdstuk).
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Onder normale omstandigheden
worden alleen de blokjes in zone
1
weergegeven.
Onder zware omstandigheden kun-
nen ook de blokjes in zone 2
worden
weergegeven en kunnen het waar-
schuwingslampje koelvloeistoftempe-
ratuur A
en het waarschuwingslampje
STOP
op het instrumentenpaneel
gaan branden. Stop in dat geval
onmiddellijk.
Zet het contact af. De
koelventilator kan nog enige tijd
blijven draaien.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Wanneer het lampje SERVICE
gaat
branden, controleer dan de vloei-
stofniveaus (zie het desbetreffende
hoofdstuk). Wanneer de auto op een horizontale
en vlakke ondergrond staat, geeft
het controlelampje minimumbrand-
stofniveau aan dat u het reserveni-
veau hebt bereikt.
Er verschijnt een waarschuwings-
melding op het display van het in-
strumentenpaneel.
Brandstofmeter
Page 117 of 333

VIII
11 5
VEILIGHEID
BANDENSPANNINGSCONTROLE
Dit systeem controleert automatisch
de bandenspanning tijdens het rij-
den.
Weergave als de
bandenspanning in orde is
Controlemogelijkheden
Dankzij deze functie wordt u ge-
waarschuwd in het geval van een te
lage bandenspanning of een lekke
band.
Automatische controle
Sensoren controleren de banden-
spanning.
In het geval van een storing ver-
schijnt er een bericht op het display
van het instrumentenpaneel.
Controle op verzoek van de
bestuurder
U kunt de bandenspanning op elk
moment controleren.
)
Druk op de toets A
(CHECK) om
de informatie weer te geven op
het display van het instrumen-
tenpaneel.
)
Druk op de toets A
(CHECK).
Dit systeem geeft aan of uw banden
de juiste spanning hebben.
Deze informatie wordt alleen weer-
gegeven op verzoek van de be-
stuurder.
Te lage bandenspanning
automatische controle
controle op verzoek van
de bestuurder
Automatische controle:
Een bericht op het display geeft aan
welke band een te lage spanning
heeft.
Controle op verzoek van de
bestuurder:
Het bovenaanzicht van de auto geeft
aan welke band een te lage span-
ning heeft.
Naast de melding op het display
gaat het lampje SERVICE
branden
en klinkt er een geluidssignaal.
)
Controleer de bandenspanning
zo snel mogelijk.
Page 118 of 333

VIII
116
VEILIGHEID
Lekke band
automatische controle
controle op verzoek van de
bestuurder
Automatische controle:
Een melding op het display geeft
aan welke band lek is.
Controle op verzoek van de
bestuurder:
Het bovenaanzicht van de auto op het
display geeft aan welke band lek is.
Naast de melding op het display
gaat het lampje STOP
branden en
klinkt er een geluidssignaal.
Niet-gecontroleerd wiel
automatische controle
controle op verzoek van de
bestuurder
Automatische controle:
Een bericht op het display geeft aan
welk wiel niet wordt gecontroleerd.
Controle op verzoek van de
bestuurder:
Het bovenaanzicht van de auto op het
display geeft aan welk wiel niet gecon-
troleerd wordt.
)
Naast het verschijnen van een
bericht brandt het SERVICE
-
lampje en klinkt er een ge-
luidssignaal. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats. De bandenspanningscontrole is
slechts een hulpmiddel. De be-
stuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de juiste bandenspanning.
Dit systeem ontslaat u niet van de
verplichting om regelmatig de ban-
denspanning te controleren (zie
“Identifi catie”), om er zeker van te
zijn dat het weggedrag van de auto
veilig blijft en om een voortijdige
bandenslijtage, met name veroor-
zaakt tijdens het rijden met zware
belading en bij hoge snelheid, te
voorkomen.
Vergeet niet om ook het reserve-
wiel te controleren.
Laat werkzaamheden aan wielen
voorzien van een sensor uitsluitend
verrichten door het CITROËN-net-
werk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
Signalen van systemen buiten de
auto kunnen de bandenspannings-
controle tijdelijk verstoren.
)
Mocht u wielen zonder banden-
spanningsdetector monteren
(bijvoorbeeld winterbanden),
neem dan contact op met het
CITROËN-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats.
Page 134 of 333

IX
!
132
RIJDEN
Raadpleeg als een van deze gevallen zich voordoet zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
TOESTAND
GEVOLGEN
1
Defect van de elektrische handrem en
weergave van de melding " Storing
handrem
" en branden van de volgende
waarschuwingslampjes: Als het waarschuwingslampje van de elektrische handrem in
combinatie met het Servicelampje gaat branden, moet de auto
op een veilige manier worden geparkeerd (vlakke ondergrond,
versnelling ingeschakeld).
2
Weergave van de meldingen " Storing
handrem
" en " Storing hill holder
"
en het branden van de volgende
waarschuwingslampjes:
- De automatische bediening is uitgeschakeld.
- De hill holder is niet beschikbaar.
- De elektrische handrem kan alleen handmatig worden
bediend.
3
Weergave van de meldingen " Storing
handrem
" en " Storing hill holder
"
en het branden van het volgende
waarschuwingslampje:
- De functie voor het handmatig vrijzetten van de handrem is
uitgeschakeld.
- De hill holder is niet beschikbaar.
- De functies voor het automatisch bedienen en het handmatig
aantrekken blijven beschikbaar.
Storingen
Page 145 of 333

IX
!
!
143
RIJDEN
Bij een storing in het systeem gaat
het verklikkerlampje in de schake-
laar "ECO OFF"
knipperen en ver-
volgens constant branden.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een sto-
ring zou optreden, kan het zijn dat
de motor niet meer wil aanslaan of
direct afslaat: alle verklikkerlampjes
branden. Zet in dat geval het contact
af en start de auto dan met behulp
van de sleutel.
Storingen
Het Stop & Start-systeem
maakt gebruik van geavan-
ceerde technologie. Laat
eventuele werkzaamheden uitvoe-
ren bij een gekwalifi ceerde werk-
plaats, bijvoorbeeld een service-
punt van het CITROËN-netwerk,
die over alle deskundigheid en spe-
ciale gereedschappen beschikt.
Schakel omwille van de vei-
ligheid het Stop & Start-sy-
steem altijd uit als u han-
delingen onder de motorkap wilt
uitvoeren.
Onderhoud
Dit systeem heeft specifi eke ken-
merken en maakt gebruik van een
speciale 12V-accu (raadpleeg voor
meer informatie het CITROËN-net-
werk).
Het gebruik van een andere dan de
door CITROËN voorgeschreven ac-
cu's kan leiden tot storingen in het
systeem.
Maak voor het opladen van de 12V-
accu gebruik van een 12V-accula-
der. De polariteiten mogen hierbij
niet worden omgekeerd.
Page 153 of 333

IX
151
RIJDEN
De snelheidsbegrenzer, die geen
invloed heeft op het remsysteem
van de auto, is bij een steile afda-
ling of een te snelle acceleratie niet
altijd in staat de ingestelde snel-
heid te handhaven.
Bij het gebruik van andere dan door
CITROËN goedgekeurde matten
bestaat de kans dat het intrappen
van het gaspedaal gehinderd wordt
en de werking van de snelheidsre-
gelaar belemmerd wordt.
De door CITROËN goedgekeurde
matten hebben een derde bevesti-
gingspunt bij de pedalen waardoor
ze de beweging van de pedalen
niet kunnen hinderen.
Onderbreken / hervatten
)
Druk op de toets 3
.
Bij deze handeling wordt de informa-
tie “ PAUSE
” op het instrumentenpa-
neel weergegeven bij A
.
Deze handeling annuleert de inge-
stelde maximumsnelheid niet; op
het instrumentenpaneel bij A
wordt
deze nog steeds weergegeven.
Ingestelde snelheid
overschrijden
Het gaspedaal heeft aan het einde
van de slag een mechanisch “zwaar
punt”. Door het pedaal volledig in te
trappen kunt u op elk gewenst mo-
ment de ingestelde maximumsnel-
heid overschrijden. Gedurende de
tijd dat de maximumsnelheid wordt
overschreden, knippert de weerge-
geven snelheid bij A
. De snelheids-
begrenzer treedt automatisch weer
in werking als u het gas loslaat en
de rijsnelheid weer onder de inge-
stelde waarde komt.
De snelheid knippert ook als de be-
grenzer niet in staat is de ingestelde
snelheid te handhaven (bij een stei-
le afdaling of een te snelle accele-
ratie).
Laat om de begrenzer weer te acti-
veren het gas los, zodat de snelheid
weer onder de ingestelde waarde
komt.
Functie uitschakelen
)
Door op toets 5
te drukken.
)
Door de functie snelheidsbe-
grenzer te selecteren.
)
Door de motor af te zetten.
Storing
Als er een storing in het systeem
optreedt, verschijnt er een bericht
op het display, klinkt er een geluids-
signaal en gaat het controlelampje
SERVICE
branden.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwali-
fi ceerde werkplaats.
Page 155 of 333

IX
!
153
RIJDEN
Gebruik de snelheidsregelaar
alleen als de verkeersomstan-
digheden het rijden met een
constante snelheid toelaten.
Gebruik het systeem niet als
het druk is, op slechte wegen of
wegen met weinig grip, of onder
andere omstandigheden die het rij-
den bemoeilijken.
Blijf attent en houd de auto altijd
onder controle .
Het is raadzaam om uw voeten in
de buurt van de pedalen te hou-
den.
Ingestelde snelheid
overschrijden
Tijdens het gebruik van de snel-
heidsregelaar kunt u door het gas-
pedaal in te trappen op elk willekeu-
rig moment de ingestelde snelheid
overschrijden (bijvoorbeeld om in te
halen).
De bij A
weergegeven snelheid
knippert.
Als u vervolgens het gaspedaal los-
laat, vertraagt de auto weer tot de
ingestelde snelheid is bereikt.
Onderbreken/hervatten
)
Door het intrappen van rem- of
koppelingspedaal.
)
Of door het indrukken van toets 3
.
)
Of door het ingrijpen van het
ESP of de ASR.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak wordt de snelheids-
regelaar uitgeschakeld als de ver-
snellingspook in de neutraalstand
staat.
Opnieuw inschakelen
- Door het oproepen van de op-
geslagen snelheid
Druk na het uitschakelen op
toets 3
. Het systeem vertraagt of
versnelt de auto automatisch tot
de opgeslagen kruissnelheid is
bereikt. De opgeslagen snelheid
en de informatie " ON
" worden bij
A
weergegeven.
Als de opgeslagen kruissnelheid
aanzienlijk hoger is dan de ac-
tuele snelheid, versnelt de auto
vlot tot de ingestelde snelheid is
bereikt.
- Door de huidige rijsnelheid te
kiezen
Druk op toets 1
of 2
zodra de ge-
wenste snelheid is bereikt.
De nieuwe gewenste snelheid
en de informatie " ON
" worden bij
A
weergegeven.
Snelheidsregelaar
uitschakelen
)
Door op de toets 5
te drukken.
)
Door selectie van de functie
snelheidsregelaar.
)
Door de motor af te zetten.
De ingestelde snelheid wordt uit het
geheugen gewist. Bij deze handelingen wordt de infor-
matie “ PAUSE
” bij A
weergegeven
op het instrumentenpaneel.
Bij deze handelingen wordt de kruis-
snelheid niet gewist; deze blijft zicht-
baar op het instrumentenpaneel.
Storing
Als er een storing in het systeem
optreedt
, verschijnt er een bericht
op het display, klinkt er een geluids-
signaal en gaat het controlelampje
SERVICE
branden.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
Page 174 of 333

X
172
ONDERHOUD
CONTROLES
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam
om regelmatig te controle-
ren of de accupolen en -
klemmen schoon zijn,
vooral bij warm weer en in
de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels
losneemt de rubriek "Praktische in-
formatie" voor meer informatie over
de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Roetfilter (diesel)
Als aanvulling op de katalysator le-
vert dit fi lter een actieve bijdrage
aan het verbeteren van de luchtkwa-
liteit door het tegenhouden van niet-
verbrande vuildeeltjes. Ook wordt
zwarte uitlaatrook voorkomen.
Nadat u langdurig met lage snelhe-
den hebt gereden of nadat de motor
langdurig stationair heeft gedraaid,
kan het in uitzonderlijke gevallen
voorkomen dat waterdamp bij de
uitlaat zichtbaar is bij het gas geven.
Dit is niet van invloed op de werking
van de auto of het milieu.
Bij het gevaar van verstopping van
het roetfi lter verschijnt een melding
op het display van het instrumen-
tenpaneel, vergezeld van een ge-
luidssignaal en het branden van het
waarschuwingslampje SERVICE.
Deze waarschuwing wijst op een
beginnende verzadiging van het
roetfi lter (veelvuldige stadsritten:
lage snelheden, verkeersopstoppin-
gen…).
Om het fi lter te regenereren wordt
aangeraden zo spoedig mogelijk, als
de verkeerssituatie dit toelaat, gedu-
rende ten minste 5 minuten met een
snelheid van meer dan 60 km/h te
gaan rijden (tot de waarschuwing
verdwijnt).
Raadpleeg als de waarschuwing aan-
wezig blijft het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Deze sticker, die hoort bij het Stop &
Start-systeem, geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die
alleen losgekoppeld en/of vervangen
mag worden door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden
in het onderhoudsboekje die betrekking hebben op de
motoruitvoering van uw auto voor het laten controleren
van bepaalde onderdelen volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de fi lters periodiek
vervangen volgens de in
het onderhoudsboekje
aangegeven intervallen.
Als de omgeving (veel
stof...) en het gebruik (veel stads-
verkeer...) daartoe aanleiding ge-
ven, moeten de fi lters twee keer
zo vaak worden vervangen
.
Een verstopt interieurfi lter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.
Laat bij het olie verversen
tevens het oliefi lter vervan-
gen.
Oliefilter
Raadpleeg het onderhoudsboekje
voor het vervangingsinterval.