airbag CITROEN DS3 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: DS3, Model: CITROEN DS3 2018Pages: 248, PDF Size: 8.86 MB
Page 4 of 248
2
01
02
03
04
05
9 Instrumentenpanelen
12
W
aarschuwings- en verklikkerlampjes
24
Meters
31
B
lack panel
31
M
onochroom display A
33
M
onochroom display C
34
Touchscreen
38
B
oordcomputer
40
D
atum en tijd instellen 43
S
leutel met afstandsbediening
46
Alarmsysteem
47
Ruitbediening
49
P
ortieren
51
Cabriodak
57 Bagageruimte
61
Voor stoelen
66
Ac
hterbank
67
Stuurwielverstelling
67
Spiegels
68
V
entilatie
71
V
erwarming
71
H
andbediende airconditioning
72
A
utomatische airconditioning
74
R
ecirculatie van interieurlucht
74
O
ntwasemen – ontdooien voorruit en
zijruiten
75
O
ntwasemen – ontdooien achterruit
76
Par fumeur
77
Plafonnier
77
S
feerverlichting interieur
78
V
oorzieningen interieur
81
V
oorzieningen bagageruimte84
Lichtschakelaar
86
Richtingaanwijzers
86
A
utomatische verlichting
87
LED-dagrijverlichting
87
H
oogteverstelling koplampen
88 Ruitenwisserschakelaar
92
A
lgemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid
93
A
larmknipperlichten
93
C
laxon
93
N
oodoproep of pechhulpoproep
96
E
lektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
98
Veiligheidsgordels
101
Airbags
104
Kinderzitjes
105
U
itschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
111
ISOFIX-kinderzitjes
OverzichtInstrumentenpaneel Toegang tot de auto
Ergonomie en comfort Veiligheid Verlichting en zicht
Eco-rijden
Inhoudsopgave
Page 7 of 248
5
Cockpit (vervolg)3
Rij drukschakelaars
4
Snelheidsbegrenzer
Snelheidsregelaar
5
Instrumentenpanelen
Waarschuwings- en verklikkerlampjes
Meters
Kilometerteller/dagteller
6
Bestuurdersairbag
Claxon
7
Ruitenwisserschakelaar
Boordcomputer
8
Starten-afzetten van de motor
1
Lichtschakelaar
Richtingaanwijzers
2
Koplampverstelling
Overzicht
Page 14 of 248
12
A.Snelheidsbegrenzer
(km/h of mph) of
Snelheidsregelaar.
B. Actieradius
(km of mijl) of
Dagteller.
C. Onderhoudsindicator
(km of mijl) ver volgens,
Kilometerteller.
Deze twee functies worden bij het aanzetten
van het contact na elkaar weergegeven.
D. Motorolieniveaumeter.
Wordt gedurende enkele seconden na het
aanzetten van het contact weergegeven en
gaat vervolgens uit.
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
Deze lampjes geven de bestuurder informatie over
de werking van een systeem (ingeschakeld of
uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het
geval van een storing (waarschuwingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
lampjes enkele seconden branden.
Zodra de motor is gestart, moeten deze lampjes
weer uitgaan.
Als een lampje blijft branden, controleer dan
voordat u
gaat rijden welke functie het betreft.
Het lampje van de passagiersairbag blijft na
het aanzetten van het contact gedurende
1
minuut branden, ook als de motor draait.
Bijbehorende waarschuwingen
Bepaalde lampjes kunnen gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display.
Lampjes kunnen permanent branden of
knipperen.
Bepaalde lampjes kunnen zowel permanent
branden als knipperen. Of het permanent branden
of knipperen van een verklikkerlampje duidt op
een storing, is afhankelijk van de werkingsfase
van de auto. Bij een storing kan het branden
van een lampje worden gecombineerd met de
weergave van een melding.
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van
de volgende lampjes gaat branden, wijst dit op een
storing in het desbetreffende systeem en moet de
bestuurder actie ondernemen.Lees in het geval van een storing waarbij
een waarschuwingslampje gaat branden
de aanvullende informatie, die via een
bijbehorende melding wordt weergegeven.
Raadpleeg indien nodig het dealernetwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Display
01
Instrumentenpaneel
Page 19 of 248
17
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Dynamische
stabiliteitscontrole
(DSC/ASR)Knippert.Het systeem is bezig in te grijpen. Het systeem verbetert de tractie en zorgt er voor dat de
auto beter bestuurbaar blijft.
Permanent, in
combinatie met het
verklikkerlampje van
de uitschakeltoets, een
geluidssignaal en een
melding. Storing in het DSC-/ASR-systeem of de
Hill Start Assist.
Laat dit nakijken door het dealernetwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laag
brandstofniveau Permanent.
Als dit lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 5
liter brandstof in de tank.Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u
met
een lege tank strandt.
Dit lampje gaat elke keer na het aanzetten van het contact
branden zolang er niet voldoende brandstof getankt is.
Inhoud brandstoftank: ongeveer 50
liter (benzine) of 46
liter
(diesel); (afhankelijk van de uitvoering: ongeveer 30
liter
(benzine of diesel)).
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor
kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem
beschadigd raken.
Airbags Brandt tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele
seconden en dooft als het contact wordt
aangezet. Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het dealernetwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als dit niet het geval is.
Permanent. Er is een storing in een van de airbags of
de pyrotechnische gordelspanners. Laat het systeem controleren door het dealernetwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
01
Instrumentenpaneel
Page 24 of 248
22
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Passagiersairbag Permanent. De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "OFF".
De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" plaatsen, behalve in het geval
van een storing in het airbagsysteem
(brandend lampje Airbags). Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de airbag vóór aan
passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje "met
de rug in de rijrichting".
Stop & Star t Permanent. Het Stop & Start-systeem heeft de motor
in de STOP-stand gezet (rood licht, file,
e n z .) . Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u
wilt wegrijden.
Knippert enkele
seconden en gaat
vervolgens uit. De STOP-stand is tijdelijk niet
beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in de
START-stand gezet. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie
over het Stop & Star t
-systeem.
Richtingaanwijzer
links Knippert, met
geluidssignaal. Als u
de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts Knippert, met
geluidssignaal. Als u
de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Automatische
ruitenwissers
Permanent.
De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewogen. De automatische stand van de ruitenwissers vóór is
geactiveerd.
01
Instrumentenpaneel
Page 81 of 248
79
F Trek de handgreep omhoog om het dashboardkastje te openen.
De schakelaar A voor het uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde bevindt zich in het
dashboardkastje.
Het bevat ook een afsluitbare ventilatieopening B .
Via deze opening wordt dezelfde lucht als die voor
het interieur aangevoerd.
Middenarmsteun
Opbergvak
F Toegang tot het afgesloten opbergvak: til de handgreep op om het deksel op te tillen.
F
T
oegang tot het open opbergvak onder de
armsteun: klap de armsteun in zijn geheel naar
achteren.
In deze opbergvakken kunt u
draagbare apparatuur
(telefoon, MP3-speler enz.) opbergen die op de
USB-/Jack-aansluiting kan worden aangesloten of
via de 12 V-aansluiting van de middenconsole kan
worden opgeladen.
Jack-aansluiting
Dashboardkastje
Deze aansluiting bevindt zich op de AUX -unit op de
middenconsole.
Hierop kunt u
draagbare apparatuur aansluiten,
zoals een iPod
®. U kunt de audiobestanden
op de draagbare apparatuur beluisteren via de
luidsprekers van de autoradio.
De muziekbestanden worden beheerd via het
draagbare apparaat.
USB-aansluiting
De USB-aansluiting bevindt zich op de AUX -unit op
de middenconsole.
Hierop kunt u
draagbare apparatuur aansluiten,
zoals een digitale audiospeler van het type iPod
®
van de 5e generatie of hoger of een USB-stick.
03
Ergonomie en comfort
Page 95 of 248
93
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen
alle vier de richtingaanwijzers tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het contact
is afgezet.
Automatisch inschakelen van
de alarmknipperlichten
(Behalve Performance-uitvoeringen)
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten,
afhankelijk van de mate van remvertraging,
automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Claxon
Systeem om uw medeweggebruikers met een
geluidssignaal te waarschuwen voor direct gevaar.
F
D
ruk op een van de spaken van het stuur wiel.
Urgence-noodoproep
of Assistance-
pechhulpoproep (type 1)
Urgence-noodoproep met
lokalisering
Druk in geval van nood langer dan
2 seconden op deze toets. Het knipperen van het groene ledlampje en een
geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de
alarmcentrale van de Urgence-noodoproep met
lokalisering*.
Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de oproep
geannuleerd.
Het groene ledlampje dooft.
Het groene ledlampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is
gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
De alarmcentrale van de Urgence-noodoproep met
lokalisering lokaliseert onmiddellijk uw auto, spreekt
u toe in uw landstaal** en roept indien nodig de hulp
in van de bevoegde hulpdiensten**. In landen waar
de alarmcentrale niet operationeel is of wanneer
de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de
oproep meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten
(112), zonder lokalisatie.
Als een aanrijding wordt gedetecteerd door de
elektronische eenheid airbags, wordt ongeacht
of er airbags worden geactiveerd automatisch
een noodoproep verstuurd.
05
Veiligheid
Page 97 of 248
95
Om technische redenenen, zoals het
verbeteren van de telematicadiensten,
behoudt de fabrikant zich het recht voor om op
elk willekeurig moment het telematicasysteem
in de auto te wijzigen.
Urgence-noodoproep
of Assistance-
pechhulpoproep(type 2)
Urgence-noodoproep met
lokalisering
** Afhankelijk van de geografische dekking van de Urgence-noodoproep met lokalisering en de
Assistance-pechhulpoproep met lokalisering, en
van de officiële landstaal die door de eigenaar
van de auto is gekozen.
Druk in geval van nood langer dan
2
seconden op deze knop.
Het knipperen van het groene
ledlampje en het gesproken
bericht bevestigen dat de oproep
is verstuurd naar de alarmcentrale
van de Urgence-noodoproep met
lokalisering.*
Het groene ledlampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is
gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit. De alarmcentrale van de Urgence-noodoproep met
lokalisering lokaliseert onmiddellijk uw auto, neemt
in uw landstaal contact met u
op**en roept indien
nodig de hulp in van de bevoegde hulpdiensten. In
landen waar de alarmcentrale niet operationeel is
of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd,
wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de
hulpdiensten (112), zonder lokalisatie.
Als een aanrijding wordt gedetecteerd door de
elektronische eenheid airbags, wordt ongeacht
of er airbags worden geactiveerd automatisch
een noodoproep verstuurd.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
DS Connect BOX met SOS-pakket,
beschikt u over aanvullende diensten via uw
persoonlijke pagina op de website voor uw
land.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact
gaat het groene lampje 3 seconden
branden. Dit duidt op een goede
werking van het systeem.
*
A
fhankelijk van de algemene
gebruiksvoor waarden, die u
bij uw verkooppunt
kunt opvragen, en de technische beperkingen
van het systeem. De lijst van de landen waar het systeem werkzaam
is en de lijst van beschikbare telematicadiensten
kunt u
bij uw verkooppunt opvragen of op de
internetsite voor uw land bekijken.
Voor alle landen uitgezonderd Rusland, Wit-
Rusland en Kazachstan.
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan.
In beide gevallen is het mogelijk dat de Urgence-
noodoproep of Assistance-pechhulpoproep niet
meer werkt.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend reparateur. Het rode lampje knippert en dooft
ver volgens: er is een storing in het
systeem.
Het rode lampje blijft branden: ver vang de
noodbatterij.
Het rode lampje blijft branden: er is
een storing in het systeem.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.
05
Veiligheid
Page 102 of 248
100
Instructies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden
hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het
een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet
om; de gordels werken dan niet optimaal.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die er voor zorgt dat de lengte van
de gordel automatisch wordt aangepast aan de
lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel wordt
automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van de
gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte
van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn uitgerust met een
automatische blokkeerinrichting die wordt
geactiveerd tijdens een aanrijding, plotseling
remmen of over de kop slaan van de auto. U kunt
de blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan
de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat
de riem weer een stukje wordt opgerold.Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te worden
gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging naar
voren worden getrokken, zonder dat de gordel
gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd. Aanbevelingen voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12
jaar of kleiner dan
1,50
m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één
persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het
rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over kinderzitjes .
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door een
dealernetwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
om te garanderen dat de werkzaamheden volgens
de voorschriften worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig
controleren door het dealernetwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels
beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een
reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het
dealernetwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op de
juiste plaats bevindt en goed is opgerold. In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen,
afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding , vóór
en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het
activeren van de pyrotechnische gordelspanners
gaat gepaard met wat onschadelijke rook en
een knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de
airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding controleren en
eventueel vervangen door het dealernetwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
05
Veiligheid
Page 103 of 248
101
Airbags
Algemeen
De airbags zijn ontworpen om de inzittenden
(uitgezonderd de passagier op de middelste
zitplaats achterin) zo goed mogelijk te beschermen
tegen de gevolgen van een ernstige aanrijding. De
airbags vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spankrachtbegrenzers
(uitgezonderd de veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats achterin).
Bij een aanrijding registreren en analyseren de
elektronische schoksensoren de frontale en
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones voor
een aanrijding worden blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
te helpen beschermen. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het
zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de
auto eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen
waarbij de auto over de kop slaat, treden de
airbags niet in werking. De veiligheidsgordels
helpen u
in deze situaties voldoende te
beschermen. De airbags werken alleen als het contact is
ingeschakeld.
De airbags werken slechts één keer. Als er
een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens
hetzelfde of een volgend ongeval), worden de
airbags niet meer opgeblazen.
Detectiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij. Het activeren van een airbag gaat gepaard
met wat rook en een knal, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading die in
het systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan voor
personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend
zijn.
De knal die bij het afgaan van een airbag wordt
geproduceerd, kan het gehoor gedurende een
korte periode enigszins verminderen.
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de bestuurder en
voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding
door de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het
stuurwiel en de passagiersairbag in het dashboard
boven het dashboardkastje.
05
Veiligheid