CITROEN DS3 CABRIO 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2014, Model line: DS3 CABRIO, Model: CITROEN DS3 CABRIO 2014Pages: 384, PDF Size: 12.24 MB
Page 41 of 384

39Controle tijdens het rijden
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Zelfdiagnose motorknippert. Er is een storing in het
motormanagementsysteem. Kans op beschadiging van de katalysator.
Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
permanent.
Er is een storing in de emissieregeling.Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Laagbrandstofniveaupermanent. Als het lampje gaat branden zit er nog ongeveer 5 literbrandstofinfde tank. Ga zo snel mo
gelijk tanken om te voorkomen dat u met
een lege tank strandt. Dit verklikkerlampje gaat elke keer na het aanzetten
van het contact branden zolang er niet voldoende
brandstof getankt is.
Inhoud brandstoftank: ongeveer 50 liter (benzine),
46 liter (diesel) of 33 liter (LPG); (Afhankelijk van deuitvoering: ongeveer 30 liter (benzine of diesel)).
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en hetinjectiesysteem beschadigd raken.
Te hogekoelvloeistoftemperatuurrpermanent rood. De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof
tot de motor is afgekoeld.
Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg
dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 42 of 384

ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Motoroliedruk
permanent. Er is een storing in de motorsmering. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laadstroom accu
permanent. Er is een storing in het laadstroomcircuit
van de accu (ver vuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo ontspannen of gebroken...).
Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan. Parkeer de auto op een veilige plek.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Een of meer portieren geopend
permanent, bij een snelheidlager dan 10 km/h.
Een portier of de achterklep is niet
goed gesloten. Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
permanent in combinatie
met een geluidssignaal, bij een snelheid hoger
dan 10 km/h.
Page 43 of 384

41Controle tijdens het rijden
Airbagstijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkeleseconden en dooft als het contact
wordt aangezet.Het lamp
je moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in een van de airbags
of de pyrotechnische gordelspanners.Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Veiligheidsgordelniet vastgemaaktof losgemaakt
permanent, en knippert
ver volgens in combinatiemet een in volumetoenemend geluidssignaal.
De bestuurder en/of de voorpassagier
heeft zijn veiligheidsgordel niet
vastgemaakt of losgemaakt.Trek aan de
gordel en klik de gesp vast in degesphouder.
Stuurbekrachtiging permanent. Er is een storing met betrekking tot de
stuurbekrachti
ging.Ri
jd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het s
ysteem nakijken door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 44 of 384

Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in:
- zone A
, is de temperatuur in orde,
- zone B, is de temperatuur te hoog. De
waarschuwingslampjes STOPen het koelvloeistoftemperatuurlampje 1gaan rood branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
De temperatuur en de druk in het koelcircuitbeginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen: ) wacht tot de motor is afgekoeld, )
draai de dop twee omwentelingen los om
de druk te laten dalen, ) ver wijder vervolgens de dop, )
vul bij tot aan het merkteken "MAXI".
Page 45 of 384

43Controle tijdens het rijden
De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel
kilometer u nog ver wijderd bent van deeerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het schema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator op basis
van twee parameters:
- het aantal a
fgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatsteonderhoudsbeurt.
Onderhoudsindicator
De afstand tot de eerstvolgendebeurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaatgedurende enkele seconden deonderhoudssleutel branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan. Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgendeonderhoudsbeurt bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
Enk
ele seconden na het aanzetten van
het contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de sleutel brandenom aan te geven dat er binnenkor t onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden.
Enk
ele seconden na het aanzetten van hetcontact verdwijnt de sleutel; de teller geeft weer de kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie op het display.
Page 46 of 384

Als het contact wordt aangezet, geeft het display een paar seconden het volgende aan: Enkele seconden na het aanzetten van het contact treedt de
kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel branden
.
De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden als het onderhoudsinter val in tijd, zoals aangegeven in het garantie- enonderhoudsboekje, is overschreden.
Op 0 zetten van deonderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elkeonderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Voer dit als volgt uit: )
zet het contact af, )
druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt, )
zet het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
) laat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Als u na deze handeling de accu wiltloskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op0 zetten van de onderhoudsindicator zal anders niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven. )Druk op de knop voor nulstelling van dedagteller.
De onderhoudsinformatie wordt enkeleseconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden de sleutel knipperen
om aante geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld:u hebt de afstand tot deeerstvolgende onderhoudsbeur t met 300 km overschreden.
Page 47 of 384

45
Controle tijdens het rijden
Bij het aanzetten van het contact wordt eerst
de onderhoudsintervalindicator weergegeven
en ver volgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau.
Motorolieniveaumeter
Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke,horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te w e i n i
g olie
Als de aanduiding "OIL"knippert incombinatie met het verklikkerlampje ser vice,
een geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, is het motorolieniveau
te laag.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olieworden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
m
otorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de aanduiding "OIL --"
knipper t, duidt dit op een storing in de motorolieniveaumeter. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Oliepeilstok
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles" voor
de plaats van de peilstok en het bijvullen van
motorolie voor het motort
ype van uw auto.
2 merktekens op de peilstok:
-A= maxi; het oliepeil magnooit boven het niveau A
uitkomen (kans op schade aan de motor), - B= mini; als het oliepeil niet
boven het niveau B uitkomt,
moet het voor de motor van
uw auto voorgeschreven
type motorolie worden
bijgevuld via de vuldop.
Page 48 of 384

De kilometer teller geeft de totale
kilometerstand van de auto aan.
De kilometer teller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij hetafzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller
kilometers weer nadat de bestuurder de teller
op 0 heeft gezet. ) Druk bij aangezet contact op de knop tot de
dagteller op 0 staat.
Dagteller
De dagteller geeft het aantal gereden
U kunt de lichtsterkte van dedashboardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
Dimmer dashboardverlichting
Actief
Als de verlichting van de auto is ingeschakeld: )druk op de knop om de sterkte van de
dashboardverlichting te variëren, )laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Inactief
De dashboardverlichting kan niet worden ingesteld
als de verlichting van de auto is uitgeschakeld of, bij
auto's met verlichting overdag, in de dagstand staat.
Verander om aan de plaatselijke regelgeving tekunnen voldoen de eenheid van de afstand (kmof mijl) zodat deze overeenkomt met de eenheid die wordt gebruikt in het land waar u zich bevindt. Dit kunt u doen via het configuratiemenu.
Page 49 of 384

47Controle tijdens het rijden
Black-panelfunctie
Met dit systeem kan de verlichting van
bepaalde displays worden uitgeschakeld voor een rustiger beeld tijdens nachtelijke ritten.
Op het instrumentenpaneel blijft uitsluitend
de wagensnelheid en de informatie van
de snelheidsregelaar/-begrenzer (indien
ingeschakeld) verlicht.
De black-panelfunctie wordt uitgeschakeld
als er een waarschuwingsmelding wordt
doorgegeven en bij het wijzigen van functies of
instellingen.
Inschakelen
) Druk als de verlichting brandt meerdere keren op de linkerknop van het
instrumentenpaneel om de lichtsterkte
van de dashboardverlichtin
g geleidelijk te
verminderen. ) Druk nogmaals op de knop om delichtsterkte tot het minimumniveau tebeperken en de sfeer verlichting uit teschakelen.
)
Druk nogmaals op de knop om deblack-panelfunctie in te schakelen.