sensor CITROEN DS3 CABRIO 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: DS3 CABRIO, Model: CITROEN DS3 CABRIO 2015Pages: 404, PDF Size: 13.42 MB
Page 14 of 404

DS3_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2014
Cockpit
1. Contact-/stuurslot.
2. St uurkolomschakelaar autoradio.
3.
S
chakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
4.
Pa r f u m e u r.
5.
S
chakelaar centrale vergrendeling.
6.
M
ultifunctioneel display.
7.
S
chakelaar alarmknipperlichten.
8.
M
iddelste verstelbare en afsluitbare
ventilatieroosters.
9.
Zonnesensor.
M
iddelste luidspreker hifi-audiosysteem.
10.
A
irbag passagier.
11.
V
erstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
12.
D
ashboardkastje / u
i
tschakeling
passagiersairbag.
13.
Handrem.
14.
M
iddenarmsteun met opbergvakken.
15.
b
o
venste en onderste opbergvakken.
16.
A
utoradio of eMyWay.
17.
b
e
dieningspaneel verwarming/
airconditioning.
Page 84 of 404

DS3_nl_Chap04_confort_ed01-2014
Binnenspiegel
Binnenspiegel met handbediende dag-/nachtstand
Verstellen
F Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.
Dag-/nachtstand
F trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten.
F
D
uw het hendeltje naar voren om de
spiegel terug te zetten in de dagstand. Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Automatisch dimmende binnenspiegel
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal
zicht naar achteren.
om
veiligheidsrdenen moeten de
spiegels zo zijn ingesteld dat de "dode
hoek" zo klein mogelijk is.
Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter
de auto.
De binnenspiegel is voorzien van een
nachtstand waardoor de spiegel donkerder
wordt en de bestuurder minder hinder
ondervindt van de koplampverlichting
van achteropkomend verkeer, zon ...
(antiverblindingsstand).
Page 86 of 404

DS3_nl_Chap04_confort_ed01-2014
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ververst
wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag.ne
em voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
L
et erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een
schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
bi
j een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor. Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
Page 128 of 404

DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
Parkeerhulp achter
Dit systeem bestaat uit vier
parkeerhulpsensoren die zijn aangebracht in de
achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich achter de auto bevindt.
Het systeem waarschuwt echter niet
voor objecten die zich direct onder de
bumper bevinden. Paaltjes, pionnen bij
wegwerkzaamheden of gelijksoortige
voorwerpen worden waargenomen bij
aanvang van de manoeuvre, maar niet
meer wanneer de auto te dicht genaderd is.
De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
Het systeem wordt geactiveerd zodra u de
achteruitversnelling inschakelt. Dit wordt
aangegeven door een geluidssignaal. De
afstand tot het obstakel wordt aangegeven door:
-
gel
uidssignalen die elkaar sneller opvolgen
naarmate de de auto dichter bij het
obstakel komt,
-
e
en grafische weergave (volgens uitvoering)
op het multifunctionele display, met blokjes
die steeds dichter bij de auto komen.
Inschakelen
Als de achterzijde van de auto minder dan
30 centimeter van het obstakel ver wijderd is, is het
geluidssignaal continu hoorbaar en verschijnt het
symbool "Gevaar" op het multifunctionele display.
Het systeem wordt gedeactiveerd als de
versnellingsbak in een andere stand wordt geschakeld.
Page 129 of 404

127
DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
InstellenStoring
Als er een storing is opgetreden,
zal bij het achteruitrijden dit
waarschuwingslampje gaan branden op het
instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal (kort piepje) en een melding op
het multifunctionele display.u
kunt het systeem via het configuratiemenu
van het multifunctionele display in- of
uitschakelen.
b
i
j het afzetten van het contact
wordt de status van het systeem opgeslagen.
ra
adpleeg, voor meer informatie over de
toegang tot het menu van de parkeerhulp
de rubriek "Configuratie van de auto" of
"Parameters van de auto" die overeenkomt met
het multifunctionele display in uw auto.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld bij het trekken van een
aanhangwagen of de montage van een
fietsendrager (auto uitgerust met een
door CI
t
ro
Ën g
oedgekeurde trekhaak
of fietsendrager). Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt zijn
met modder, ijs of sneeuw.
Rijden
Page 138 of 404

DS3_nl_Chap07_visibilite_ed01-2014
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is of in
bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Automatische verlichting
Inschakelen
F Draai de ring in de stand "AUTO". Het
inschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand dan de stand "AUTO" . Het uitschakelen wordt
bevestigd door een melding op het display.
Gekoppeld aan de automatische
follow me home verlichting
De koppeling van de automatische follow
me home verlichting aan de automatische
verlichting biedt de volgende extra
mogelijkheden:
-
k
euze van de duur van de follow me home
verlichting (15, 30
of 60 seconden) via de
instellingen in het configuratiemenu van de
auto (uitgezonderd monochroom display A
waarbij de duur onveranderlijk is: 60
s),
-
a
utomatische inschakeling van de follow
me home verlichting als de automatische
verlichting is ingeschakeld.
Storing
bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden,
wordt dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel en/of verschijnt een
melding op het display, in combinatie met een
geluidssignaal.
ra
adpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt
de verlichting niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die
zich in het midden van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt,
niet af, aangezien de aan de sensor
gekoppelde functies dan niet meer
bediend kunnen worden.
Page 143 of 404

141
DS3_nl_Chap07_visibilite_ed01-2014
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel A naar
de stand "AUTO" te bewegen.
Dit wordt bevestigd door het branden
van dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel en een melding
op het multifunctionele display.
Uitschakelen
beweeg de hendel A omhoog en vervolgens in
de stand "0" om de ruitenwissers handmatig te
bedienen.
Dit wordt bevestigd door een
melding op het multifunctionele
display; het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel dooft.Als het contact meer dan
1 minuut afgezet is geweest, moet
de automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw worden geactiveerd
door de hendel A kort omlaag te bewegen.
Zicht
Page 144 of 404

DS3_nl_Chap07_visibilite_ed01-2014
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Voor een langdurige doeltreffende
werking van de ruitenwissers raden wij
u aan:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,
-
d
e ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton op de voorruit
te houden,
-
d
e ruitenwissers te vervangen
zodra ze sporen van slijtage gaan
vertonen.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is. Als de ruitenwisserschakelaar binnen één
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, gaan de ruitenwissers in de verticale
stand staan.
Deze stand kan worden gebruikt voor 's winters
parkeren en het vervangen of het reinigen van
de ruitenwisserbladen zonder dat daardoor de
motorkap wordt beschadigd.
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
na de werkzaamheden weer in de ruststand te
zetten.
Verticale stand van de
ruitenwissers voor
Page 152 of 404

bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
Het bandenspanningscontrolesysteem is niet
meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat
de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van
de bestuurder niet door het systeem kunnen
worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die van
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het weggedrag
en de remweg van de auto en veroorzaakt
vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder
zware omstandigheden (zware belading, hoge
snelheden, een lange rit).De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Zie de rubriek "Identificatie".
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud"
zijn (de auto staat langer dan een uur
stil of er is minder dan 10 km gereden
met een beperkte snelheid).
ond
er andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3
bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt bovendien
een hoger brandstofverbruik.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset
.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
Page 159 of 404

157
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Active City brake
Active City br akeis een rijhulpfunctie die
beoogt een frontale aanrijding te voorkomen
of de snelheid van een frontale aanrijding te
verminderen wanneer de bestuurder niet of
onvoldoende ingrijpt (onvoldoende intrappen
van het rempedaal).
Dit systeem is ontwikkeld om de
veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het
verkeer in de gaten blijven houden en de
afstand tot en de snelheid van andere
weggebruikers blijven inschatten.
Active City br akeis slechts een hulpsysteem;
de bestuurder moet altijd attent blijven.
bekijk de lasersensor nooit met een
optisch instrument (vergrootglas,
microscoop enz.) op een afstand van
minder dan 10
cm: kans op oogletsel. Dit automatische noodremsysteem
remt later af dan de bestuurder normaal
gesproken zou doen. Het systeem
grijpt dus alleen in als de kans op een
aanrijding groot is.
Werkingsprincipe
Dit systeem detecteert met een lasersensor
boven aan de voorruit voertuigen die in
dezelfde richting rijden of die vóór de auto
stilstaan.
Indien noodzakelijk remt de auto automatisch
af om een aanrijding met de voorligger te
voorkomen.
Voorwaarden voor activering
Active City brakewerkt als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
● het
contact is aangezet,
● de
auto rijdt vooruit,
● de
snelheid ligt tussen ongeveer 5 en
3
0
km/h,
● de
remhulpsystemen (ABS, EBD, BAS) zijn
n
iet defect,
● de
stabiliteitscontrolesystemen (ASR, ESP)
z
ijn niet uitgeschakeld of defect,
● de
auto maakt geen scherpe bocht,
● het
systeem is de laatste 10 seconden niet
i
n werking getreden.
Veiligheid