sensor CITROEN DS4 2011 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2011, Model line: DS4, Model: CITROEN DS4 2011Pages: 402, PDF Size: 12.72 MB
Page 177 of 402

175
Veiligheid
Sensor(en) niet gedetecteerd of defect
Er verschijnt een melding op het display in combinatie met een geluidssignaal, om aan te
geven van welk(e) wiel(en) de bandenspanningniet meer gecontroleerd wordt of om aan te geven dat er een storing in het systeem zit.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de defectesensor(en) te vervangen.
Alle reparaties aan een wiel dat met dit systeem is uitgerust en het ver vangen van een band moeten wordenuitgevoerd door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Wanneer bij het ver wisselen een wiel isgemonteerd dat niet door uw auto wordtgedetecteerd (voorbeeld: montage van winterbanden), dient het systeemdoor het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats opnieuw geïnitialiseerd te worden.
Ondanks dit systeem moet debandenspanning (zie de paragraaf "Identificatie") nog regelmatig wordengecontroleerd. De bandenspanning
heeft een belangrijke invloed op hetweggedrag van de auto en de slijtage van de banden, vooral onder zwarerijomstandigheden (zware lading, hoge rijsnelheden). De bandenspanning dient minimaaléén keer per maand gecontroleerdte worden, bij koude banden. Denk eraan ook de bandenspanning van het reservewiel te controleren.
Het bandenspanningscontrolesysteemkan tijdelijk worden verstoorddoor radiogolven in hetzelfde frequentiegebied.
Deze melding wordt ook weergegeven als één van de wielen niet op de auto aanwezig is (bij reparatie) of als er éénof meerdere wielen zonder sensor op de auto worden gemonteerd. Als uw auto is uitgerust met eenreservewiel, is deze niet voorzien van een sensor.
Page 185 of 402

183Veiligheid
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen
een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de
frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan deairbags onmiddellijk af om de inzittenden
van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt
belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
ve
iligheidsgordels zorgen in deze situaties
voor een afdoende bescherming.
De airbags werken alleen als het contact aan is.De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbagsniet meer opgeblazen.
Registratiezones voor een aanrijding
A.Impactzone vóór.
B
. Impactzone opzij.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat onschadelijke rook eneen knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordtgeproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszinsverminderen.
Page 217 of 402

215
Rijden
Lane Departure Warning System (LDWS)
Dit systeem registreert wanneer de bestuurder
onvrijwillig een rijstrookmarkering (doorgetrokken
of onderbroken streep) overschrijdt.
Op basis van de signalen van sensoren
in de voorbumper wordt de bestuurder gewaarschuwd als de auto de markering
overschrijdt (bij een wagensnelheid hoger
dan 80 km/h).
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Activering
) Druk op de knop: het lampje gaat branden.
Het Lane Depar ture Warning System is een hulpmiddel voor de bestuurder, diedesondanks waakzaam moet blijven enverantwoordelijk is.
Uitschakelen
U wordt gewaarschuwd door het trillen van de zitting van de bestuurdersstoel:
- rechts: als de rechter rijstrookmarkeringwordt overschreden,
- links: als de linker rijstrookmarkering wordt
overschreden.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven. Het is mogelijk dat een waarschuwing wordtgegeven bij het overschrijden van een pijl op de weg of een niet-officiële markering (bijv. graffiti).
Detectie
Storin
g
Er kunnen storingen in de detectieoptreden:
- als de sensoren vuil zijn (modder, sneeuw, ...),
- als de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn,
- als er weinig contrast is tussen hetwegdek en de markeringen.
)
Druk opnieuw op de knop: het lampjegaat uit.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen. In het
geval van een storing gaat dit controlelampje branden
vergezeld van een geluidssignaal en een melding op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 218 of 402

Dode-hoekdetectie
Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dodehoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel gevaar betekent.
Inschakelen
Het systeem dient als hulp voor de bestuurder maar kan nooit een ver vanging zijn voor de spiegels. De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het op tijd waarnemen wat er zich achter hem bevindt, het inschatten van de snelheid en afstand van achteropkomend verkeer en de beslissing of hij al dan niet veilig van rijstrook kan wisselen.
Het systeem dient als een hulp voor de bestuurder en kan alleen waarschuwen; debestuurder blijft zelf te allen tijde verantwoordelijk voor een veilig weggedrag.
)Druk op deze knop: het controlelampje
gaat branden.
Sensoren in de voor- en achterbumper controleren de dode hoek van de auto. In de buitenspie
gel aan de zijde waar zich dat
voertuig bevindt, brandt dan permanent eenlampje:
- direct, wanneer u wordt ingehaald,
- na circa een seconde, wanneer u te traag een andere auto inhaalt.
Page 220 of 402

Storingen
Bij een storing in het systeem gaat het controlelampje in de schakelaar enkele
seconden knipperen; vervolgens gaat het uit.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Bij slechte weersomstandigheden (zware regen, hagel enz.) kan hetsysteem tijdelijk minder nauwkeurigwerken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of van een droog wegdek op een natwegdek terechtkomen kan tot eenvals alarm leiden (zo kan een wolkwaterdruppels in de dode hoek worden aangezien voor een voertuig). Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet metmodder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken ophet gedeelte onder de buitenspiegels waar de waarschuwingslampjes zitten, omdat de de dode-hoekdetectie dan mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook voor de detectiezones op de voor- en achterbumper.
)Om deze functie uit te schakelendrukt u nog een keer op de knop: hetcontrolelampje gaat uit.
Bij het afzetten van het contact wordt de status
van het systeem opgeslagen.
De dode-hoekdetectie wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhanger trekt met een door het CITROËN-netwerk gehomologeeerde trekhaak.
Page 227 of 402

225
Rijden
De functie kan de volgende meldingen
weergeven: De functie wordt automatisch uitgeschakeld:
- bij het inschakelen van de
achteruitversnelling,
- bij het afzetten van het contact,
- als geen meting nodig is,
- vijf minuten na het selecteren van defunctie,
- als gedurende langer dan een minuut met
meer dan 70 km/h wordt gereden.
Als de zi
jdelingse afstand tussen uw auto en deparkeerplek te groot is, bestaat de kans dat het
systeem geen meting uitvoert.
De
functie blijft na elke meting beschikbaar,
zodat u meerdere parkeerplaatsen achter
elkaar kunt laten opmeten.
Let er bij slecht weer en in de winter op dat de sensoren niet ver vuild, bevroren of met sneeuwbedekt zijn.
De parkeerplaatsassistent schakelt de
parkeerhulp aan de voorzijde tijdens het meten
uit, zolang de auto vooruit rijdt. Inparkeren mogelijk
Inparkeren moeilijk
Inparkeren afgeraden
Laat het systeem bij een storing controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 228 of 402

Parkeerhulp
sensoren in de bumper obstakels in denabijheid van de auto (personen, auto's,
bomen, slagbomen, enz.) die binnen het detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden door dode hoeken in het detectiebereik mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich
vlak bij de auto bevinden.
Deze functie is een hulpsysteem: de bestuurder dient altijd aler t te blijven enis zelf verantwoordelijk. De
functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij klinkt een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Parkeerhulp achter
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbrokengeluidssignaal gewaarschuwd bij het
naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan
welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Z
odra de afstand tussen de auto en het
obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
Grafi sche weergave
De grafische weergave is een aanvulling op hetgeluidssignaal. Op het multifunctionele displayworden blokjes weergegeven die het pictogram
van de auto steeds dichter naderen. Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt
ook het s
ymbool "Gevaar" op het display.
Page 229 of 402

Rijden
Parkeerhulp vóór
Storing
Als er een storing optreedt, gaat bij het inschakelen van
de achteruitversnelling dit
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
branden en/of wordt er een bericht op het
displa
y weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal (kor te pieptoon).
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De parkeerhulp vóór is een aanvullin
g opde parkeerhulp achter en wordt geactiveerd
zodra er bij een wagensnelheid van maximaal
1
0 km/h vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10 km/h.
De functie wordt automatischuitgeschakeld zodra een aanhanger wordt aangekoppeld of eenfietsendrager wordt gemonteerd (auto's voorzien van een door CITROËNaanbevolen trekhaak of fietsendrager).
Controleer bij slecht weer of in winterseomstandigheden of de sensoren soms bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen vande achteruitversnelling geeft eengeluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
de sensoren vuil kunnen zijn.
Als de snelheid van de auto lager is dan 10 km/h, kan de parkeerhulp geluidssignalen geven als reactie op bepaalde omgevingsgeluiden (motoren,vrachtwagens, drilboren, enz.).
Uitschakelen/activeren van deparkeerhulp vóór en achter
De functie kan worden uitgeschakeld door deze knop in te drukken. Het controlelampje in deknop gaat branden.
Door de knop opnieuw in te drukken wordt de
functie weer
geactiveerd. Het controlelampjedooft.
Aan de hand van het geluid dat viade luidspreker (voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen of het obstakel zich voor of achter de auto bevindt.
Page 252 of 402

Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van
de bagageruimte.
Afhankelijk van de uitvoering is er een
volwaardig, een plaatstalen of een aluminium reservewiel aanwezig, in sommige landen een
"thuiskomer".
Zie de paragraaf "Toegang tot hetgereedschap" op de vorige bladzijde voor meer
informatie over hoe u het reservewiel kuntbereiken.
Toegang tot het reservewiel
Detectie te lage bandenspanning
Het reservewiel is niet voorzien vaneen bandenspanningssensor. Laat het repareren van de lekke band uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Verwijderen van het volwaardige
reservewiel
)Draai de gele centrale bout los. )Til het reservewiel aan de achterzijde op en trek het naar u toe. )Verwijder het wiel uit de bagageruimte.
Page 262 of 402

Lamp van de zijverlichting vervangen
Raadpleeg voor het ver vangen van dit type
lamp met LED’s het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
LED's / parkeerlichtvervangen
Neem voor het ver vangen van dit type lamp
met LED’s contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Lampen van mistlampen vervangen
)Steek een platte schroevendraaier in het gaatje van de bumperstrip. )Wip de strip voorzichtig los; de parkeersensor blijft in de strip zitten. )Ver wijder de beide schroeven van de mistlamp en neem deze uit de behuizing. )Neem de stekker van de fitting los. )Draai de fitting een kwart omwenteling en
ver wijder het geheel. )Trek de lamp uit de fitting en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Voor het ver vangen van deze lampen
kunt u ook het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.