CITROEN DS4 2011 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2011, Model line: DS4, Model: CITROEN DS4 2011Pages: 402, PDF Size: 12.72 MB
Page 51 of 402

49Controle tijdens het rijden
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Handrempermanent. De handrem is aangetrokken of niet
goed vrijgezet.Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer informatie over de handrem.
Elektrischeparkeerrempermanent .
De elektrische parkeerrem is
aangetrokken.Zet de elektrische parkeerrem vrij zodat het
verklikkerlampje uitgaat: trap het rempedaal in en trekaan de hendel van de elektrische parkeerrem.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer informatie
over de elektrische parkeerrem.
Uitschakeling van de automatische werking vande elektrische parkeerrem
permanent .
De functies "automatisch aantrekken"(bij het afzetten van de motor) en "automatisch ontgrendelen" zijnuitgeschakeld of werken niet. Activeer de
functie (volgens land van bestemming)via het configuratiemenu van de auto of raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Voorgloeiendieselmotorpermanent. Het contactslot staat in de tweede
stand (Contact).Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat.
De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden (in extreme gevallen 30 seconden).
Als de motor niet wil aanslaan
, zet dan het contact af.Zet het contact dan weer aan en wacht opnieuw tot het lampje uitgaat voordat u de motor star t.
Page 52 of 402

Dimmer dashboardverlichting
permanent. De lichtsterkte wordt ingesteld. U kunt de lichtsterkte instellen van 1 tot 16.
Airbag aanpassagierszijdepermanent op het
display van de
verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde. De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "ON".De passagiersairbag vóór is geactiveerd.
Plaats in dit geval geen kinderzitje met de rug in de rijrichting op de stoel
van de voorpassagier.Z
et de schakelaar in de stand "OFF"
om depassagiersairbag vóór uit te schakelen.
In dit geval kunt u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting plaatsen.
Automatische ruitenwissers
permanent. De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewogen. De automatische stand van de ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Beweeg om de automatische stand van deruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zetde hendel in een andere stand.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Stop & Start
permanent. Het Stop & Start-systeem heeft
de motor in de STOP-standgezet(verkeerslicht, stopbord,
opstopping, enz.).Het lamp
je gaat uit en de motor wordt automatisch gestart als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat dan uit.De
STOP-stand is nu nietbeschikbaar. of De motor wordt automatisch gestart. Raadplee
g het hoofdstuk "Rijden - § Stop & Start-systeem" voor bijzonderheden van de Stop- en Start-stand.
Parkeerplaatsassistentpermanent. De parkeerplaatsassistent isgeselecteerd. Bedien de richtingaanwijzer naar de kant waar u eenparkeerplaats wilt meten en zorg dat u niet harder dan
20 km/h rijdt. Er verschijnt een bericht op het display
a
ls de meting klaar is.
Page 53 of 402

51Controle tijdens het rijden
Passagiersairbagpermanent, op het display van de
verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels
en de airbag vóór aanpassagierszijde. De schakelaar in het dashboardkast
je
staat in de stand "
OFF".
De airbag vóór aan passagierszijde isuitgeschakeld. Z
et de schakelaar in de stand " ON
" om de airbag vóór
aan passagierszijde in te schakelen.Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje
met de rug in de rijrichting.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
ESP/ASRpermanent. De toets linksonder op het dashboard
wordt ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat branden.
De functie ESP/ASR wordt uitgeschakeld.
ESP: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling.Druk op de toets om de
functie ESP/ASR in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch ingeschakeldals de motor wordt gestart.Na uitschakelen van het systeem, wordt het automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelhedenhoger dan ongeveer 50 km/h.
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.
Page 54 of 402

Bij het aanzetten van het contact wordt de onderhoudsinformatie en het motorolieniveau gedurende enkele seconden tegelijker tijd
weergegeven.
Motorolieniveaumeter
Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te w e i n i
g olie
Als de aanduiding "OIL"knipper t of er een
speciale melding op het display verschijnt in
combinatie met het verklikkerlampje ser viceen een geluidssignaal, is het motorolieniveau
te laag.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
m
otorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de aanduiding "OIL --"knippert of wanneer er een melding op het display verschijnt, duidt
dit op een storing in de motorolieniveaumeter. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
2 merktekens op de peilstok:
- A= maxi: het oliepeil magnooit boven het niveau A
uitkomen (kans op schade
aan de motor),-B= mini: als het oliepeil niet
boven het niveau B uitkomt,
m
oet het voor de motor van
uw auto voorgeschreven
t
ype motorolie worden
bijgevuld via de vuldop.
Oliepeilstok
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles" voor
de plaats van de peilstok en het bijvullen van motorolie voor het motortype van uw auto.
Page 55 of 402

53Controle tijdens het rijden
Deze signalering wordt enkele seconden na aanzetten van het contact weergegeven.
De onderhoudsintervalindicator geeft aanhoeveel kilometer u nog ver wijderd bent van deeerstvolgende onderhoudscontrole volgens hetonderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsinter valindicator
op basis van twee parameters:
- het aantal af
gelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatsteonderhoudscontrole.
Onderhoudsintervalindicator
De afstand tot de eerstvolgendebeurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurendeenkele seconden de onderhoudssleutel
branden. De kilometerteller of een signaleringmidden op het instrumentenpaneel geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan.Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display een paar seconden het volgende aan:
Enk
ele seconden na het aanzetten van hetcontact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel brandenom aan te gevendat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden
u
itgevoerd moeten worden.
Enk
ele seconden na het aanzetten van hetcontact verdwijnt de sleutel; de teller geeft weer de kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie in het midden van het display.
Page 56 of 402

Enkele seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden
.
De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de
bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden als het inter val van twee jaar isoverschreden.
Onderhoudsintervalindicator resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet deonderhoudsintervalindicator weer op nul gezet
worden.
Ga daarvoor als volgt te werk: ) zet het contact af, )
druk op de resetknop van de dagteller ".../000"en houd deze ingedrukt, )
zet het contact aan; de kilometerteller
be
gint terug te tellen, ) laat de knop los als het display "=0"
aangeeft en de sleutel verdwijnt.
Resetten is niet mogelijk als deonderhoudsinformatie wordt opgevraagd.
Als u na deze handeling de accuwilt loskoppelen, vergrendel dande auto en wacht minimaal5 minuten. Het op 0 zetten van deonderhoudsintervalindicator zal anders niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven. )Druk kort op de knop voor de nulstelling
van de dagteller ".../000". De onderhoudsinformatie wordt, afhankelijk van de uitvoering, enkeleseconden weergegeven op de regel van
de totaalkilometer teller of op de middelste
kleurendispla
y van het instrumentenpaneel.
De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden de sleutel knipperen
om aante geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld:u hebt de afstand tot degj g
eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
Page 57 of 402

Controle tijdens het rijden
Handmatige test via het centrale kleurendisplay met navigatiesysteem
Met deze functie kunt u de staat van de auto controleren (status van in te stellen functies - geactiveerd/gedeactiveerd) en een logboek van storingen
opvragen.
)Druk bij een draaiende motor kor t op de
knop ".../000"
van het instrumentenpaneel om de test te starten. De vol
gendegegevens verschijnen achter
elkaar op het kleurendisplay in het midden van het instrumentenpaneel:
- motorolieniveaumeter (zie de betreffende paragraaf),
- onderhoudsintervalindicator (zie de betreffende paragraaf),
- bandenspanningscontrole (indien
aanwezig; zie het hoofdstuk "Veiligheid"),
- actuele controlelampjes en
waarschuwingen, voor zover aanwezig (zie de paragraaf over het controlelampje of uitrusting in kwestie),
- staat van in te stellen functies (zie
hoofdstuk "multifonctionele displays").
Deze informatie verschijnt ook elkekeer wanneer u het contact aanzet (automatische test).
Page 58 of 402

De kilometer teller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij hetafzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller/dagteller
Kilometerteller
Dagteller
De dagteller geeft het aantal verreden kilometers weer sinds de laatste keer dat de
bestuurder de teller op 0 heeft gezet. )
Druk bij aangezet contact op deze knop en
houd deze ingedrukt tot de dagteller op 0 staat.
De kilometer teller
geeft de totale kilometerstand van de auto aan.
Page 59 of 402

57
Controle tijdens het rijden
Lichtsterkteregeling
U kunt de lichtsterkte van dedashboardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving. De
lichtsterkteregeling werkt alleen als de
verlichtin
g van de auto is ingeschakeld, in denachtstand.
Actief
) Druk op de knop Aom de lichtsterkte te
veranderen. ) Laat de knop los als de verlichting dezwakste stand heeft bereikt en druk de knop opnieuw in om de verlichting weer feller te maken. of )
Laat de knop los als de verlichting desterkste stand heeft bereikt en druk de knop opnieuw in om de verlichting weer zwakker te maken. )
Laat de knop los zodra de gewenstelichtsterkte is bereikt.
Het controlelamp
je en het
lichtsterkteniveau worden tijdenshet instellen in het midden op het instrumentenpaneel aangegeven; er zijn 16 verschillende lichtsterkteniveaus beschikbaar.
U kunt de lichtsterkte ook regelen door het knopje B links op het stuur te verdraaien: ) omhoog; de verlichting wordt zwakker, )
omlaag; de verlichting wordt feller.
Uitgeschakeld
De lichtsterkteregeling werkt niet als de
verlichting van deichtsterkteregeling De
lichtsterkteregeling werkt niet als de verlichtingvan de auto uitgeschakeld is of in de dagstandstaat (dagrijverlichting ingeschakeld).
Page 60 of 402

Met dit systeem kan de verlichting van bepaalde
displays worden uitgeschakeld voor een rustiger
beeld tijdens nachtelijke ritten.
Op het instrumentenpaneel blijft de rijsnelheid,
de weergave van de gekozen versnelling van
de EGS-versnellingsbak of automatische
versnellingsbak en de informatie van de snelheidsregelaar/-begrenzer (indien
ingeschakeld) verlicht; dat geldt ook voor de
waarschuwing "minimumbrandstofniveau",
indien van toepassing.
De black-panelfunctie wordt uitgeschakeld als er een waarschuwingsmelding wordt doorgegeven en bij het wijzigen van functies of instellingen.
Black-panelfunctie
(donker scherm)
Inschakelen
)
Druk, als de verlichting brandt, op dezeknop om de black-panelfunctie in te schakelen. )
Druk nogmaals op de knop om de
dashboardverlichting weer volledig in teschakelen.
U kunt op het instrumentenpaneel de kleur van
de meters (toets A ) afzonderlijk van de displays A(toets B ) instellen.
U kunt kiezen uit 5 verschillende kleurstellingen
t
ussen wit en blauw. )Druk de desbetreffende toets een paar
keer achter elkaar in tot de gewenste kleur is bereikt.
Kleuren van
instrumentenpaneel instellen