CITROEN DS5 HYBRID 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: DS5 HYBRID, Model: CITROEN DS5 HYBRID 2015Pages: 484, PDF Size: 15.03 MB
Page 121 of 484

11 9
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Controlesysteem bandenspanning
Dit systeem controleert automatisch de 
bandenspanning tijdens het rijden.
Zodra de auto rijdt, controleert het systeem 
permanent de spanning van de vier banden.
In het ventiel van elke band (met uitzondering 
van het reservewiel) is een druksensor 
gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de bestuurder zodra 
het een daling van de spanning van een of 
meer banden detecteert.Ondanks de aanwezigheid van dit 
systeem dient u maandelijks en voor 
elke lange reis de bandenspanning (ook 
die van het reservewiel) handmatig te 
controleren.
Een te lage bandenspanning heeft 
een negatief effect op de wegligging, 
verlengt de remweg en versnelt de 
bandenslijtage, met name onder zware 
omstandigheden (zware belading, hoge 
snelheid, lange rit).
Een te lage bandenspanning leidt ook 
tot een hoger brandstofverbruik.
De door de fabrikant voor uw auto 
aanbevolen bandenspanning staat 
vermeld op de bandenspanningssticker 
(zie de rubriek "Identificatie").
De bandenspanning moet bij "koude" 
banden worden gecontroleerd (auto 
die langer dan 1 uur heeft stilgestaan 
of na een traject van maximaal 10 km 
met gematigde snelheid). Is dit niet het 
geval, verhoog dan de op de sticker 
vermelde waarden met 0,3 bar.
Het controlesysteem van de 
bandenspanning is een hulpsysteem; 
de bestuurder moet waakzaam blijven. 
Rijden  
Page 122 of 484

DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Waarschuwing te lage bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning brandt dit 
verklikkerlampje in combinatie met een 
geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, in 
combinatie met de weergave van een melding.
Als er een afwijking in de bandenspanning van één 
band wordt geconstateerd, kan deze band worden 
herkend aan het pictogram of, afhankelijk van de 
uitvoering, de weergegeven melding.
F
 Ve
rlaag onmiddellijk de snelheid, maak 
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet 
plotseling hard af.
F
 Ze
t uw auto stil zodra de verkeerssituatie 
dit toelaat. De waarschuwing wordt weergegeven 
zolang de desbetreffende band(en) niet 
op spanning is (zijn) gebracht, is (zijn) 
gerepareerd of is (zijn) vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of 
wiel met stalen velg) is niet voorzien 
van een sensor.
Een lagere bandenspanning is niet altijd 
zichtbaar aan een vervorming van de 
band. Beperk u daarom niet alleen tot 
een visuele controle.
Storing
Als het verklikkerlampje "te lage 
bandenspanning" knippert en vervolgens 
permanent brandt in combinatie met het 
verklikkerlampje "service", duidt dit op een 
storing in het systeem.
Deze waarschuwing wordt ook 
weergegeven als een of meerdere 
wielen niet zijn voorzien van een sensor 
(bijvoorbeeld een noodreservewiel of 
een reservewiel met stalen velg).
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten 
controleren of monteer na een lekke band het wiel met 
de originele velg, dat is voorzien van een sensor.
In dat geval wordt de bandenspanning niet 
meer gecontroleerd.
F
 Co
ntroleer de spanning van de vier 
banden (bij koude banden) als u over een 
compressor beschikt, bijvoorbeeld die van 
de bandenreparatieset.
 Ri
jd voorzichtig met lage snelheid verder 
als u niet direct de bandenspanning kunt 
controleren.
 of
F Ge
bruik in geval van een lekke band 
de noodreparatieset of het reservewiel 
(volgens uitrusting).
Alle reparaties aan een wiel dat met dit systeem is 
uitgerust en het vervangen van een band moeten 
worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of 
door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer bij het verwisselen een wiel is gemonteerd 
dat niet door uw auto wordt gedetecteerd (voorbeeld: 
montage van winterbanden), dient het systeem door 
het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde 
werkplaats opnieuw geïnitialiseerd te worden. 
Page 123 of 484

121
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Stop & Start
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het verklikkerlampje "ECO" op het 
instrumentenpaneel gaat branden en de motor 
wordt automatisch in de STOP-stand gezet:
- als u, bij een handgeschakelde 
v ersnellingsbak,  bij een snelheid lager 
dan 20 km/h of bij stilstaande auto bij de 
dieseluitvoeringen BlueHDi 115 en 120, de 
versnellingshendel in de neutraalstand zet 
en het koppelingspedaal loslaat,
-
 al
s u, bij een elektronisch gestuurde 
versnellingsbak , bij een snelheid lager 
dan 8 km/h het rempedaal intrapt of de 
selectiehendel in de stand N zet,
-
 al
s u, bij een automatische transmissie , 
bij stilstaande auto het rempedaal intrapt of 
de selectiehendel in de stand N zet.
Als uw auto is uitgerust met een teller, 
wordt de duur van de momenten 
dat de motor afgezet is, opgeteld en 
weergegeven. Elke keer als u het contact 
opnieuw aanzet met de knop "START/
STOP", wordt deze teller op 0 gezet.
Tank nooit als de motor door het Stop & 
St art-systeem in de STOP-stand is 
gezet. Zet in dat geval altijd het contact 
af met de knop "START/STOP". Het systeem werkt de eerste 
10
 s
 econden na het inschakelen van de 
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de 
STOP-stand wordt gezet, blijven alle 
andere componenten zoals de remmen 
en de stuurbekrachtiging normaal 
functioneren.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart 
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en 
een aangename rust in het interieur tijdens het wachten. 
Rijden  
Page 124 of 484

DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Bijzonderheden: STOP-stand niet 
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- de auto op een steile helling staat 
(bergopwaarts of bergafwaarts),
-
 het
 bestuurderportier geopend is,
-
 de v
eiligheidsgordel van de bestuurder 
losgemaakt is,
-
 de a
uto sinds de laatste start met de knop 
"START/STOP" niet sneller dan 10 km/h 
heeft gereden,
-
 de e
lektrische parkeerrem wordt /is 
aangetrokken,
-
 de k
limaatregeling in het interieur dat niet 
toelaat,
-
 de
 voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
 er
 bepaalde bijzondere omstandigheden 
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur, 
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
In dit geval knippert het 
verklikkerlampje "ECO"  een paar 
seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen 
normaal.
Overgang naar de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO"  gaat uit en 
de motor wordt automatisch gestart:
-
 al
s u, bij een handgeschakelde 
versnellingsbak , het koppelingspedaal 
volledig  intrapt,
-
 bi
j een elektronisch gestuurde 
versnellingsbak :
●	 als
	u
,
	m
 et
	d
 e
	s
 electiehendel
	i
 n
	d
 e
	st
and
 A
  of M , het rempedaal loslaat,
●	 of
	a
ls
	u
 ,
	m
 et
	d
 e
	s
 electiehendel
	i
 n
	d
 e
	st
and N en het rempedaal losgelaten, de 
selectiehendel in de stand A of M zet,
●	 of
	a
ls
	u	d
 e
	a
 chteruitversnelling
	ins
chakelt.
-
 bi
j een automatische transmissie :
●	 als
	u
,
	m
 et
	d
 e
	s
 electiehendel
	i
 n
	d
 e
	s
 tand
	D o
f M , het rempedaal loslaat,
●	 of
	a
ls
	u
 ,
	m
 et
	d
 e
	s
 electiehendel
	i
 n
	d
 e
	st
and N en het rempedaal losgelaten, de 
selectiehendel in de stand D of M zet,
●	 of
	a
ls
	u	d
 e
	a
 chteruitversnelling
	ins
chakelt. De START-stand wordt om veiligheids- of 
comfortredenen automatisch geactiveerd als:
-
 het
 bestuurderportier wordt geopend,
-
 de v
eiligheidsgordel van de bestuurder 
wordt losgemaakt,
-
 de s
nelheid van de auto hoger is dan 
25 km/h bij een handgeschakelde 
versnellingsbak (3 km/h bij de 
dieseluitvoeringen BlueHDi 115 en 120), 
hoger is dan 11 km/h bij een elektronisch 
gestuurde versnellingsbak of hoger 
is dan 3 km/h bij een automatische 
versnellingsbak,
-
 de e
lektrische parkeerrem wordt 
aangetrokken,
-
 er
 bepaalde bijzondere omstandigheden 
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur, 
rembekrachtiging, instelling 
airconditioning...).
Bijzonderheden: automatisch 
activeren van de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO"  knippert 
een paar seconden en gaat dan uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen 
normaal. 
Page 125 of 484

123
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Het systeem wordt automatisch 
ingeschakeld zodra u het contact 
aanzet met de knop "START/STOP".
Inschakelen
Met het touchscreen Met de toets op het dashboard
Als het systeem in de STOP-stand 
wordt uitgeschakeld, dan wordt de 
motor direct weer gestart.
Uitschakelen
Schakel het systeem uit bij het rijden 
over een overstroomde weg.
Raadpleeg de rubriek "Enkele 
rijadviezen".
Met het touchscreen Met de toets op het dashboard
F Druk, wanneer u dat wilt, op de toets "ECO 
OFF" om het systeem uit te schakelen.
Dit wordt aangegeven door het branden van 
het verklikkerlampje van de toets, in combinatie 
met de weergave van een melding.
F
 Se
lecteer het menu "Rijden" .
F
 Dr
uk op de desbetreffende 
pagina op de toets "ECO OFF" 
van het Stop & Start-systeem. F
 Dr
uk nogmaals op de toets "ECO OFF"
.
Het systeem is weer ingeschakeld. Dit 
wordt aangegeven door het doven van het 
verklikkerlampje van de toets, in combinatie 
met de weergave van een melding.
F
 Se
lecteer het menu "Rijden".
Het systeem is nu weer ingeschakeld. Dit 
wordt aangegeven door het doven van het 
verklikkerlampje van de toets.
Het verklikkerlampje van deze toets gaat permanent branden.
F Druk op de desbetreffende pagina 
n ogmaals op de toets "ECO OFF"  
van het Stop & Start-systeem. 
Rijden  
Page 126 of 484

DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Storing
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou optreden, 
kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of 
direct afslaat.
Alle verklikkerlampjes gaan branden.
In dat geval moet u het contact uitzetten en opnieuw 
starten door op de START/STOP-knop te drukken.
Schakel omwille van uw veiligheid het Stop & 
Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden 
onder de motorkap uit te voeren om 
verwondingen als gevolg van het automatisch 
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
Dit systeem maakt gebruik van een speciale 
12V-accu met specifieke kenmerken 
(onderdeelnummers zijn op te vragen bij het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats).
Het gebruik van andere dan de door CITROËN 
voorgeschreven accu's kan leiden tot storingen 
in het systeem.
Onderhoud
Het Stop & Start-systeem maakt gebruik van 
geavanceerde technologie. Werkzaamheden 
aan dit type accu mogen dan ook uitsluitend 
door het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.Met het touchscreen
Storingen in het systeem worden op de pagina 
van het menu "Rijden" weergegeven.
Met de toets op het dashboard
Bij een storing in het systeem knippert het 
verklikkerlampje van de toets "ECO OFF" en 
gaat het vervolgens permanent branden.
Het pictogram van de toets "ECO OFF!"  
gaat over op de waarschuwingsmodus en het 
verklikkerlampje knippert enkele ogenblikken 
en blijft vervolgens permanent branden.
Als u op deze toets drukt om het systeem weer 
in te schakelen, knippert het verklikkerlampje 
opnieuw enkele ogenblikken om vervolgens 
weer permanent te blijven branden. 
Page 127 of 484

125
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Lane Departure Warning System (LDWS)
Dit systeem signaleert, met behulp van een 
camera die doorgetrokken of onderbroken strepen 
herkent, het onvrijwillig overschrijden van een 
rijstrookmarkering.
Om de actieve veiligheid te verhogen analyseert de 
camera de beelden en activeert een waarschuwing, 
wanneer de aandacht van de bestuurder verslapt 
en de auto de markering overschrijdt (bij een 
wagensnelheid hoger dan 80 km/h).
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en 
autowegen.
Activering
F Druk op de knop: het lampje gaat 
branden.
Het Lane Departure Warning System is 
een hulpmiddel voor de bestuurder, die 
desondanks waakzaam moet blijven.
Uitschakelen
U wordt gewaarschuwd door het trillen van de 
zitting van de bestuurdersstoel:
-
 re
 chts: als de rechter rijstrookmarkering 
wordt overschreden,
-
 li
nks: als de linker rijstrookmarkering wordt 
overschreden.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld, 
en ongeveer 20 seconden nadat deze 
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele 
waarschuwing gegeven.
Signalering - waarschuwing Storing
Er kunnen storingen in de signalering 
optreden:
-
 al
s de rijstrookmarkeringen 
weggesleten zijn,
-
 al
s er weinig contrast is tussen het 
wegdek en de markeringen,
-
 al
s de voorruit vuil is,
-
 on
der bepaalde extreme 
weersomstandigheden: mist, 
zware neerslag, sneeuw, sterke 
zonnestraling of bij direct zonlicht 
(zeer laagstaande zon, uitrijden van 
een tunnel, ...) en schaduw.
F
 Dr
uk opnieuw op de knop: het 
lampje gaat uit. In het geval van een storing knippert het lampje 
van de knop.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
De status van het systeem blijft na het afzetten 
van het contact in het geheugen opgeslagen. Zorg ervoor dat u de verkeersregels 
in acht neemt en iedere twee uur een 
pauze neemt. 
Rijden  
Page 128 of 484

DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Dodehoekbewaking
Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder 
wanneer zich een ander voertuig in de dode 
hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel 
gevaar betekent.Het systeem dient als hulp voor de bestuurder maar kan nooit een vervanging zijn voor de 
spiegels. De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het op tijd waarnemen wat 
er zich achter hem bevindt, het inschatten van de snelheid en afstand van achteropkomend 
verkeer en de beslissing of hij al dan niet veilig van rijstrook kan wisselen.
Het systeem dient als een hulp voor de bestuurder en geeft alleen waarschuwingen.
Inschakelen
In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat 
voertuig bevindt, brandt dan permanent een 
lampje:
-
 di
rect, wanneer u wordt ingehaald,
-
 na c
irca een seconde, wanneer u te traag 
een andere auto inhaalt. F
 Dr
uk op deze knop: het verklikkerlampje 
gaat branden.
Sensoren in de voor- en achterbumper 
controleren de dode hoek van de auto. 
Page 129 of 484

127
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Indien een persoon, een fietser of een 
voertuig zich in de dode hoek van het voertuig 
bevindt, zal er een waarschuwingslamp gaan 
branden in de linker- of rechterbuitenspiegel 
(afhankelijk van de situatie) onder de volgende 
voor waarden:
-
 al
le voertuigen gaan dezelfde kant op,
-
 de s
nelheid van uw auto ligt tussen 
12
 k
m/h en 140 km/h,
-
 he
t snelheidsverschil met de auto die u aan 
het inhalen bent, is kleiner dan 10 km/h,
-
 he
t snelheidsverschil met de auto waardoor 
u wordt ingehaald, is kleiner dan 25 km/h,
-
 de
 verkeersstroom is vloeiend,
-
 de
 inhaalmanoeuvre duurt langer dan 
normaal, doordat het ingehaalde voertuig 
zich blijft ophouden in de dode hoek,
-
 u ri
jdt in een rechte lijn of flauwe bocht,
-
 uw a
uto trekt geen aanhanger of caravan... Er wordt geen waarschuwingssignaal 
afgegeven in de volgende situaties:
-
 na
bij stilstaande objecten (geparkeerde 
auto's, veiligheidsrails, lantaarnpalen, 
borden...),
-
 bi
j tegemoetkomende voertuigen,
-
 bi
j rijden over bochtige wegen of in zeer 
scherpe bochten, -
 bi
j het inhalen van of ingehaald worden 
door een extreem lang voertuig 
(vrachtauto, autobus...) die én in de dode 
hoek achter wordt gedetecteerd én zich in 
het gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
-
 bi
j erg druk verkeer: de voertuigen die voor 
en achter worden gedetecteerd worden 
aangezien voor een vrachtwagen of een 
stilstaand object,
-
 bi
j snelle inhaalmanoeuvres. 
Rijden  
Page 130 of 484

DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
F Om deze functie uit te schakelen 
drukt u nog een keer op de knop: het 
verklikkerlampje gaat uit.
Bij het afzetten van het contact wordt de status 
van het systeem opgeslagen. Bij een storing in het systeem gaat het 
verklikkerlampje in de schakelaar enkele 
seconden knipperen; vervolgens gaat het uit.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Bij slechte weersomstandigheden 
(zware regen, hagel enz.) kan het 
systeem tijdelijk minder nauwkeurig 
werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek 
of van een droog wegdek op een nat 
wegdek terechtkomen kan tot een 
vals alarm leiden (zo kan een wolk 
waterdruppels in de dode hoek worden 
aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter 
altijd op dat de sensoren niet met 
modder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken op 
het gedeelte onder de buitenspiegels 
waar de waarschuwingslampjes zitten, 
omdat de de dodehoekbewaking dan 
mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook 
voor de detectiezones op de voor- en 
achterbumper.
De dodehoekbewaking wordt automatisch 
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt 
met een door het CITROËN-netwerk 
gehomologeeerde trekhaak.
Storingen