dashboard FIAT 124 SPIDER 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2021, Model line: 124 SPIDER, Model: FIAT 124 SPIDER 2021Pages: 244, PDF Size: 5.25 MB
Page 9 of 244

KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Grondige kennis van uw nieuwe
voertuig begint hier.
In dit boekje is op eenvoudige en
rechtstreekse wijze beschreven hoe uw
voertuig gemaakt is en hoe het werkt.
Daarom adviseren wij u het comfortabel
zittend in uw voertuig te lezen, dan kunt
u met eigen ogen onmiddellijk zien wat
hier beschreven is.DASHBOARD................8
SLEUTELS..................9
CONTACTSLOT..............11
GEAVANCEERD KEYLESS ENTRY
SYSTEEM.................15
BEVEILIGINGSALARM VOERTUIG . .15
PORTIEREN................17
STOELEN..................21
HOOFDSTEUNEN............23
STUURWIEL................24
SPIEGELS.................24
BUITENVERLICHTING..........26
RUITENWISSERS/SPROEIER
VOORRUIT................32
KLIMAATREGELING...........35
ELEKTRISCHE RUITEN.........40
INTERNE APPARATUUR........41
ACHTERKLEP...............42
MOTORKAP................45
CABRIOLETKAP (ZACHTE KAP) . . .46
7
Page 10 of 244

DASHBOARD
1 – Instelbare luchtventilatie zijkant; 2 – Bedieningshendel buitenverlichting; 3 – Instrumentenpaneel; 4 – Ruitenwisserhendel;
5 – Instelbare luchtventilatie midden; 6 – Knop alarmknipperlichten; 7 – Radio 3”/Radio 7”-systeem (indien aanwezig); 8 – Air Bag
passagier; 9 – Instelbare luchtventilatie midden (passagierszijde); 10 – Klimaatregeling; 11 – Contactslot; 12 – Airbag
bestuurder; 13 – Bedieningsknoppen (TPMS-systeem/DSC-systeem)
102010200-123-555
8
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 28 of 244

39)Stel de buitenspiegels altijd af aan uw
rijpositie alvorens op weg te gaan: het is
gevaarlijk met ingeklapte spiegels te rijden.
U zicht achteruit wordt beperkt en u kunt
een ongeluk veroorzaken. Vouw de
buitenspiegel handmatig naar achteren
totdat deze gelijk aan het voertuig is.
40)Stapel geen lading of voorwerpen tot
boven de rugleuningen: lading die boven
de rugleuningen uitsteekt is gevaarlijk. Dit
kan uw zicht in de achteruitkijkspiegel
blokkeren waardoor u een andere
weggebruiker kunt raken bij het wisselen
van rijbaan.BUITENVERLICHTING
KOPLAMPEN
Draai aan de koplampschakelaar 1
fig. 18 om de koplampen, andere
buitenverlichting en de
dashboardverlichting AAN of UIT te
zetten.
Het indicatielampje lichten aan
op
het instrumentenpaneel gaat branden
wanneer de koplampschakelaar wordt
gedraaid op
of.
Met automatische
verlichtingsregeling
Het indicatielampje lichten aan op het
instrumentenpaneel wordt
in-/uitgeschakeld in combinatie met de
automatische in-/uitschakeling van de
koplampen wanneer de
koplampschakelaar is geplaatst op
AUTO.
BELANGRIJK Laat de lampen niet aan
als de motor uitstaat tenzij dit om
veiligheidsredenen nodig is om
ontladen van de accu te voorkomen.
DAGVERLICHTING (DRL)
41) 42)
In bepaalde landen moeten de lampen
van de rijdende voertuigen overdag zijn
ingeschakeld (dagrijverlichting).
De dagrijverlichting wordt automatisch
ingeschakeld als het voertuig start met
rijden.
De dagrijverlichting schakelt uit als de
parkeerrem wordt bediend of de
selectiehendel op de stand P wordt
gezet (versies met automatische
versnellingsbak).
GROOTLICHT
De koplampen schakelen tussen
grootlicht en stadslicht door de hendel
naar voor en naar achter te bewegen.
Als het grootlicht aan is, gaat het
waarschuwingslampje
branden.
FLASH TO PASS
Flash to pass (knipperen om in te halen)
kan worden gebruikt als het contact is
ingeschakeld (AAN).
Trek om met de koplampen te
knipperen de hendel naar u toe (de
koplampschakelaar hoeft hiervoor niet
te zijn ingeschakeld).
1805030101-121-001
26
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 29 of 244

Het waarschuwingslampjeop het
instrumentenpaneel gaat tegelijkertijd
branden.
De hendel keert terug naar de normale
stand als deze wordt losgelaten.
AUTOMATISCHE
VERLICHTING
(indien aanwezig)
Lichtsensor
Als de koplampschakelaar op de
AUTO-stand staat en het contact is
ingeschakeld (AAN), dan neemt de
lichtsensor de helderheid of duisternis
van de omgeving waar en worden de
koplampen, overige buitenverlichting en
de dashboardverlichting automatisch in
of uitgeschakeld.
BELANGRIJK De lichtsensor werkt
tevens als regensensor voor de
automatische wisserregeling. Houd
handen en krabbers weg van de ruit als
de wisserhendel in de stand AUTO
staat en het contact is ingeschakeld
(AAN) aangezien vingers klem kunnen
komen te zitten of de ruitenwissers of
rubbers beschadigd kunnen raken als
de ruitenwissers automatisch worden
geactiveerd. Als u de voorruit gaat
reinigen, controleer dan of de
ruitenwissers volledig zijn uitgeschakeld
(dit is met name van belang bij hetweghalen van ijs en sneeuw), met name
als het aanlokkelijk is om de motor te
laten lopen.
COMING HOME-
VERLICHTINGSSYSTEEM
Het Coming Home-verlichtingssysteem
schakelt de koplampen (dimlicht) in als
de hendel wordt bediend.
Inschakeling van het systeem
Als aan de hendel wordt getrokken
terwijl het contact op ACC of UIT staat,
worden de stadslichten ingeschakeld.
De koplampen doven na een bepaalde
tijdsperiode nadat de portieren zijn
gesloten.
De tijd totdat de koplampen
uitschakelen nadat alle portieren zijn
gesloten, kan worden gewijzigd. Als er
gedurende 3 minuten nadat aan de
hendel is getrokken geen bewerkingen
worden uitgevoerd, schakelen de
koplampen uit.
De koplampen schakelen uit als
nogmaals aan de hendel wordt
getrokken terwijl de koplampen aan
zijn.
MISTVOORLICHTEN(indien aanwezig)
De mistvoorlichten kunnen worden
gebruikt als het contact is
ingeschakeld.
Gebruik deze schakelaar om de
mistvoorlichten in te schakelen. De
mistvoorlichten zorgen voor beter zicht
in het donker en bij mist.
Inschakeling
Draai de koplampschakelaar 1
fig. 19 naar de stand
of
alvorens de mistvoorlichten te
ontsteken.
Draai de mistlichtschakelaar 2
fig. 19 naar de stand
of
(schakelaar draait automatisch naar
de stand
).
Het waarschuwingslampje
in het
instrumentenpaneel brandt als de
mistvoorlichten zijn ingeschakeld.
1905030101-121-001
27
Page 54 of 244

INSTRUMENTENPANEEL
1. Kilometerteller/dagteller en knop dagteller/Dashboardverlichting - 2. Toerenteller - 3. Snelheidsmeter - 4. Infodisplay
automatische versnellingsbak - 5. Kilometerteller/Info tripcomputer/Temperatuurmeter motorkoelvloeistof/Brandstofmeter/
Buitentemperatuur/Snelheidsbegrenzer/Cruise Control/INFO-display
5005020100-121-001
52
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 55 of 244

VERSIES MET STUUR RECHTS
1. Kilometerteller/dagteller en knop dagteller/Dashboardverlichting - 2. Toerenteller - 3. Snelheidsmeter - 4. Infodisplay
automatische versnellingsbak - 5. Kilometerteller/Info tripcomputer/Temperatuurmeter motorkoelvloeistof/Brandstofmeter/
Buitentemperatuur/Instelbare snelheidsbegrenzer/Cruise Control/INFO-display
5105020100-667-888
53
Page 56 of 244

KILOMETERTELLER /
DAGTELLER
U kunt de weergavemodus wijzigen van
kilometerteller in Dagteller A” en in
“Dagteller B”,en terug naar
kilometerteller door schakelaar 1
fig. 52 in te drukken terwijl een van de
modi wordt weergegeven. De gekozen
modus wordt weergegeven.
Trip meter
De dagteller kan de totale afstand van
twee afgelegde afstanden registreren.
Een wordt geregistreerd onder "Trip A"
en de andere onder "Trip B".
“Trip A” kan bijvoorbeeld de afstand
vanaf het vertrekpunt registreren en
“Trip B” de afstand vanaf de laatste
tankbeurt.OPMERKING Alleen de dagtellers
registreren tienden van kilometers
(miles).
Dagteller resetten
De dagteller wordt gewist als de
stroomtoevoer wordt onderbroken
(doorgebrande zekering of
losgekoppelde accu) of als het voertuig
meer dan 9999,9 km (mile) heeft
gereden.
VERLICHTING
INSTRUMENTENPANEEL
Aanpassing lichtintensiteit
De lichtintensiteit van het
instrumentenpaneel en de
dashboardverlichting kan worden
aangepast door knop 1 fig. 53 te
draaien:
de lichtintensiteit vermindertdoor
de knop naar links te draaien. Er is een
pieptoon hoorbaar als de knop naar de
maximale dimstand is gedraaid;
de lichtintensiteit verhoogtdoor
de knop naar rechts te draaien.
Verlichtingsdimmer annuleren
Draai de knop naar rechts totdat u een
pieptoon hoort terwijl het
instrumentenpaneel wordt gedimd met
het contact AAN.
5205020102-121-001
5305020102-121-001
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Gebruik deze meter om reisafstanden
bij te houden en brandstofverbruik te
berekenen.
Versies met Radio 7”: als de
gegevens van zuinig brandstofverbruik
worden gereset via de controle voor
zuinig brandstofverbruik, of als Trip A
wordt gerest met de dagteller als de
functie die synchroniseert met de
controle van zuinig brandstofverbruik
terwijl de dagteller is ingeschakeld, dan
resetten de gegeven van zuinig
energieverbruik en Trip A gelijktijdig.
Page 76 of 244

Waarschuwingslampje (roodgekleurd) op dashboardlijst
Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
WAARSCHUWINGSLAMPJE
VEILIGHEIDSGORDEL
Het waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordels gaat branden als de
bestuurders- of passagiersstoel bezet is terwijl
de veiligheidsgordel niet is bevestigd als het
contact wordt ingeschakeld.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of
de passagier niet is vastgemaakt (alleen als er
iemand op de passagiersstoel zit) en het
voertuig rijdt met een snelheid van meer dan
20 km/u, gaan de waarschuwingslampjes
knipperen. Na korte tijd stopt de led met
knipperen, maar blijft deze branden.
Als een veiligheidsgordel niet wordt
vastgemaakt, knippert de led nogmaals
gedurende een bepaalde tijd.
De led knippert opnieuw als de
veiligheidsgordel van de bestuurders- of
passagiersstoel wordt losgemaakt nadat de
led is gaan branden en het voertuig de
snelheid van 20 km/h overschrijdt.
Passagiersdetectiesysteem: plaats geen
extra zitkussen op de passagiersstoel, en ga
hier niet op zitten anders werkt de
classificatiesensor voor inzittenden niet
correct. De sensor functioneert mogelijk niet
goed aangezien het extra zitkussen
interferentie met de sensor kan veroorzaken.
74
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 77 of 244

Waarschuwingslampje (oranjekleurig) op dashboardlijst
Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
INDICATIELAMPJE UITSCHAKELING
PASSAGIERSAIRBAG (INDIEN AANWEZIG)
Het lampje gaat branden als het contact wordt
ingeschakeld voor een werkingscontrole en
schakelt enkele seconden later uit ,of als de
motor wordt gestart.Als het lampje niet uit gaat of blijft branden,
neemt u contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
75
Page 87 of 244

het TPMS-verklikkerlampje nadat één of
meerdere banden of wielen zijn
vervangen om ervoor te zorgen dat de
vervangen of nieuwe banden en wielen
er niet toe leiden dat het TPMS niet
correct functioneert.
BELANGRIJK Om foutieve aflezingen te
voorkomen, voert het systeem een test
uit alvorens een probleem aan te geven.
Dit heeft als resultaat dat het snel
leeglopen van een band of een
klapband niet meteen wordt
geregistreerd.
Aangezien dit systeem kleine
wijzigingen in de conditie van de
banden detecteert, kan de timing van
de waarschuwing in de volgende
gevallen sneller of langzamer zijn:
het formaat, de fabrikant of het type
banden wijkt af van de specificatie;
het formaat, de fabrikant of het type
van één band wijkt af van de andere
banden, of de mate van bandslijtage
verschilt aanzienlijk onderling;
er wordt gebruik gemaakt van een
runflat-band (indien aanwezig),
spijkerband, winterband of
sneeuwkettingen;
er wordt een reserveband gebruikt
(het TPMS-waarschuwingslampje kan
gaan knipperen en vervolgens blijven
branden);
een band is gerepareerd met de
reparatiekit van de reserveband;
de bandendruk is aanzienlijk hoger
dan de aangeven druk, of de
bandendruk wordt om de een of andere
reden lager, zoals een bij een klapband
tijdens het rijden;
de snelheid van het voertuig is
ongeveer 15 km/u (ook als het voertuig
is gestopt) of de rijperiode is korter dan
5 minuten;
het voertuig rijdt over een zeer zware
weg of een gladde weg met ijsvorming;
veel stuurmanoeuvres en snel gas
geven/remmen wordt herhaald, zoals bij
een agressieve rijstijl op een bochtige
weg;
de belasting van een voertuig rust op
één band, zoals bij zware bagage aan
een kant van het voertuig;
de systeeminitialisatie is niet
uitgevoerd met de aangegeven
bandendruk.
Systeemfoutactivatie
Als het TPMS-waarschuwingslampje
knippert, kan er sprake zijn van een
systeemstoring. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
Een systeemfoutactivatie kan in de
volgende gevallen optreden:
als zich in de buurt van het voertuig
apparatuur bevindt dat gebruikmaakt
van dezelfde radiofrequentie als van de
bandendruksensoren;
als zich in de buurt van het midden
van het dashboard een metalen
apparaat of niet-authentiek
navigatiesysteem bevindt dat de
radiosignalen van de bandendruksensor
naar de ontvangstunit kan blokkeren;
als de volgende apparatuur in het
voertuig wordt gebruikt en
radio-interferentie veroorzaakt in de
ontvangstunit;
een digitaal apparaat zoals een pc;
een stoomomzetter zoals een
DC-AC-omvormer;
bij veel sneeuw of ijs op het voertuig,
met name rond de wielen;
als de batterijen van de
bandendruksensor leeg zijn;
als er een wiel zonder
bandendruksensor wordt gebruikt;
als er banden worden gebruikt die
zijn verstevigd met staaldraad in de
zijwanden;
als er sneeuwkettingen worden
gebruikt.
Banden en wielen
BELANGRIJK Pas bij het inspecteren of
aanpassen van de bandenspanning
geen overmatige kracht toe op het
kerngedeelte van de van de wielunit.
Het kerngedeelte kan beschadigd
raken.
85