ESP FIAT 500 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: 500, Model: FIAT 500 2019Pages: 244, PDF Size: 6.18 MB
Page 140 of 244

neem de gereedschapshouder C fig.
112 en zet deze dicht bij het te
verwisselen wiel;
pak het ruimtebesparende
reservewiel D fig. 112;
voor auto's met wieldeksel: plaats,
om kracht te zetten, de bijgeleverde
schroevendraaier in de sleuf op de
buitenrand;
voor auto's met 15” stalen velgen en
sierlijke wieldoppen: pak het
extractiegereedschap A fig. 113 uit de
opbergruimte voor het Instructieboek;
163)
houd het extractiegereedschap met
twee vingers vast, breng het lipje
tussen de band en de naafdop A fig.
114 en trek het naar u toe, loodrecht
op het wiel;
voor auto's met lichtmetalen velgen:
verwijder de vastgeklemde naafdop
met de bijgeleverde schroevendraaier;
draai met de bijgeleverde sleutel de
wielbouten van het te verwisselen
wiel een slag los;
als de auto uitgerust is met zijskirts,
moet de krik gekanteld worden om
onder de auto gevoerd te kunnen
worden (zoals getoond in fig. 115);
53)
draai aan de krikslinger om deze
deels te openen ;
plaats de krik naast het te repareren
wiel op het referentiepunt
op de
langsligger;
Het voorwiel optillen: fig. 116.
Het achterwiel optillen: fig. 117.
zorg ervoor dat de krik fig. 118
correct geplaatst is;
waarschuw alle omstanders dat de
auto wordt opgekrikt; zorg dat niemand
in de buurt van de auto komt tot deze
weer helemaal op grond staat;
112F0S0127
113F0S0671
114F0S0670
115F0S0328
138
NOODGEVALLEN 
Page 142 of 244

zet de naafdop vast met een axiale
kracht op verschillende punten zoals
getoond in fig. 119 om de correcte
koppeling tussen wieldeksel en wiel
mogelijk te maken.
Voor auto's met 15” stalen velgen en
sierlijke wieldoppen:
163)
zodra het normale wiel geplaatst is
het vastgeklemde deksel inbrengen
en de sleuf met het opblaasventiel
uitlijnen;
plaats het interne deel van het
wieldeksel op de velg;
zet de naafdop vast met een axiale
kracht op verschillende punten zoals
getoond in fig. 120 om de correcte
koppeling tussen wieldeksel en wiel
mogelijk te maken.Versies met lichtmetalen velgen
Ga als volgt te werk:
monteer het wiel op de naaf en draai
met de bijgeleverde sleutel de bouten
vast;
breng het voertuig omlaag en
verwijder de krik;
draai de wielbouten afwisselend
helemaal vast met de bijgeleverde
sleutel;
monteer de vastgeklemde naafdop,
en zorg er daarbij voor dat het
referentiegat op het wiel samenvalt met
de referentiepen op de naafdop.
BELANGRIJK Indien onjuist
gemonteerd, kan de naafdop loskomen
tijdens het rijden.
BELANGRIJK
154)Het ruimtebesparende reservewiel
(voor bepaalde versies/markten) is
specifiek voor de auto; monteer het niet op
andere auto’s en monteer ook geen
ruimtebesparende reservewielen afkomstig
van andere auto’s. Gebruik het
ruimtebesparende reservewiel alleen in
noodgevallen. Gebruik het nooit langer dan
strikt noodzakelijk en rijd nooit harder dan
80 km/h.
155)Op de thuiskomer is een oranje sticker
aangebracht waarop de belangrijkste
waarschuwingen over het gebruik en de
betreffende beperkingen zijn vermeld. Deze
sticker mag nooit verwijderd of afgedekt
worden. Op de sticker staan de volgende
aanwijzingen in vier talen: “Waarschuwing!
Alleen voor tijdelijk gebruik! max. 80 km/h!
Vervang het noodreservewiel zo snel
mogelijk door het standaard wiel. Dek deze
aanwijzingen niet af." Monteer nooit een
wieldeksel op de thuiskomer.
156)Als het gemonteerde velgtype wordt
vervangen (lichtmetalen in plaats van stalen
velgen of vice versa), moeten ook alle
wielbouten worden vervangen door bouten
met een lengte die geschikt is voor het
velgtype.
119F0S0632
120F0S0669
140
NOODGEVALLEN 
Page 143 of 244

157)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Blokkeer de wielen met
blokken of andere geschikte voorwerpen
als de auto op een helling of een slecht
wegdek stilstaat.
158)De rijeigenschappen van de auto
kunnen veranderen als een thuiskomer
wordt gebruikt. Vermijd bruusk optrekken
en remmen, scherpe stuurbewegingen
en snelle bochten. De levensduur van de
thuiskomer is ongeveer 3000 km. Hierna
moet de thuiskomer vervangen worden
door een nieuw exemplaar met identieke
eigenschappen. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer thuiskomers
is verboden. Smeer de schroefdraad van
de wielbouten niet met vet voordat ze
gemonteerd worden: ze kunnen hierdoor
losraken.159)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor
het vervangen van een wiel, als een band
lek of beschadigd raakt, op het voertuig
waarbij de krik is geleverd of bij voertuigen
van hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv.
om andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Gebruik hem nooit voor
onderhoud of reparaties onder het voertuig
of om winterbanden te verwisselen voor
zomerbanden of andersom. Zorg dat u zich
nooit bevindt onder het opgekrikte
voertuig. Als er werk onder het voertuig
verricht moet worden, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk. Onjuiste
plaatsing van de krik kan er toe leiden
dat het voertuig eraf valt: gebruik
hem alleen op de aangegeven plaatsen.
Gebruik de krik niet voor zwaardere lasten
dan is aangegeven op het plaatje op de
krik. Start de motor nooit wanneer het
voertuig opgekrikt is. Als het voertuig meer
dan noodzakelijk is opgekrikt, kan alles
onstabieler worden, met het risico dat het
voertuig met een harde klap omlaag komt.
Dus, hef het voertuig slechts zo hoog op
als nodig is om de zone van het reservewiel
te kunnen bereiken.
160)Er kunnen geen sneeuwkettingen op
het noodreservewiel worden gemonteerd.
Dus in geval van een lekke voorband
(aandrijfwiel) en als er sneeuwkettingen
gebruikt moeten worden, moet een
achterwiel aan de voorkant worden
gemonteerd en moet de thuiskomer aan de
achterkant worden gemonteerd. Op die
manier kunnen, met twee normale
aandrijfwielen aan de voorkant,
sneeuwkettingen gemonteerd worden om
deze noodsituatie op te lossen.161)Als de naafdop niet goed gemonteerd
is, kan het tijdens het rijden losraken.
Voer nooit werkzaamheden aan het ventiel
uit. Steek nooit gereedschap tussen de
velg en de band. Controleer regelmatig de
spanning van zowel de banden als de
thuiskomer, in overeenstemming met de
spanningswaarden die zijn aangegeven in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.
162)Het is extreem gevaarlijk een wiel te
proberen te vervangen aan de zijkant
van het voertuig vlak naast een rijbaan:
zorg ervoor dat het voertuig op een
voldoende afstand van de weg staat, om te
vermijden overreden te worden.
163)Wees zeer voorzichtig bij het
verwijderen/opnieuw plaatsen van side
member door de nabijheid van de
remschijf. Wij adviseren het gebruik van
hittebestendige handschoenen.
BELANGRIJK
53)Zorg voor voldoende werkruimte bij het
opkrikken om schaafwonden aan uw
hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
54)Neem zo snel mogelijk contact op
met het Fiat Servicenetwerk om het
correcte aanhaalkoppel van de wielbouten
te laten controleren.
141 
Page 156 of 244

km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Motorolie verversen en oliefilter vervangen (3) (O) (●)●●●●●
Bougie vervangen(4)●●●●●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen(5)
Getande distributieriem vervangen (1.2 8V-versies)(5)
(3) Als het voertuig voornamelijk binnen de bebouwde kom gebruikt wordt of wanneer het aantal jaarlijks afgelegde kilometers minder dan 10.000 bedraagt, moeten
de motorolie en het oliefilter elk jaar vervangen worden.
(O) Aanbevolen werkzaamheden
(●) Verplichte werkzaamheden (4) Voor 0.9 TwinAir Turbo versies zijn de volgende zaken zijn van vitaal belang om de correcte werking te verzekeren: gebruik uitsluitend bougies diespeciaal
gecertificeerd zijn voor deze motoren (zie de informatie in de paragraaf “Motor” in het hoofdstuk “Technische gegevens”); houdt u strikt aan de
vervangingsintervallen van de bougies die vermeld zijn in het Geprogrammeerde Onderhoudsschema; geadviseerd wordt contact op te nemen met het FIAT
Servicenetwerk om de bougies te laten vervangen.
(5) Maximale kilometerstand: 120.000 km. Ongeacht de kilometerstand moet de riem om de 6 jaar vervangen worden. Als het voertuig wordt gebruikt onder
veeleisende omstandigheden (stoffige omgevingen, bijzonder zware weersomstandigheden, langdurig bij zeer lage of zeer hoge temperaturen, veel stadsritten,
langdurig stationair lopen van de motor): aanbevolen maximum aantal kilometers is 60.000 km. De riem moet elke 4 jaar worden vervangen, ongeacht de
afgelegde afstand.
154
ONDERHOUD EN ZORG 
Page 158 of 244

REGELMATIGE
CONTROLES
Elke 1.000 km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en bandenspanning;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking van ruitensproeier/
wissersysteem en positie/slijtage van
ruitenwisserbladen van achterruit.
Elke 3.000 km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
Het gebruik van PETRONAS
LUBRICANTS producten wordt
aanbevolen, omdat deze speciaal voor
Fiat auto's zijn ontworpen en
geproduceerd (zie tabel “Inhouden” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”).
ZWAAR GEBRUIK VAN DE
AUTO
Wanneer het voertuig hoofdzakelijk
gebruikt wordt voor één van de
volgende bijzonder ruwe
omstandigheden:
het trekken van aanhangers of
caravans;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan 7-8
km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;
dan moeten de volgende controles
vaker worden uitgevoerd dan is
aangegeven in het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep
op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
156
ONDERHOUD EN ZORG 
Page 163 of 244

62)Het motorkoelsysteem moet worden
gevuld met PARAFLUUPantivries. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem
reeds is gevuld. PARAFLU
UPmag niet
met andere typen vloeistoffen worden
gemengd. Mocht dit toch gebeuren, start
de motor dan in geen geval en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
63)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
BELANGRIJK
3)De gebruikte motorolie en oliefilters
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het
milieu. Het verdient aanbeveling de olie
en de filters te laten vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.
4)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Het wordt aanbevolen de olie te laten
vervangen door het Fiat Servicenetwerk
waar deze op milieuvriendelijke wijze en in
overeenstemming met de wettelijke
voorschriften verwerkt wordt.
ACCU
Het voertuig is voorzien van een
onderhoudsarme accu: onder normale
gebruiksomstandigheden hoeft er
niet bijgevuld te worden met elektrolyt
en gedestilleerd water.
ACCULADING EN
ELEKTROLYTNIVEAU
CONTROLEREN
De werkzaamheden moeten uitgevoerd
worden zoals beschreven in dit
Instructieboek en uitsluitend door
gespecialiseerd personeel. Het bijvullen
mag uitsluitend door gespecialiseerd
personeel bij een Fiat Servicenetwerk
worden verricht.
180) 181)
DE BATTERIJ
VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, dan
zijn de onderhoudsintervallen die in het
“Onderhoudsschema” zijn vermeld,
niet meer geldig.Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu voor het onderhoud.
182) 183) 184)
64)
5)
STILSTAND VAN HET
VOERTUIG (VOERTUIGEN
MET START&STOP
SYSTEEM)
Als het voertuig enige tijd niet gebruikt
wordt (of als de accu wordt vervangen),
moet speciale aandacht besteed
worden aan het loskoppelen van de
stroomvoorziening van de accu.
Ga hiervoor als volgt te werk: maak de
stekker A fig. 132 (door het indrukken
van knop B) van de sensor C voor
de bewaking van de accustatus op de
minklem D van de accu los. Deze
sensor mag nooit van de accu
losgemaakt worden, behalve als de
accu wordt vervangen.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.
161 
Page 173 of 244

WIELEN
VELGEN EN BANDEN
Geperste stalen of lichtmetalen velgen.
Tubeless radiaalbanden. Alle
typegoedgekeurde banden zijn op het
kentekenbewijs vermeld.
BELANGRIJK Als de gegevens in het
instructieboek afwijken van die van het
kentekenbewijs, dient men zich altijd
aan de gegevens van het
kentekenbewijs te houden. Voor de
rijveiligheid moeten alle wielen zijn
voorzien van banden van hetzelfde
merk en type.
BELANGRIJK Monteer geen
binnenbanden in tubeless-banden.
193) 194) 197) 198) 199)
WIELUITLIJNING
Toespoor voorwielen gemeten tussen
de velgen: 0,5±1mm
De waarden hebben betrekking op een
rijklare auto.
171 
Page 176 of 244

WINTERBANDEN
200)
De winterbanden moeten dezelfde
maat hebben als de standaard
geleverde banden.
Monteer op de vier wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden en
het remmen en voor een betere
bestuurbaarheid.
Denk eraan dat de draairichting van de
banden niet omgedraaid mag worden.
Het Fiat Servicenetwerk kan u
adviseren over de meest geschikte
band voor elk gebruik.
De specifieke eigenschappen van
winterbanden verminderen drastisch
wanneer de profieldiepte minder is dan
4 mm. Vervang in dergelijke gevallen
de wielen.
Door hun specifieke eigenschappen zijn
de prestaties van winterbanden onder
normale omstandigheden of wanneer
lang op de snelweg wordt gereden,
lager dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het
gebruik van winterbanden daarom
uitsluitend tot de omstandigheden
waarvoor ze zijn goedgekeurd.BELANGRIJK Als winterbanden worden
gebruikt met een maximum toegestane
snelheid die lager is dan de topsnelheid
van de auto (plus een marge van 5%),
dan moet in de passagiersruimte een
duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje worden
geplaatst met de maximum toegestane
snelheid wanneer met winterbanden
wordt gereden (conform de
EU-richtlijnen). Monteer op de vier
wielen dezelfde banden (zelfde merk en
profieldiepte) voor meer veiligheid
tijdens het rijden en het remmen en
voor een betere bestuurbaarheid. Denk
eraan dat de draairichting van de
banden niet omgedraaid mag worden.
SNEEUWKETTINGEN
67) 68) 69)
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften in elk
land voldoen. In bepaalde landen
worden banden gemarkeerd met de
M+S (Mud and Snow) beschouwd als
winteruitrusting; het gebruik hiervan
is gelijkwaardig aan dat van de
sneeuwkettingen.
Sneeuwkettingen mogen alleen op de
banden van de voorwielen
(aandrijfwielen) gemonteerd worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.Het gebruik van sneeuwkettingen met
banden met niet-originele afmetingen
kunnen het voertuig beschadigen.
Het gebruik van verschillende maten of
typen banden (M+S, winterbanden,
enz.) op de voor- en achterassen kan
de bestuurbaarheid van de auto
benadelen, met het risico van
controleverlies over de auto en
bijgevolg ongevallen.
BELANGRIJK Er kunnen geen
sneeuwkettingen op de thuiskomer
worden gemonteerd. Als er een
voorband lek is, vervang dan een
achterwiel door het noodreservewiel en
monteer het achterwiel op de vooras.
Op die manier kunnen, met twee
normale aandrijfwielen aan de voorkant,
sneeuwkettingen gemonteerd worden.
BELANGRIJK
193)Het ruimtebesparende reservewiel
(voor bepaalde versies/markten) is
specifiek voor de auto; monteer het niet op
andere auto’s en monteer ook geen
ruimtebesparende reservewielen afkomstig
van andere auto’s. Gebruik het
ruimtebesparende reservewiel alleen in
noodgevallen. Gebruik het nooit langer dan
strikt noodzakelijk en rijd nooit harder dan
80 km/h.
174
TECHNISCHE GEGEVENS 
Page 177 of 244

194)Er kunnen geen sneeuwkettingen op
de thuiskomer worden gemonteerd. Dus in
geval van een lekke voorband (aandrijfwiel)
en als er sneeuwkettingen gebruikt moeten
worden, moet een achterwiel aan de
voorkant worden gemonteerd en moet de
thuiskomer aan de achterkant worden
gemonteerd. Op die manier kunnen, met
twee normale aandrijfwielen aan de
voorkant, sneeuwkettingen gemonteerd
worden om deze noodsituatie op te lossen.
195)Onthoud dat de wegligging van de
auto in grote mate van een juiste
bandenspanning afhankelijk is.
196)Als de bandenspanning te laag is, kan
de band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
197)Verwissel de banden niet kruiselings,
door ze van de rechterzijde naar de
linkerzijde en omgekeerd te verplaatsen.
198)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
199)Indien op de stalen velgen met
integrale wieldeksels (met veerbevestiging)
aftersales-banden met velgbeschermers
worden gemonteerd, dan mogen de
wieldeksels NIET worden gemonteerd. Het
gebruik van ongeschikte banden en
wieldeksels kan leiden tot een plotselinge
afname van de bandenspanning.200)De maximumsnelheid voor
winterbanden met de indicatie “Q” is 160
km/h; 190 km/h voor winterbanden met de
indicatie “T” en 210 km/h voor
winterbanden met de indicatie"H". De
snelheidsbeperkingen moeten echter altijd
worden gerespecteerd.
BELANGRIJK
67)Beperk de snelheid wanneer er
sneeuwkettingen zijn gemonteerd;
overschrijd de 50 km/h niet.
68)Bedien het gaspedaal uiterst
voorzichtig als sneeuwkettingen
gemonteerd zijn; voorkom of beperk het
risico op doorslippen van de aandrijfwielen
die breuk van de ketting en bijgevolg
beschadiging van de carrosserie of de
mechanische onderdelen kunnen
veroorzaken.
69)Vermijd kuilen, trottoirbanden en
stoepen en rijd geen lange stukken op
sneeuwvrije wegen om de auto en het
wegdek niet te beschadigen.
175 
Page 187 of 244

RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN HET VOERTUIG AAN
HET EINDE VAN DE LEVENSDUUR
Al jaren zet FCA zich volledig in voor de bescherming van het milieu via de continue verbetering van de productieprocessen en
de realisatie van producten die steeds "eco-compatibeler" zijn. Om de klanten de best mogelijke service te garanderen in
overeenstemming met de milieuwetgeving en conform de Europese richtlijn 2000/53/EG inzake de behandeling van voertuigen
aan het einde van hun levensduur, biedt FCA haar klanten de mogelijkheid hun auto aan het einde van zijn levensduur zonder
extra kosten in te leveren. De Europese richtlijn bepaalt namelijk dat het voertuig kan worden ingeleverd zonder kosten voor de
laatste houder of eigenaar als het voertuig geen marktwaarde heeft.
Voor de kosteloze inlevering van het voertuig aan het einde van zijn levensduur kunt u als u een andere auto gaat aanschaffen,
zich tot een van onze dealers of tot een door FCA goedgekeurd inzamelings- en verwerkingsbedrijf wenden. Deze bedrijven zijn
zorgvuldig geselecteerd en bieden kwaliteitsservice voor de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte auto’s met
respect voor het milieu.
Voor meer informatie over deze inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u zich wenden tot een FCA Servicepunt, het
telefoonnummer in het garantieboekje bellen of naar de websites van de verschillende merken van FCA gaan.
185