dashboard FIAT 500 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: 500, Model: FIAT 500 2019Pages: 244, PDF Size: 6.18 MB
Page 98 of 244

92)Verplaats de voorste passagiersstoel of
de achterbank niet als er een kind op zit
of als het kind in een geschikt kinderzitje zit.
93)Er zijn kinderzitjes met Isofix
bevestigingen beschikbaar, waarmee het
zitje veilig met de stoel verankerd kan
worden zonder de veiligheidsgordels van
de auto te gebruiken. Zie voor dit type
zitjes paragraaf "Een Isofix kinderzitje
monteren" in dit hoofdstuk.
94)Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het
beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij
een ongeval kan het kinderzitje loskomen
en kan het kind zelfs dodelijk gewond
raken. Houd u, bij het monteren van
kinderzitjes voor pasgeborenen of kinderen,
strikt aan de aanwijzingen van de
Fabrikant.
95)Wanneer het kinderzitje niet in gebruik
is, zet het dan vast met de
veiligheidsgordel of met de ISOFIX-
verankeringen, of verwijder het uit het
voertuig. Laat het kinderzitje niet los in het
interieur liggen. Op die manier kan het geen
letsel bij de inzittenden veroorzaken, als er
plotseling moet worden geremd of in
geval van een ongeval.
96)Verplaats de stoel niet als er een
kinderzitje is geplaatst: verwijder altijd eerst
het kinderzitje alvorens de stoel anders in
te stellen.
97)Als een Universeel Isofix kinderzitje niet
aan alle drie verankeringspunten is
vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind
niet goed kunnen beschermen. In geval
van een aanrijding zou het kind ernstig
gewond kunnen raken of zelfs kunnen
overlijden.98)Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaande auto. Het kinderzitje is op de
juiste wijze aan de beugels bevestigd
als de vergrendeling hoorbaar vastklikt. De
instructies voor montage, demontage en
plaatsing moeten in elk geval worden
opgevolgd. De fabrikant van het kinderzitje
is verplicht deze instructies bij het
kinderzitje te leveren.
99)Zorg er altijd voor dat het diagonale
gedeelte van de veiligheidsgordel niet
onder de armen door of achter de rug van
het kind langs loopt. Bij een ongeval zal
de veiligheidsgordel het kind niet vast
kunnen houden, met het risico van zelfs
dodelijk letsel. Daarom moet het kind
de veiligheidsgordel altijd correct
omleggen.
100)Gebruik één onderste
verankeringspunt niet voor de installatie
van meer dan één kinderzitje.
101)Monteer het kinderzitje
overeenkomstig de aanwijzingen, die
bijgesloten moeten zijn.AANVULLEND
VEILIGHEIDS-
SYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS
Het voertuig kan uitgerust zijn met:
frontairbag bestuurderszijde;
frontairbag passagierszijde;
knie-airbag bestuurderszijde;
airbags aan passagiers- en
bestuurderszijde ter bescherming van
bekken, borst en schouders;
hoofdairbags ter bescherming van
het hoofd van passagiers op de
voorstoel en op de achterbank.
FRONTAIRBAGS
102)
De frontairbags voor bestuurder/
passagier en de knie-airbag voor de
bestuurder (voor bepaalde versies/
markten) beschermen de inzittenden op
de voorstoelen in geval van
middelzware/zware frontale botsingen,
door de airbag tussen de inzittende
en het stuurwiel of het dashboard op te
blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), wijst dit niet op een storing van
het systeem.
96
VEILIGHEID 
Page 99 of 244

In geval van een frontale botsing wordt
de airbag opgeblazen door een
elektronische regeleenheid.
Het kussen blaast onmiddellijk op
tussen de inzittende voorin en
het stuurwiel of het dashboard,
waardoor het lichaam van de inzittende
wordt opgevangen en de kans op
verwondingen wordt beperkt. Na het
opblazen loopt de airbag ook direct
weer leeg.
De frontairbags zijn geen vervanging
voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.De frontairbags kunnen niet worden
geactiveerd in het geval van een
frontale botsing tegen sterk
vervormbare voorwerpen waarbij de
voorkant van het voertuig niet
betrokken is (bijv. flankbotsing tegen de
vangrail) of indien de auto onder een
andere auto of veiligheidsbarrières
schuift (bijv. onder een vrachtwagen of
de vangrails).
Als de airbags onder de hierboven
beschreven omstandigheden niet
opgeblazen worden, dan bieden ze
geen aanvullende bescherming ten
opzichte van de veiligheidsgordels,
zodat hun activering geen zin heeft. In
deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van
het systeem.
De frontairbags (bestuurder, passagier,
knieairbag voor bestuurder) zijn
ontworpen en afgesteld om inzittenden
voorin met omgelegde
veiligheidsgordels zo goed mogelijk te
beschermen. Wanneer de airbags
volledig opgeblazen zijn, nemen ze
bijna alle ruimte in beslag tussen het
stuurwiel en de bestuurder, tussen de
onderste bescherming van de
stuurkolom en de knieën van de
bestuurder en tussen het dashboard en
de voorpassagier.Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
bescherming van de omgelegde gordel
volstaat) worden de airbags niet
opgeblazen. De veiligheidsgordels
moeten dus altijd gedragen worden. Bij
een frontale aanrijding zorgen de
veiligheidsgordels ervoor dat de
inzittenden in de juiste stand worden
gehouden.
Frontairbag bestuurderszijde
103)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte A in het midden van het
stuurwiel is geplaatst fig. 67.
66F0S0586
97 
Page 100 of 244

Frontairbag passagierszijde
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in dashboard fig. 67 is
opgeborgen, deze airbag heeft een
groter volume dan de
bestuurdersairbag.
Frontairbag passagier en
kinderzitjes
104) 105)
PlaatsNOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot dodelijk letsel van het
kind.
Houd uALTIJDaan de aanwijzingen
die vermeld zijn op het etiket aan beide
kanten van de zonneklep (fig. 68).
67F0S0596
68F0S0502
98
VEILIGHEID 
Page 102 of 244

Knie-airbag bestuurder
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte C onder de onderste
afschermkap van de stuurkolom fig. 70
is geplaatst, op kniehoogte van de
bestuurder. Deze biedt extra
bescherming voor de bestuurder in het
geval van een frontale botsing.
Uitschakeling van de airbags aan
passagierszijde: frontairbag en
zijairbag
106) 107) 108)
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje A fig. 71 in het midden van
het dashboard blijft continu branden tot
de passagiersairbag en de frontzijairbag
aan passagierszijde weer worden
ingeschakeld (voor bepaalde
versies/markten).BELANGRIJK Voor het handmatig
uitschakelen van de frontzijairbag en de
frontairbag aan de passagierszijde
(voor bepaalde versies/markten) wordt
verwezen naar de paragraaf “Display” in
het hoofdstuk “Kennismaking met het
instrumentenpaneel”.
ZIJAIRBAGS -
HOOFDAIRBAGS
Om de bescherming van de inzittenden
in geval van een flankbotsing te
vergroten, is de auto uitgerust met in de
stoel gemonteerde zijairbags (voor
bepaalde versies/markten) en
hoofdairbag (voor bepaalde versies/
markten).
Zijairbags beschermen de inzittenden
bij middelzware/zware zijdelingse
aanrijdingen, door de airbag tussen de
inzittende en de interieurdelen van de
zijdelingse structuur van de auto op
te blazen.Als de zijairbags niet worden
opgeblazen bij andere soorten
ongevallen (botsingen opzij, achterop,
over de kop slaan enz.), betekent dit
niet dat het systeem slecht functioneert.
Zijairbag
Deze bestaan uit twee onmiddellijk
opblaasbare kussens die zich in de
rugleuning van de voorstoelen bevinden
fig. 72 en die het bekken, de borst en
schouders van de inzittenden bij
middelzware flankbotsingen
beschermen.
70F0S0105
71F0S0389
72F0S0087
100
VEILIGHEID 
Page 103 of 244

Hoofdairbag
Deze bestaan uit twee hoofdairbags die
onder de zijkant van de dakbekleding
zitten en afgedekt zijn met speciale
afwerkingselementen fig. 73. De
hoofdairbags bieden bescherming aan
het hoofd van de inzittenden voorin
en achterin bij een zijdelingse botsing,
dankzij het grote oppervlak dat ze in
opgeblazen toestand beslaan.
Belangrijke opmerkingen
Het systeem biedt de beste
bescherming bij een zijdelingse botsing
als de passagier correct op zijn stoel
zit, zodat de hoofdairbag zo goed
mogelijk opgeblazen kan worden.De frontairbags en/of zijairbags kunnen
geactiveerd worden bij krachtige stoten
aan de onderzijde van de carrosserie
(bijv. heftige botsing tegen drempels of
stoepranden, grote gaten of
verzakkingen in het wegdek etc.).
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder. Dit poeder is niet schadelijk en
duidt niet op het begin van een brand.
Verder kan het oppervlak van de
opgeblazen airbag en het interieur van
het voertuig zijn bedekt met een fijn
poederlaagje: dit poeder kan irriterend
zijn voor ogen en huid. Na aanraking
onmiddellijk wassen met water en
neutrale zeep.
De controle, reparatie en vervanging
van airbags moeten door het Fiat
Servicenetwerk worden uitgevoerd. Als
de auto wordt gesloopt, moet het
airbagsysteem onbruikbaar worden
gemaakt door het Fiat Servicenetwerk.
Gordelspanners, frontairbags en
zijairbags worden op verschillende
manieren geactiveerd, afhankelijk van
het type botsing. Als een of meerdere
van deze voorzieningen niet in werking
treden, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.Als een of meerdere
veiligheidsvoorzieningen zijn
geactiveerd ten gevolge van een
ongeval, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk om deze
veiligheidsvoorzieningen te laten
vervangen en om de werking van het
systeem te laten controleren.
109) 110) 111) 112) 113) 114) 115) 116) 117) 118)
119) 120)
BELANGRIJK
102)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de
passagiersairbag, op de zijkant van de
dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats
nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons)
op het dashboard aan passagierszijde,
omdat deze het correct openen van de
airbag kunnen hinderen en tevens de
inzittenden ernstig kunnen verwonden.
103)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met uw bovenlichaam
over het stuurwiel gebogen, maar zit
rechtop met uw rug stevig tegen de
rugleuning.
73F0S0106
101 
Page 104 of 244

104)Plaats NOOIT een kinderzitje
achterstevoren op de passagiersstoel van
auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de
airbag ernstig letsel en zelfs de dood van
het kind tot gevolg hebben.
105)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de passagiersstoel van
auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de
airbag dodelijk letsel van het kind tot gevolg
hebben. Het is raadzaam kinderen altijd in
kinderzitjes op de achterbank te vervoeren:
bij een ongeval biedt de achterbank de
meeste bescherming.
106)Bij sommige versies gaat, in het geval
van een storing van de led
(bevindt
zich op het dashboard), de controlelamp
op het instrumentenpaneel branden en
worden de airbags aan de passagierszijde
uitgeschakeld.107)Het
lampje van de airbag geeft de
status aan van de passagiersbescherming.
Als het lampje uit is, is de zijairbag van de
passagier actief: gebruik het
instellingenmenu om deze zijairbag uit te
schakelen (in dat geval gaat de led
branden). Wanneer de motor wordt gestart
(sleutel in stand MAR), brandt het
waarschuwingslampje gedurende ongeveer
8 seconden, als ten minste 5 seconden
na de vorige uitschakeling zijn verstreken.
Als dit niet het geval is, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk. Als de
motor binnen 5 seconden opnieuw wordt
in-/uitgeschakeld, kan het
waarschuwingslampje gedoofd blijven.
Controleer in dit geval de correcte werking
van het lampje, zet de motor af, wacht
minstens 5 seconden en start de motor
weer. Het controlelampje kan met
verschillende lichtsterkte branden,
afhankelijk van de voertuigcondities. De
lichtsterkte kan ook tijdens dezelfde
sleutelcyclus variëren. Als de contactsleutel
in stand MAR gedraaid is, gaat het
waarschuwingslampje
gedurende
enkele seconden branden, vervolgens als
de passagiersairbag actief is moet het
doven.108)Als een kind op de voorstoel in een
tegen de rijrichting gemonteerd kinderzitje
vervoerd moet worden, dan is het verplicht
om de frontairbag aan de passagierszijde
uit te schakelen. Verzeker u ervan dat deze
daadwerkelijk uitgeschakeld is door te
controleren of het speciale
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel brandt. Bovendien
moet de passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
109)Storing van het
waarschuwingslampje wordt aangeduid
door de inschakeling van het symbool
storing airbag en een speciaal bericht op
het display van het instrumentenpaneel (of,
bij bepaalde versies, door de inschakeling
van een knipperend waarschuwingslampje
voor een algemene storing). In dergelijke
gevallen kan het lampje
mogelijk geen
storingen in de veiligheidssystemen
aangeven. Laat het systeem onmiddellijk
controleren door het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
110)Gebruik geen stoelhoezen op
voorstoelen met zijairbags.
111)Reis niet met voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig
letsel veroorzaken als de airbag in werking
treedt.
112)Laat na diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
102
VEILIGHEID 
Page 105 of 244

113)Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de
voorstoel gemonteerd worden. Als bij
een botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs
tot de dood van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de sleutel in de
stand STOP staat, bij een ongeval geen
enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In dat
geval duidt de uitgebleven activering niet
op een storing van het systeem.
114)Als de contactsleutel in stand MAR
gedraaid is, gaat het waarschuwingslampje
gedurende enkele seconden branden,
vervolgens als de passagiersairbag actief is
moet het doven.
115)Reinig de stoelen niet met water of
stoom onder druk (met de hand of in een
automatisch wasapparaat).116)De activeringsdrempel van de airbag
is hoger dan die van de gordelspanners. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.
117)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
118)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden ingeschakeld bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden de inzittenden in die
gevallen uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die dus altijd
gedragen moeten worden.
119)Steun niet met het hoofd, de armen of
de ellebogen tegen het portier, de ruiten
of in het gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.
120)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.
103 
Page 111 of 244

Als de ECO-stand actief is, ziet u op het
display de gekozen versnelling en de
woorden AUTO en ECO. Het systeem
selecteert nu de meest geschikte
versnelling, afhankelijk van de
voertuigsnelheid, het motortoerental en
de intensiteit waarmee het gaspedaal
wordt ingetrapt, met als doel het
brandstofverbruik te beperken.
De functies ECO en AUTO worden
automatisch geactiveerd als de motor
wordt gestart.
SCHAKELPEDDELS AAN
HET STUURWIEL
(voor bepaalde versies/markten)
43) 44) 43)
De verschillende versnellingen kunnen
opeenvolgend worden gekozen via
de schakelpeddels op het stuur fig. 77.Om de schakelpeddels aan het
stuurwiel te kunnen gebruiken, moet de
versnellingspook in de middelste stand
tussen + en – staan:
trek aan de peddel + (naar de
bestuurder toe) om op te schakelen;
trek aan de peddel – (naar de
bestuurder toe) om terug te schakelen.
OPMERKING Op- of terugschakelen
mag alleen worden gedaan als het
motortoerental dit toestaat.
OPMERKING Bedien, voor een juist
gebruik van het systeem, het pedaal
uitsluitend met de rechtervoet.
BELANGRIJK
42)Houd de hand niet langer op de
versnellingspook dan strikt noodzakelijk is
voor het schakelen of voor de Auto/Manual
bediening.
43)Door onjuist gebruik van de peddels
(peddels naar het dashboard geduwd)
kunnen deze afbreken.
44)Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk in geval van een
storing in de transmissie om het systeem te
laten controleren.
45)Door onjuist gebruik van de peddels
(peddels naar het dashboard geduwd)
kunnen deze afbreken.
ELEKTRISCHE
STUURBEK-
RACHTIGING
DUALDRIVE
(voor bepaalde versies/markten)
In-/uitschakelen (CITY-functie)
Druk op knop A fig. 78 om de functie
in/uit te schakelen.
Wanneer de functie ingeschakeld is,
brandt de tekst CITY op het display.
Wanneer de CITY-functie is
ingeschakeld, draait het stuur erg licht,
waardoor makkelijker kan worden
geparkeerd: daarom is deze functie
bijzonder geschikt voor het rijden in de
stad.
Druk nogmaals op de toets om de
functie uit te schakelen.
128) 129)
77F0S0577
78F0S0650
109 
Page 113 of 244

OPMERKING De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
Uitschakeling van de motor wordt
aangegeven door het aangaan van een
controlelampje of het symbool
op
het instrumentenpaneel (bij sommige
versies, tegelijk met het verschijnen van
een bericht op het display).
De motor opnieuw starten
Met handgeschakelde versnellingsbak:
trap het koppelingspedaal in.
Met Dualogic versnellingsbak: als de
versnellingspook in de stand N
(Neutraal) staat, zet hem dan in een
willekeurige versnelling, of laat het
rempedaal los en zet de
versnellingspook in+,–of R (Achteruit).
HET SYSTEEM
HANDMATIG
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
Het systeem kan in-/uitgeschakeld
worden door knop A fig. 79 op het
dashboard in te drukken.
Bij uitgeschakeld systeem verschijnt het
lampje of het symbool
op het
instrumentenpaneel (met een bericht bij
versies met kleurendisplay).
Start&Stop is actief als de motor draait.
BELANGRIJK
130)Laat de accu alleen vervangen door
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Vervang de accu door een exemplaar van
hetzelfde type (HEAVY DUTY) en met
dezelfde specificaties.
131)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat. Volg
de instructies op die zijn aangegeven op
het plaatje op de voorste traverse. Wij
adviseren om de contactsleutel te
verwijderen als er zich nog inzittenden in de
auto bevinden. Alle inzittenden moeten uit
de auto stappen nadat de contactsleutel
is uitgenomen of naar de STOP-stand
is gedraaid. Controleer tijdens het tanken
of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de STOP-stand staat.132)Wij adviseren om de contactsleutel te
verwijderen als er zich nog inzittenden in
het voertuig bevinden. Verlaat het voertuig
alleen na de contactsleutel te hebben
uitgenomen of in de stand STOP te
hebben gedraaid. Controleer bij het tanken
of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat.
133)Als bij voertuigen met een
Dualogic-versnellingsbak de motor
automatisch op een helling is afgezet, dan
moet hij gestart worden door de
versnellingspook naar + of – te verplaatsen
zonder het rempedaal los te laten. Bij
auto's een Dualogic versnellingsbak waar
ook de Hill Holder-functie aanwezig is,
zal bij het stoppen van de auto op een
helling de motor niet automatisch afgezet
worden, om de Hill Holder-functie
beschikbaar te stellen - die alleen werkt als
de motor draait.
BELANGRIJK
46)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Start&Stop-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
79F0S0519
111 
Page 133 of 244

ZEKERINGEN
VERVANGEN
148) 149) 150) 151) 152) 153)
ZEKERINGENKAST IN
DASHBOARD
Deze zekeringen zijn toegankelijk
wanneer de geklemde kap A fig. 107
wordt verwijderd.
De 5 A-zekering B voor het
ontwasemen van de buitenspiegels
bevindt zich in de zone van de
diagnosestekker, zoals afgebeeld in fig.
108.
De getoonde zekeringenkast van het
dashboard bevindt zich in het onderste
gedeelte naast de pedalengroep.ZEKERINGENKAST IN
MOTORRUIMTE
52)
De zekeringenkast bevindt zich aan de
rechterkant van de motorruimte. Ga
als volgt te werk om een zekering
te vervangen:
druk schroef A fig. 109 helemaal
aan;
draai tegelijk de schroef langzaam
linksom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
draai de schroef langzaam los;
het openen wordt aangegeven als
de kop van de schroef volledig uit
zijn zitting is gekomen;
verwijder deksel B door het op de
zijgeleiders naar boven te schuiven,
zoals aangegeven in de afbeelding.
Zodra de zekering vervangen is, als
volgt te werk gaan:
plaats het deksel B weer in de
zijgeleiders van de kast;
schuif het deksel van bovenaf weer
volledig naar beneden;
draai schroef A volledig vast, met
behulp van de bijgeleverde
schroevendraaier;
draai tegelijk de schroef langzaam
rechtsom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
draai de schroef langzaam los;
het sluiten wordt aangegeven als de
kop van de schroef volledig in zijn
zitting zit.
Op het deksel van de
besturingseenheid zijn de
identificatienummers van de elektrische
onderdelen die met de zekeringen
overeenkomen aangegeven.
107F0S0066
108F0S0677109F0S0606
131