display FIAT 500X 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: 500X, Model: FIAT 500X 2019Pages: 300, PDF Size: 7.73 MB
Page 154 of 300

61)Dek het werkingsbereik van de camera
niet af met stickers of andere voorwerpen.
Let ook op andere voorwerpen op de
motorkap (bijv. een laag sneeuw) en zorg
ervoor dat die de werking van de camera
niet belemmeren.
62)De camera kan beperkt of niet werken
vanwege weersomstandigheden zoals:
zware regen, hagel, dikke mist, hevige
sneeuw, vorming van ijslagen op de
voorruit.
63)De werking van de camera kan ook in
gevaar komen door de aanwezigheid van
stof, condens, vuil of ijs op de voorruit,
door verkeersomstandigheden (bijv.
voertuigen die niet in lijn met uw voertuig
rijden, voertuigen die de weg oversteken of
in de andere richting op dezelfde rijbaan
rijden, in een krappe bocht), door
omstandigheden van het wegdek en
rijomstandigheden (bijv. rijden op
onverharde wegen). Zorg ervoor dat de
voorruit altijd schoon is. Gebruik speciale
reinigingsmiddelen en schone doeken om
te voorkomen dat er krassen op de voorruit
komen. De werking van de camera kan ook
beperkt of afwezig zijn onder sommige rij-,
verkeers- en wegdekomstandigheden.TRAFFIC SIGN
RECOGNITION
(indien aanwezig)
130) 131) 132)
64) 65) 66) 67) 68)
Het systeem detecteert automatisch de
herkenbare verkeersborden door
middel van een sensor op de voorruit
fig. 107:
snelheidslimieten;
inhaalverbod;
verkeersborden die het einde van de
bovenstaande verboden aanduiden.
Het systeem controleert altijd de
verkeersborden met betrekking tot de
huidige snelheidslimiet en mogelijke
inhaalverboden.
BELANGRIJK Het systeem is
ontworpen voor de detectie van
verkeersborden die voldoen aan de
specificaties van de Conventie van
Wenen en de eisen van ENCAP 2018.
GEBRUIK VAN
VERKEERSBORDEN-
HERKENNING
Inschakeling en uitschakeling van
het systeem
Het systeem kan in-/uitgeschakeld
worden met het menu in de
Uconnect™7” HD LIVE-en
Uconnect™7” HD Nav
LIVE-systemen (indien aanwezig).
OPMERKING Bij versies met een
Uconnect™Radiokan het systeem
in-(uitgeschakeld worden op het
instrumentenpaneel (zie de paragraaf
“Display” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”).
OPMERKING Het systeem wordt
geactiveerd wanneer de motor gestart
wordt.
De status van het systeem wordt in het
“Driver Assist”-deel fig. 108van het
display op het instrumentenpaneel
weergegeven (zie de paragraaf
“Display” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”):
107F1B0656
152
STARTEN EN RIJDEN
Page 155 of 300

A. Aanduiding snelheidsbegrenzing;
B. Aanduiding snelheidsbegrenzing in
combinatie met extra
specificatiesignalen;
C. Aanduiding niet inhalen.
Het systeem kan een extra
verkeersbord, bijv. een lagere
snelheidslimiet bij regen, herkennen. Dit
wordt uitsluitend op het deel van het
display van het instrumentenpaneel
getoond als de volgende
omstandigheden zich voordoen:
het extra signaal mist verschijnt
wanneer de mistlampen of de
mistachterlichten ingeschakeld zijn;
het extra signaal sneeuw verschijnt
wanneer de buitentemperatuur gelijk of
lager is dan 3°C en de ruitenwissers
functioneren;
het extra signaal regen verschijnt
wanneer de ruitenwissers functioneren.
BELANGRIJK
130)The system only detects the preset
traffic signs. If the minimum visibility
conditions and distance from the sign are
met it can detect all traffic signs.
131)The system is an aid for driving and
does not relieve the driver of responsibility
for driving the car. Always respect the
highway code of the country you are
driving in.
132)When the system is active, the driver
is responsible for controlling the car and
monitoring the system, and must be ready
to intervene as appropriate if necessary.
BELANGRIJK
64)Functionality may be limited or the
system may not work if the sensor is
obstructed.65)The system may have limited operation
or not work at all in weather conditions,
such as heavy rain, hail, thick fog and low
temperatures. Strong light contrasts can
influence the recognition capability of the
sensor.
66)The area surrounding the sensor must
not be covered with stickers or any other
object.
67)Do not tamper or perform any
operations in the area of the windscreen
directly surrounding the sensor.
68)Clean the windscreen from foreign
matters such as bird droppings, insects,
snow or ice. Use specific detergents and
clean cloths to avoid scratching the
windscreen.
108F1B0638
153
Page 156 of 300

INTELLIGENT SPEED
ASSIST
(where provided)
The system can be used to set a speed
limit equal to that indicated on the road
sign detected by the “Traffic Sign
Recognition” system (see the respective
paragraph in this chapter for more
information), indicated to the driver by
means of an indication on the
instrument panel.
The maximum speed can be set both
with car stationary and in motion.
The minimum speed that can be set is
30 km/h.
SNELHEIDSLIMIET
PROGRAMMEREN
Het systeem kan geactiveerd worden
wanneer de bestuurder eerst de
volgende systemen heeft ingeschakeld:
Speed Limiter
Traffic Sign Recognition
Wanneer deze systemen actief zijn, kan
een bericht worden geprogrammeerd
dat aangeeft dat een snelheidsgrens
overschakelt naar de grens
gedetecteerd door het Traffic Sign
Recognition-systeem.
Als de snelheid hoger is dan het door
de Speed Limiter momenteel
opgeslagen snelheidsniveau, verschijnt
bericht A fig. 109 op hetinstrumentenpaneel.
Wanneer de door de Traffic Sign
Recognition getoonde snelheid lager is
dan het door de Speed Limiter
momenteel opgeslagen
snelheidsniveau, verschijnt het volgende
bericht B fig. 109 op het
instrumentenpaneel.
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Druk voor de activering van het
systeem op de knop RES A fig. 110 op
het stuurwiel om de snelheidslimiet
gelijk aan die aangegeven door het
Traffic Sign Recognition-systeem op te
slaan.
Het symbool
fig. 111 wordt op het
display van het instrumentenpaneel
weergegeven om de inschakeling van
het systeem aan te geven.
109F1B0707
110F1B0730
154
STARTEN EN RIJDEN
Page 157 of 300

SYSTEM DEACTIVATION
The system is deactivated under the
following conditions:
when the Traffic Sign Recognition
system is deactivated;
when the Speed Limiter system is
deactivated;
when the Traffic Sign Recognition
system shows a new speed limit;
when the Traffic Sign Recognition
system shows the end of the speed
limit;
when the Traffic Sign Recognition
system cannot display any speed limit.
EXCEEDING THE
PROGRAMMED SPEED
By fully depressing the accelerator
pedal, the programmed speed can be
exceeded even with the system active
(e.g. in the event of overtaking).
The system is disabled until the speed
drops below the set limit, after which it
activates again automatically.
FLASHING OF
PROGRAMMED SPEED
The programmed speed flashes in the
following cases:
when the accelerator pedal has been
fully depressed and the car has
exceeded the programmed speed;
activating the system after setting a
limit below the effective speed of the
car;
when the device cannot reduce the
speed of the vehicle due to the gradient
of the road;
in the event of sharp acceleration.
ACHTERUITKIJK-
CAMERA
BESCHRIJVING
De camera A fig. 112 bevindt zich op
de achterklep.
133)
69)
Elke keer dat de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, toont het display
fig. 113 het gebied rondom het
voertuig, zoals gezien door de
achteruitkijkcamera.
111F1B0700
112F1B0064C
155
Page 158 of 300

SYMBOLEN EN
BERICHTEN OP HET
DISPLAY
Een er overheen geplaatste
onderbroken middenlijn geeft het
midden van het voertuig aan om
parkeermanoeuvres of het uitlijnen van
een sleepoog te vergemakkelijken. De
verschillende gekleurde zones geven de
afstand aan vanaf de achterkant van
het voertuig.
In de volgende tabel worden de
afstanden bij benadering voor elke zone
getoond fig. 113:
ZoneAfstand vanaf de
achterkant van het
voertuig
Rood (A) 0–30 cm
Geel (B) 30–100 cm
ZoneAfstand vanaf de
achterkant van het
voertuig
Groen (C) 1 m of meer
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in bijzondere mate
op obstakels die zich boven of onder
het bereik van de camera kunnen
bevinden.
BELANGRIJK
133)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
BELANGRIJK
69)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
113F1B0167C
156
STARTEN EN RIJDEN
Page 162 of 300

160
STARTEN EN RIJDEN
BIJVULLEN VAN AdBlue®
ADDITIEF VOOR DIESELUITSTOOT
(Uitsluitend voor dieselversies)
(indien aanwezig)
71)
Voorbereidende voorwaarden
AdBlue® bevriest bij een temperatuur
lager dan -11°C. Het bijvullen kan
moeilijk verlopen als de auto lange tijd
bij deze temperatuur heeft stilgestaan.
Ga als volgt te werk:
parkeer de auto op een vlakke
ondergrond en zet de motor af door
contactslot op OFF te plaatsen;
open het tankklepje A fig. 117en
draai dop B (blauw) van de
AdBlue®-vulopening los en verwijder
deze.Ga als volgt te werk:
breng de AdBlue®-nippel aan in de
vulopening, begin met bijvullen en stop
wanneer het bijvullen de eerste keer
wordt onderbroken (dit betekent dat het
AdBlue®-reservoir vol is). Ga niet verder
met bijvullen om morsen van AdBlue®
te voorkomen;
verwijder de nippel.
Bijvullen met houders
Ga als volgt te werk:
controleer de houdbaarheidsdatum;
lees de gebruiksaanwijzingen op het
etiket door alvorens de inhoud van de
fles in het AdBlue®-reservoir te gieten;
als voor het bijvullen systemen
worden gebruikt die niet
vastgeschroefd kunnen worden (bijv.
reservoirs), dient u het
AdBlue®-reservoir met niet meer dan
7,5 liter te vullen wanneer het bericht op
het display van het instrumentenpaneel
wordt weergegeven (raadpleeg de
paragraaf “Waarschuwingslampjes en
-berichten” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”);
als houders worden gebruikt die op
de vulopening vastgeschroefd kunnen
worden, is het reservoir gevuld wanneerhet AdBlue® niet langer uit het reservoir
stroomt. Probeer niet verder bij te
vullen.
Handelingen na het bijvullen
Ga als volgt te werk:
plaats dop B fig. 117terug op de
AdBlue®-vulopening door hem
rechtsom te draaien en volledig vast te
schroeven;
draai het contactslot op MAR (de
motor hoeft niet gestart te worden);
wacht tot het bericht van het
instrumentenpaneel verdwijnt, alvorens
met de auto te gaan rijden. Het bericht
kan een enkele seconde tot ongeveer
een halve minuut lang worden
weergegeven. Het bericht zal langer
weergegeven worden als de motor
gestart wordt en met de auto wordt
gereden. Dit zal de werking van de
motor niet benadelen;
raadpleeg de paragraaf “Tanken” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”
als AdBlue® bijgevuld wordt met een
leeg reservoir en wacht minstens
2 minuten voordat u de motor start.
BELANGRIJK Maak de zone goed
schoon en ga verder met het bijvullen
als AdBlue® buiten de vulopening
wordt gemorst. Verwijder de vloeistof
met een spons en warm water als de
vloeistof kristalliseert.
117F1B0694
Bijvullen met nippelsstroomsnelheid is mogelijk, maar de
nippel kan in dat geval worden
afgesloten en de in de tank gevoerde
hoeveelheid kan variëren.
Het systeem is ontworpen in
overeenstemming met ISO 22241-5
(capaciteit nippel: 10 l/min.).
Bijvullen bij stations met een hoger
Page 188 of 300

AFSLUITSYSTEEM
BRANDSTOF-
TOEVOER
BESCHRIJVING
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
onderbreking van de
brandstoftoevoer met uitschakeling van
de motor als gevolg;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
inschakeling van de
binnenverlichting;
uitschakeling van de ventilatie van de
klimaatregeling;
inschakeling van de
alarmknipperlichten (om de lichten uit te
schakelen op de knop op het
dashboard drukken).
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige
versies een bericht op het display. Op
dezelfde manier wordt de bestuurder
met een speciaal bericht op het display
gewaarschuwd als het systeem niet
correct werkt.
BELANGRIJK Controleer het voertuig
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
het voertuig of in de buurt van de tank.
Draai na een botsing de contactsleutelnaar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.
RESET AFSLUITER VAN
DE BRANDSTOFTOEVOER
162)
Om de correcte werking van het
voertuig te herstellen, moet de
volgende procedure worden uitgevoerd
(deze procedure moet binnen minder
dan 1 minuut gestart en voltooid
worden):
draai, met de hendel van de
richtingaanwijzer in neutrale stand, de
startinrichting naar STOP;
draai de startinrichting naar MAR;
activeer de rechterrichtingaanwijzer
en vervolgens de
linkerrichtingaanwijzer;
activeer nogmaals eerst de
rechterrichtingaanwijzer en vervolgens
de linkerrichtingaanwijzer;
deactiveer de linkerrichtingaanwijzer;
draai de startinrichting naar STOP en
dan naar MAR.
BELANGRIJK
162)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem niet
opnieuw ingeschakeld worden om brand te
voorkomen.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
-
VERSNELLINGSPOOK
ONTGRENDELEN
Ga in geval van storing als volgt te werk
om de versnellingspook uit P (Parkeren)
te zetten:
zet de motor af;
schakel de elektrische parkeerrem in;
ga voorzichtig te werk op het met de
pijl aangegeven punt, verwijder de
sierlijst A fig. 152 (compleet met
stofkap) door deze omhoog te tillen (zie
ook fig. 153 );
152F1B0741
186
NOODGEVALLEN
Page 216 of 300

OLIE AANDRIJFSYSTEEM
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK /
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING
4)
Het olieniveau van de versnellingsbak
mag uitsluitend gecontroleerd worden
bij een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk.
ACCU
174) 175) 176)
85)
5)
Het elektrolyt van de accu hoeft niet te
worden bijgevuld met gedestilleerd
water.
Een periodieke controle bij het Fiat
Servicenetwerk is echter noodzakelijk
om de efficiëntie te verifiëren.
De accu vervangen
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties. Volg de aanwijzingen van
de fabrikant van de accu voor het
onderhoud.
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Nuttig advies om de levensduur van
de accu te verlengen
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer het voertuig geparkeerd
wordt, controleer dan of de portieren,
de motorkap en de achterklep goed
gesloten zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat de interieurverlichting
blijft branden.
schakel de interieurverlichting uit: het
voertuig is in ieder geval uitgerust met
een systeem voor automatische
uitschakeling van de interieurverlichting;
houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, enz..) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool op
de accu los.
Als men na aanschaf van het voertuig
elektrische accessoires wil monteren
die constante voeding vereisen (alarm
enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, wordt
geadviseerd contact op te nemen met
het Fiat Servicenetwerk; hetgekwalificeerde personeel zal dan het
totale stroomverbruik beoordelen.
86)
BELANGRIJK Als de accu werd
losgekoppeld moet de
stuurbekrachtiging worden
geïnitialiseerd. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden (of
het symbool verschijnt op het display)
om dit aan te geven. Ga hiervoor als
volgt te werk: draai het stuurwiel van
het ene uiteinde naar het andere terwijl
op een rechtlijnig traject van ongeveer
honderd meter wordt gereden.
BELANGRIJK Als het ladingsniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen. De
accu is ook gevoeliger voor bevriezing
(dit kan reeds bij temperaturen van
-10°C gebeuren). Als het voertuig
langere tijd niet gebruikt wordt, zie dan
"Langdurige stilstand van het voertuig”
in het hoofdstuk "Starten en rijden".
214
ONDERHOUD EN ZORG
Page 254 of 300

TIPS, BEDIENING EN
ALGEMENE
INFORMATIE
VERKEERSVEILIGHEID
Zorg ervoor dat u weet hoe de
verschillende systeemfuncties gebruikt
moeten worden voordat u gaat rijden.
Lees de gebruiksaanwijzingen van het
systeem zorgvuldig door voordat u gaat
rijden.
192) 193)
ONTVANGST-
OMSTANDIGHEDEN
Tijdens het rijden veranderen de
ontvangstomstandigheden
voortdurend. De ontvangst kan
gestoord worden door de aanwezigheid
van bergen, gebouwen of bruggen,
vooral wanneer u ver verwijderd bent
van de zender.
BELANGRIJK Het volume kan
toenemen wanneer verkeersinformatie
of nieuws wordt ontvangen.
ONDERHOUD EN ZORG
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht zodat het
systeem optimaal blijft werken:
het glas van het display mag niet in
contact komen met scherpe of harde
voorwerpen die het oppervlak ervankunnen beschadigen; gebruik een
zachte, droge anti-statische doek om
het schoon te maken en oefen hierbij
geen druk uit.
gebruik nooit alcohol, benzine en
afgeleide producten om het glas van
het display te reinigen.
voorkom dat vloeistoffen in het
systeem komen: dit kan het systeem op
onherstelbare wijze beschadigen.
102) 103)
MULTIMEDIA-APPARATEN
BELANGRIJK Sommige
multimediaspelers zijn mogelijk niet
compatibel met hetUconnect™.
Gebruik alleen apparaten (bijv.
USB-sticks) van veilige herkomst in de
auto. Apparaten van onbekende
herkomst kunnen met virussen
besmette software bevatten die, bij
installatie in de auto, de elektrische/
elektronische systemen kwetsbaarder
zou kunnen maken voor hacken.
DIEFSTALBEVEILIGING
Het systeem is uitgerust met een
diefstalbeveiliging die gebaseerd is op
informatie-uitwisseling met de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) in het voertuig.Dit garandeert maximale veiligheid en
voorkomt dat elke keer dat de
stroomvoorziening uitvalt, de geheime
code opnieuw ingevoerd moet worden.
Als de controle een positief resultaat
oplevert, dan begint het systeem te
werken. Als de codes bij de vergelijking
echter niet overeenkomen of als de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) wordt vervangen, dan zal
het systeem de gebruiker vragen om de
geheime code in te voeren op de
manier die in de volgende paragraaf is
beschreven.
De geheime code invoeren
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, toont het display, als de
code wordt gevraagd, het opschrift
"Anti-diefstalcode invoeren", gevolgd
door een scherm met een toetsenbord
waarmee de geheime code kan worden
ingevoerd.
De geheime code bestaat uit vier cijfers
van 0 t/m 9: draai voor het invoeren van
de code aan de rechterknop "BROWSE
ENTER” en druk deze in om te
bevestigen.
Na het invoeren van het vierde cijfer, de
cursor op "OK" zetten en de rechter
"BROWSE ENTER" knop indrukken: het
systeem begint te werken.
252
MULTIMEDIA
Page 255 of 300

Als er een verkeerde code is ingevoerd,
geeft het systeem "Code verkeerd"
weer om de gebruiker te laten weten
dat de juiste code ingevoerd moet
worden.
Na 3 mislukte invoerpogingen,
verschijnt op het display "Code
verkeerd. Radio vergrendeld.
30 minuten wachten a.u.b.". Als dit
opschrift is verdwenen, kan de code
opnieuw worden ingevoerd.
Paspoort autoradio
Dit document is het eigendomsbewijs
van het systeem. In het paspoort van
de autoradio staan het model, het
serienummer en de geheime code
aangegeven.
Neem, in geval van zoekraken van het
paspoort van de autoradio, contact op
met het Fiat Servicenetwerk, neem uw
identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van uw auto
mee.
BELANGRIJK Bewaar dit
autoradiopaspoort op een veilige plek,
zodat bij diefstal van het systeem de
betreffende informatie aan de bevoegde
instanties gegeven kan worden.BELANGRIJK
Kijk alleen naar het scherm wanneer dit
nodig en veilig is. Als u langere tijd naar
het scherm moet kijken, ga dan de weg
af en parkeer op een veilige plek, zodat
u niet tijdens het rijden wordt afgeleid.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem in geval van een storing. In
tegengesteld geval kan het systeem
beschadigd raken. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
repareren.
BELANGRIJK
192)Volg onderstaande
veiligheidsvoorschriften, want anders
kunnen de inzittenden ernstig gewond
raken of kan het systeem beschadigd
raken.
193)Als het volume te hoog staat, kan dat
gevaarlijk zijn. Stel het volume zo af dat
omgevingsgeluiden (bijv. claxons,
ambulances, politievoertuigen enz.) nog
hoorbaar zijn.
BELANGRIJK
102)Maak het glas van het voorpaneel en
display alleen schoon met een zachte,
schone, droge, anti-statische doek.
Reinigings- en polijstmiddelen kunnen het
oppervlak beschadigen. Gebruik nooit
alcohol, benzine en afgeleide producten.
103)Gebruik het display niet als basis voor
steunen met zuignappen of kleefmiddelen
voor externe navigatiesystemen,
smartphones of dergelijke apparaten.
253