FIAT DOBLO COMBI 2012 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2012, Model line: DOBLO COMBI, Model: FIAT DOBLO COMBI 2012Pages: 283, PDF Size: 7.26 MB
Page 61 of 283

57
ontdooien/ontwasemen van de voorruit en de zijruiten
voor. D.w.z. dat het systeem:
❒de aircocompressor inschakelt wanneer de klimato-
logische omstandigheden dit toestaan;
❒de luchtrecirculatie uitschakelt;
❒de maximale luchttemperatuur HI in beide zones in-
stelt;
❒een aanjagersnelheid inschakelt op basis van de koel-
vloeistoftemperatuur, om toevoer van nog te koude
lucht voor de ontwaseming van de ruiten, te beperken;
❒de luchtstroom naar de luchtroosters voor de voor-
ruit en de zijruiten voor leidt;
❒de achterruitverwarming inschakelt.
BELANGRIJK De functie voor snelle ontwaseming/ont -
dooiing van de ruiten blijft ongeveer 3 minuten ingescha-
keld, nadat de koelvloeistoftemperatuur de juiste tem-
peratuur heeft bereikt voor het snel ontwasemen van de
ruiten.
Als de functie is ingeschakeld, gaan het lampje op de be-
treffende knop en het lampje op de knop van de achter-
ruitverwarming branden; op het display dooft het opschrift
FULL AUTO.
Als de functie is ingeschakeld, kunnen alleen de aanjager-
snelheid en de uitschakeling van de achterruitverwarming
handmatig worden geregeld.
Als u op de knop B drukt of op de recirculatieknop G of
op de knop van de compressor F of op de knoppen
AUTO A, worden de functies die hiervoor waren inge-
steld, weer geactiveerd. BELANGRIJK Met uitgeschakelde aircocompressor is het
niet mogelijk lucht in het interieur in te voeren met een
temperatuur die lager is dan de buitentemperatuur; bo-
vendien kunnen (in bijzondere omstandigheden) de rui-
ten zeer snel beslaan omdat de lucht niet gedroogd kan
worden.
De uitschakeling van de aircocompressor blijft in het ge-
heugen opgeslagen, ook na het afzetten van de motor.
De automatische werking van de aircocompressor wordt
automatisch hervat als u opnieuw op de knop √drukt (in
dat geval werkt het systeem alleen als verwarming) of op
de knop AUTO.
Als bij uitgeschakelde compressor de buitentemperatuur
hoger is dan de ingestelde temperatuur, kan het systeem
niet aan de wens voldoen. Dit wordt als volgt aangegeven:
de ingestelde temperatuur knippert op het display en ver-
volgens dooft het opschrift AUTO.
Als de compressor is uitgeschakeld, kan de aanjagersnel-
heid handmatig op nul worden gezet (geen enkel staafje
verlicht).
Als de compressor bij draaiende motor wordt ingescha-
keld, kan de aanjagersnelheid niet onder de minimale waar-
de (één staafje verlicht) zakken.
Drukknop voor snelle ontwaseming/ontdooiing
van de voorruit en de zijruiten voor (D)
Als u deze knop indrukt, schakelt de klimaatregeling au-
tomatisch alle functies in die noodzakelijk zijn voor het snel
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 62 of 283

58
Systeem uitschakelen OFF (E)
Het systeem schakelt uit en het display dooft als u op de
knop E drukt.
Als het systeem is uitgeschakeld: is het display gedoofd, is
de ingestelde temperatuur niet meer zichtbaar, is de re-
circulatie ingeschakeld, waarbij geen lucht van buiten
binnenkomt (recirculatielampje brandt), en zijn de airco-
compressor en de aanjager uitgeschakeld. Als u de volle-
dig automatische werking van het systeem weer wilt in-
schakelen, druk dan op de knop AUTO. Drukknop voor snelle ontwaseming/ontdooiing
van de achterruit en de
elektrisch bedienbare
buitenspiegels
(L)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Drukknop voor snelle ontwaseming/ontdooiing van de ach-
terruit
en de elektrisch bedienbare buitenspiegels.
Het lampje op de knop gaat branden als deze functie wordt
ingeschakeld.
De functie schakelt na 20 minuten automatisch uit, of als
opnieuw de knop wordt ingedrukt. De functie wordt ook
uitgeschakeld als u de motor uitzet en blijft uitgeschakeld
als u de motor opnieuw start.
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op de
elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde van de
achterruit, om beschadiging van de achterruitverwarming
te voorkomen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 63 of 283

59
F0V0052mfig. 45
DIMLICHT/BUITENVERLICHTING fig. 45
Draai met de contactsleutel in stand MAR, de draaiknop
in stand
2. Als het dimlicht wordt ingeschakeld, schakelt
de dagverlichting uit en schakelen de buitenverlichting en
het dimlicht in. Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
3branden. Draai met de contactsleutel in
stand STOP of met uitgenomen sleutel, de draaiknop van
stand Oin stand
2; de buitenverlichting en de kente-
kenplaatverlichting schakelen in. Op het instrumentenpa-
neel gaat het controlelampje
3branden.
GROOTLICHT fig. 45
Druk de hendel naar voren in de richting van het dash-
board, als de draaiknop reeds in stand
2staat (vergren-
delde stand). Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
1branden. Als vervolgens de hendel naar het
stuurwiel wordt getrokken, dan dooft het grootlicht en
wordt het dimlicht weer ingeschakeld.
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel fig. 45 bedient u de buitenverlichting.
De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleu-
tel in stand MAR staat. Als u de buitenverlichting inscha-
kelt, gaat ook de verlichting van het instrumentenpaneel
en van de bedieningsknoppen op het dashboard branden.
DAGVERLICHTING (DRL) fig. 45
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u met de sleutel in stand MAR de draaiknop in stand
Ozet, wordt automatisch de dagverlichting ingeschakeld;
de andere lampen en de interieurverlichting blijven uitge-
schakeld. De automatische inschakeling van de dagverlich-
ting kan worden in- of uitgeschakeld via het menu op het
display (zie de paragrafen Digitaal display/Multifunctioneel
display” in dit hoofdstuk). Als de dagverlichting wordt uit-
geschakeld, dan wordt met de draaiknop in stand
Ogeen
enkele verlichting ingeschakeld.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De dagverlichting is een alternatief voor
het dimlicht tijdens het rijden overdag. De-
ze dagverlichting is in bepaalde landen verplicht
en waar niet verplicht, toegestaan. De dagver-
lichting is geen vervanging voor het dimlicht tij-
dens het rijden in tunnels of in het donker. Het ge-
bruik van de dagverlichting is afhankelijk van de
wettelijke voorschriften van het land waarin u zich
bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
ATTENTIE!
Page 64 of 283

60
FV0053mfig. 46
Functie „lane change” (wisselen van rijbaan)
Als u bij wisseling van rijstrook kort richting wilt aange-
ven, moet u de linker hendel korter dan een halve secon-
de in de onvergrendelde stand zetten. De richtingaanwij-
zer aan de gekozen zijde knippert 5 keer en dooft daarna
automatisch.
„FOLLOW ME HOME” SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een bepaal-
de tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand
STOP te draaien of uit te nemen en de linker hendel bin-
nen 2 minuten na het uitzetten van de motor naar het stuur
te trekken.
Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting 30 se -
conden langer branden, tot een maximum van 210 se-
conden; hierna schakelt de verlichting automatisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het controle-
lampje op het instrumentenpaneel branden en verschijnt
er een melding op het display (zie het hoofdstuk Lamp-
jes en meldingen”) gedurende de tijd die de functie actief
blijft. Het lampje gaat branden als de hendel voor het eerst
bediend wordt en blijft branden totdat de functie auto-
matisch uitschakelt. Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt alleen de inschakeltijd van de verlichting verlengd.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur ge-
trokken. GROOTLICHTSIGNAAL fig. 45
Trek de hendel naar het stuur (stand zonder vergrende-
ling). Op het instrumentenpaneel gaat het controlelamp-
je
1branden.
RICHTINGAANWIJZERS fig. 46
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
❒omhoog (stand 1): inschakeling rechter richtingaan-
wijzer;
❒omlaag (stand 2): inschakeling linker richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert het controlelampje
¥of Î.
De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de au-
to weer rechtuit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven, voor het uitvoeren van
een handeling waarvoor het stuurwiel slechts weinig hoeft
te worden verdraaid, dan drukt u de hendel iets omhoog
of omlaag zonder dat de hendel vergrendelt. Zodra u de
hendel loslaat, gaat deze automatisch terug.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 65 of 283

61
In stand A-fig. 47 (onvergrendelde stand) werken de rui-
tenwissers, zolang u de hendel met de hand in deze stand
houdt. Als u de hendel loslaat, springt deze direct weer
terug en schakelen de ruitenwissers automatisch uit. Als
de draaiknop in stand
≤staat, wordt de slag van de rui-
tenwissers automatisch aangepast aan de snelheid van
de auto.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers de achteruit inscha-
kelt, gaat automatisch ook de achterruitwisser werken.
RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel fig. 47 kunt u de ruitenwissers/-
sproeiers en achterruitwisser/-sproeier (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) bedienen.
RUITENWISSERS/-SPROEIERS
De werking is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand
MAR staat.
De rechter hendel kan in vier verschillende standen wor-
den gezet:
Oruitenwissers uitgeschakeld.
≤wissen met interval.
≥langzaam continu wissen.
¥snel continu wissen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Gebruik de ruitenwissers niet om opge-
hoopte sneeuw of ijs van de voorruit te ver-
wijderen. In die omstandigheden grijpt, als
de ruitenwissers te zwaar worden belast, de bevei-
liging in, die ervoor zorgt dat de ruitenwissers en-
kele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de
werking niet wordt hervat, wendt u dan tot het Fiat
Servicenetwerk.
„Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde
stand), schakelen de ruitensproeiers in. Als u de hendel
langer dan een halve seconde aangetrokken houdt, dan
worden in een handeling de ruitenwissers en de ruiten-
sproeiers ingeschakeld. Als u de hendel loslaat, maken de
ruitenwissers nog drie slagen.
Na ongeveer 6 seconden volgt nog een extra reinigingsslag.
F0V0054mfig. 47
Page 66 of 283

62
ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De werking is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand
MAR staat.
Inschakelen
Als u de draaiknop in stand
'zet, schakelt de achter-
ruitwisser als volgt in:
❒in intervalstand als de ruitenwissers voor niet zijn in-
geschakeld;
❒synchroon (met de helft van de frequentie van de rui-
tenwissers voor) als de ruitenwissers voor zijn inge-
schakeld;
❒continu als de achteruit is ingeschakeld.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers voor de achteruit
inschakelt, gaat automatisch ook de achterruitwisser con-
tinu wissen.
Als u de hendel naar het dashboard duwt (onvergrendel-
de stand), schakelt de achterruitsproeier in. Als u de hen-
del langer dan een halve seconde naar het dashboard ge-
duwd houdt, schakelt ook de achterruitwisser in. Als u de
hendel loslaat, wordt het intelligente wis-/wasprogram-
ma ingeschakeld, zoals bij de ruitenwissers voor.
Uitschakelen
De werking stopt als de hendel wordt losgelaten.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Gebruik de achterruitwisser niet om opge-
hoopte sneeuw of ijs van de achterruit te
verwijderen. In die omstandigheden grijpt,
als de ruitenwissers te zwaar worden belast, de be-
veiliging in, die ervoor zorgt dat de ruitenwisser en-
kele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de
werking niet wordt hervat, wendt u dan tot het Fiat
Servicenetwerk.
KOPLAMPSPROEIERS
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze functie werkt als u, bij ingeschakeld dimlicht, de rui-
tensproeiers inschakelt.
BELANGRIJK Controleer regelmatig of de koplamp-
sproeiers schoon en in goede staat zijn.
De koplampsproeiers werken niet als er
minder dan 1,6 liter ruitensproeiervloeistof
in het reservoir zit.
Page 67 of 283

63
A A
B B
F0V0092mfig. 48
Snelheid opslaan
Ga als volgt te werk:
❒zet de draaiknop A-fig. 48 in stand ON en trap het gas-
pedaal in tot de auto met de gewenste snelheid rijdt;
❒plaats de hendel ten minste 1 seconde omhoog (+) en
laat vervolgens de hendel los: de snelheid van de auto
is opgeslagen en het gaspedaal kan worden losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snelheid sim-
pel verhoogd worden door het intrappen van het gaspe-
daal: als u daarna het gaspedaal loslaat, wordt teruggekeerd
naar de opgeslagen snelheid.
CRUISE-CONTROL
(snelheidsregelaar)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij
een snelheid boven 30 km/h) op lange, rechte en droge
trajecten en bij weinig verandering in de rij-omstandighe-
den (bijv. snelwegen), met een constante en vooraf inge-
stelde snelheid blijft rijden zonder het gaspedaal te hoe-
ven bedienen. Het gebruik van dit systeem biedt geen voor-
delen in druk verkeer. Gebruik dit systeem niet in de stad.
Systeem inschakelen
Draai de draaiknop A-fig. 48 in stand ON.
Het systeem is ingeschakeld als het lampje Übrandt en
op het instrumentenpaneel de bijbehorende melding ver-
schijnt (voor bepaalde uitvoeringen/markten).
De cruise-control kan niet worden ingeschakeld in de 1e
versnelling of de achteruit. Het is raadzaam het systeem in
te schakelen bij een versnelling die gelijk of hoger is dan
de 4e.
Op afdalingen kan bij ingeschakelde cruise-control de snel-
heid iets oplopen ten opzichte van de opgeslagen snelheid.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 68 of 283

64
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de snelheid
iets verlaagd (ongeveer 1 km/h). Als de hendel omlaag
wordt gehouden, verandert de snelheid traploos.
Systeem uitschakelen
Het systeem kan als volgt door de bestuurder worden uit-
geschakeld:
❒door de draaiknop A in stand OFF te draaien;
❒door de motor uit te zetten;
Functie uitschakelen
Het systeem kan als volgt door de bestuurder worden uit-
geschakeld:
❒door het rempedaal in te trappen, terwijl het systeem
de snelheid regelt;
❒door het koppelingspedaal in te trappen, terwijl het sys-
teem de snelheid regelt;
❒door op knop B-fig.48 te drukken, terwijl het systeem
de snelheid regelt (bij bepaalde uitvoeringen/markten);
❒door het gaspedaal in te trappen; in dit geval wordt het
systeem niet werkelijk uitgeschakeld, maar heeft het
acceleratie-verzoek voorrang op het systeem; de crui-
se-control blijft ingeschakeld en het systeem stelt, na
de acceleratie, de hiervoor opgeslagen snelheid weer
in, zonder dat de knop B-fig. 48 hoeft te worden be-
diend. Opgeslagen snelheid oproepen
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld het in-
trappen van het rem- of koppelingspedaal, kan de opgesla-
gen snelheid op de volgende manier worden opgeroepen:
❒geef geleidelijk gas, totdat de snelheid ongeveer gelijk
is aan de opgeslagen snelheid;
❒schakel de versnelling in die ingeschakeld was op het
moment van het opslaan van de snelheid;
❒druk op toets B-fig. 48.
Opgeslagen snelheid verhogen
Dit kan op twee manieren:
❒trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuwe snel-
heid op;
of
❒plaats de hendel omhoog (+).
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de snelheid
iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de hendel omhoog
wordt gehouden, verandert de snelheid traploos.
Opgeslagen snelheid verlagen
Dit kan op twee manieren:
❒schakel het systeem uit en sla vervolgens de nieuwe
snelheid op;
of
❒plaats de hendel omlaag (–) totdat de nieuwe snelheid
is bereikt die automatisch wordt opgeslagen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 69 of 283

65
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR
MET KANTELBAAR LAMPENGLAS
De verlichting gaat geleidelijk branden, maar de mogelijk-
heid om direct de volle lichtsterkte in te schakelen door
op de zijkant te drukken.
Bij de Doblò Cargo-uitvoeringen is de inschakeling ge-
koppeld aan de voorportieren.
Bij de uitvoeringen Doblò/Doblò Combi personen is de
inschakeling gekoppeld aan de voorportieren en de zij-
schuifdeuren. Het systeem schakelt in de volgende gevallen automa-
tisch uit:
❒als het ABS of ESC in werking treedt;
❒als de snelheid van de auto onder de vastgestelde limiet
komt;
❒als er een storing in het systeem is.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als de cruise-control tijdens het rijden is
ingeschakeld, zet dan nooit de versnel-
lingspook in de vrijstand.
ATTENTIE!
Bij een storing of een afwijkende werking
van de cruise-control, moet de draaiknop
A in stand OFF worden gezet en moet u contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
F0V0055mfig. 49
Page 70 of 283

66
F0V0056mfig. 50F0V0057mfig. 51
❒in linker stand, het spotje C ingeschakeld;
❒in rechter stand, het spotje D ingeschakeld.
BELANGRIJK Controleer voordat u de auto verlaat of bei-
de schakelaars in de middelste stand staan. Op deze ma-
nier zullen de lampjes van de plafondverlichting doven bij
het sluiten van de portieren en voorkomt u dat de accu
ontlaadt. Als de schakelaar in de rechter stand is blijven
staan, schakelt de verlichting 15 minuten na het uitzetten
van de motor automatisch uit.
PLAFONDVERLICHTING ACHTER MET
KANTELBAAR LAMPENGLAS
(uitvoeringen Doblò/Doblò Combi)
Het lampje gaat automatisch branden als u een voorpor-
tier/zijschuifdeur opent en dooft als het betreffende por-
tier wordt gesloten.
Bij gesloten deuren kunt u het lampje in- en uitschakelen
door op de aangegeven wijze op de linker zijde van het
lampenglas A-fig. 51 te drukken. PLAFONDVERLICHTING VOOR
MET SPOTJES fig. 50
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bij de Doblò Cargo-uitvoeringen is de inschakeling ge-
koppeld aan de voorportieren.
Bij de uitvoeringen Doblò/Doblò Combi personen is de
inschakeling gekoppeld aan de voorportieren en de zij-
schuifdeuren.
Met de schakelaar A kunnen de plafondlampjes worden in-
en uitgeschakeld. Met de schakelaar A in het midden worden
de lampjes C en D in-/uitgeschakeld bij het openen/sluiten van
de portieren.
Met de schakelaar A naar links geschoven, blijven de lamp-
jes C en D altijd uitgeschakeld.
Met de schakelaar A naar rechts geschoven, blijven de
lampjes C en D altijd ingeschakeld.
Het inschakelen/doven van de verlichting gaat geleidelijk.
Met de schakelaar B bedient u de spotjes; bij uitgescha-
kelde plafondverlichting wordt met de schakelaar:WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER