ESP FIAT DOBLO PANORAMA 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: DOBLO PANORAMA, Model: FIAT DOBLO PANORAMA 2018Pages: 284, PDF Size: 23.89 MB
Page 154 of 284

123)Gebruik de krik uitsluitend voor het
verwisselen van een wiel van de auto
waarbij de krik geleverd is of voor auto’s
van hetzelfde model. Gebruik de krik niet
voor andere doeleinden, zoals het
opkrikken van andere modellen. Gebruik de
krik nooit om reparaties onder het voertuig
te verrichten. Door een verkeerde plaatsing
van de krik, kan het voertuig van de krik
vallen. Gebruik de krik niet voor zwaardere
lasten dan is aangegeven op het plaatje
op de krik.
124)Als het wieldeksel niet goed
gemonteerd is, kan het tijdens het rijden
losraken. Voer nooit werkzaamheden
aan het ventiel uit. Steek nooit
gereedschap tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van
zowel de banden als het ruimtebesparende
reservewiel, in overeenstemming met de
spanningswaarden die zijn aangegeven in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.FIX&GO
AUTOMATIC-KIT
125) 126)
37)
BESCHRIJVING
De Fix&Go snelle bandenreparatiekit fig.
181 bevindt zich in de bagageruimte,
in een specifieke doos, en omvat:
een busje 4 met afdichtmiddel,
voorzien van: een transparante
vulleiding voor het inspuiten van het
afdichtmiddel 4 en een sticker 3 met
daarop het opschrift “Max. 80 km/h”
die na reparatie van de band op een
goed zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
een compressor 2;
een folder met aanwijzingen voor het
gebruik van de kit;REPARATIE VAN BANDEN
EN DRUK
HERSTELPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar
de procedure op veilige wijze
uitgevoerd kan worden. De grond moet
zo mogelijk vlak en voldoende compact
zijn;
zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de parkeerrem
in;
trek het reflecterende veiligheidsvest
aan voordat u uit de auto stapt (houd
u in elk geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin u
rijdt);
181F0V0700
182F0V0701
152
NOODGEVALLEN
Page 173 of 284

PERIODIEKE
CONTROLES
Elke 1.000 km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en bandenspanning;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter
(voor bepaalde versies/markten);
Elke 3.000 km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig voornamelijk gebruikt
wordt onder de volgende
omstandigheden:
het trekken van aanhanger of
caravan;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan 7-8
km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
vaak stationair lopende motor of
lange afstanden op lage snelheden of
als het voertuig langdurig niet gebruikt
wordt;
moeten de volgende controles vaker
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep
op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen, balgen, bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
visueel de conditie van de
hulpaandrijfriemen inspecteren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilterelement om de 15.000 km
vervangen.
171
Page 188 of 284

WIELEN EN BANDEN
Zie voor het type wielvelgen die op het
voertuig gemonteerd zijn de paragraaf
"Wielen" in het hoofdstuk "Technische
gegevens".
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften
voldoen. Sneeuwkettingen mogen
alleen op de banden van de voorwielen
(aandrijfwielen) gemonteerd worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Vermijd, zoveel mogelijk, bruusk
remmen, optrekken met piepende
banden en heftige schokken tegen
stoepranden, kuilen of andere harde
obstakels. Lang rijden op een slecht
wegdek kan de banden beschadigen;
controleer de banden regelmatig
op scheuren in de wangen,
oneffenheden of onregelmatige slijtage
op het loopvlak. Ga, indien nodig,
naar een Fiat Servicepunt;
rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: dit kan ernstige beschadiging
van banden en velgen veroorzaken;
stop onmiddellijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
banden verouderen, ook als ze
weinig gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen betekenen
dat de band verouderd is. Laat de
banden in elk geval door
gespecialiseerd personeel controleren
als ze langer dan 6 jaar onder de auto
zijn gemonteerd. Vergeet ook niet
het reservewiel zorgvuldig te laten
controleren;
monteer in geval van vervanging
altijd nieuwe banden en vermijd banden
waarvan de herkomst dubieus is;
bij de montage van een nieuwe
band moet ook een nieuw ventiel
worden voorzien;
om een gelijkmatige slijtage van
voor- en achterbanden te garanderen,
wordt geadviseerd ze elke 10-15
duizend kilometer van as te
verwisselen; houd de banden aan
dezelfde zijde van het voertuig
gemonteerd zodat de draairichting niet
wordt omgekeerd.
142) 143) 144) 145) 146)
BELANGRIJK
142)Onthoud dat de wegligging van het
voertuig in grote mate van een juiste
bandenspanning afhankelijk is.
143)Als de bandenspanning te laag is, kan
de band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
144)Verwissel de banden niet kruiselings,
door ze van de rechterzijde naar de
linkerzijde en omgekeerd te verplaatsen.
145)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
146)Beperk de snelheid wanneer er
sneeuwkettingen zijn gemonteerd;
overschrijd de 50 km/h niet. Vermijd
putdeksels, rijd niet over treden of trottoirs
en rijd geen lange afstanden over wegen
zonder sneeuw, om beschadigingen aan
zowel het voertuig als het wegoppervlak te
voorkomen.
186
ONDERHOUD EN ZORG
Page 190 of 284

IDENTIFICATIE-
GEGEVENS
Geadviseerd wordt de
identificatiecodes te noteren. De
volgende identificatiecodes zijn op de
plaatjes ingeslagen en vermeld:
VIN-plaatje (typeplaatje met
identificatiegegevens).
Chassisnummer.
Identificatieplaatje carrosserielak.
Motorcode.
PLAATJE VOERTUIG-
INDENTIFICATIE-
NUMMER (VIN)
Dit plaatje is aangebracht op de
luchtinlaatkamer in de motorruimte en
is voorzien van de volgende informatie
fig. 204:
A Naam van de fabrikant;
B Nummer typegoedkeuring.
C Voertuigtype identificatiecode.
D Chassis fabrieksserienummer;
E Max. toelaatbaar gewicht van volledig
beladen voertuig;
F Max. toelaatbaar gewicht van volledig
beladen voertuig met aanhangwagen;
G Max. toelaatbaar gewicht op eerste
(voor)as;
H Max. toelaatbaar gewicht op
achteras;
I Motortype;
L Versiecode carrosserie;M Reserveonderdeelnummer;
N Correcte waarde van de
absorptiecoëfficiënt van de rookgassen.
IDENTIFICATIEPLAATJE
CARROSSERIELAK
Dit plaatje is aangebracht in de
motorkap en bevat de volgende
gegevens fig. 205:
A Lakfabrikant.
B Kleurnaam;
C Kleurcode Fiat;
D Kleurcode voor retoucheren of
opnieuw lakken.CHASSISNUMMER
Deze bevinden zich, respectievelijk:
op het vloerpaneel in het interieur,
achter de rechtervoorstoel; open lip
A voor toegang; fig. 206
aan de onderkant van de voorruit B.
fig. 207
204F0V0115
205F0V0118
206F0V0116
188
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 242 of 284

RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN HET VOERTUIG AAN
HET EINDE VAN DE LEVENSDUUR
(voor bepaalde versies/markten)
Al jaren zet Fiat zich volledig in voor de bescherming van het milieu via de continue verbetering van de productieprocessen en
de realisatie van producten die steeds "eco-compatibeler" zijn. Om de klanten de best mogelijke service te garanderen in
overeenstemming met de milieuwetgeving en conform de Europese richtlijn 2000/53/EG inzake de behandeling van voertuigen
aan het einde van hun levensduur, biedt Fiat haar klanten de mogelijkheid hun voertuig (*) aan het einde van zijn levensduur
zonder extra kosten in te leveren.
De Europese richtlijn bepaalt namelijk dat het voertuig kan worden ingeleverd zonder kosten voor de laatste houder of eigenaar
als het voertuig geen of een negatieve marktwaarde heeft. In bijna alle landen van de Europese Unie konden tot 1 januari 2007
alleen auto’s kosteloos worden ingeleverd die na 1 juli 2002 op kenteken waren gezet; vanaf 2007 is het kosteloos inleveren
van de auto niet meer afhankelijk van het jaar van kentekenregistratie, als het voertuig maar de essentiële voertuigonderdelen
(met name de motor en de carrosserie) en geen extra afval bevat.
Voor de kosteloze inlevering van de auto aan het einde van zijn levensduur kunt u zich tot het Fiat Servicenetwerk of tot een
bevoegd inzamelings- en verwerkingsbedrijf wenden. Deze bedrijven zijn zorgvuldig geselecteerd en bieden kwaliteitsservice
voor de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte auto’s met respect voor het milieu.
Voor meer informatie over deze inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u zich wenden tot een Fiat dealer of het Fiat
Servicenetwerk of het gratis nummer 00800 3428 0000 bellen of de Fiat website bezoeken.
(*) Voertuig voor personenvervoer met maximaal negen zitplaatsen en een maximaal toelaatbaar gewicht van 3,5 t.
240
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 250 of 284

Toets Bediening (drukken/draaien)
Inkomend gesprek aannemen
Een tweede inkomend gesprek aannemen en het lopende gesprek in de wacht zetten
Inkomend gesprek weigeren
Lopend telefoongesprek beëindigen
Microfoon tijdens een telefoongesprek uitschakelen/inschakelen
In-/uitschakelen van de Pauze van de bron USB
Inschakelen/uitschakelen van de Mute-functie van de radio/AUX-bron
+/–Linker wieltje naar boven of beneden draaien: instelling geluidsvolume
Kort indrukken: volume verhogen/verlagen in afzonderlijke stappen
Ingedrukt houden: volume continu verhogen/verlagen tot de toets wordt losgelaten
Rechter wieltje naar boven of beneden draaien:
Kort indrukken: (Radiomodus): selectie van volgende/vorige radiostation
Lang indrukken (Radiomodus): scannen van hogere/lagere frequenties tot de knop wordt losgelaten
Kort indrukken (USB-modus): selectie van vorige/volgende nummer
Lang indrukken (USB-modus): snel vooruit-/terugspoelen tot de toets wordt losgelaten
248
MULTIMEDIA
Page 251 of 284

WERKING
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de toets/knop
.
Draai de toets/knop
respectievelijk
rechts-/linksom om het radiovolume te
verhogen/verlagen.
De elektronische volumeregeling kan
continu (360°) in beide richtingen,
zonder stopposities, worden gedraaid.
RADIO (TUNER) MODUS
Het systeem is voorzien van de
volgende tuners: AM, FM en DAB (voor
bepaalde versies/markten).
Selectie radio-modus
Druk op de RADIO-knop op het
voorpaneel om de radio in te
schakelen.
Keuze golfband
De verschillende tunerfuncties kunnen
gekozen worden door de RADIO-toets
op het voorpaneel in te drukken.
Weergegeven informatie
Nadat het gewenste radiostation op het
display is gekozen, wordt de volgende
informatie getoond (INFO-functie
ingeschakeld):In het bovenste gedeelte: het
voorkeuzestation, de tijd en de overige
actieve radio-instellingen worden
aangegeven (bijv. TA).
In het middelste gedeelte: de naam
van het huidige station, de frequentie
en de radiotekstinformatie (indien
aanwezig) worden weergegeven.
Lijst FM-stations
Druk op de toets/knop BROWSE
ENTER om de volledige lijst van de
FM-stations die ontvangen kunnen
worden weer te geven.
De toetsA-B-Ckan gebruikt worden
om, afhankelijk van de gekozen letter,
alfabetisch naar het eerste voor die
letter beschikbare FM/DAB-station te
springen.
Opslaan van AM/FM-radiostations
De voorkeuzestations zijn in alle
systeemmodi beschikbaar en kunnen
gekozen worden door een van de
voorkeuzetoetsen1-2-3-4-5-6op het
frontpaneel aan te raken.
Als op een radiostation is afgestemd
dat opgeslagen moet worden, druk dan
op de betreffende voorkeuzetoets en
houd deze ingedrukt totdat ter
bevestiging een geluidssignaal wordt
afgegeven.
Het systeem kan maximaal 18
radiostations in elke modus opslaan.Selectie AM/FM radiostation
Om het gewenste radiostation te
zoeken, op de toets
of
drukken, aan het wieltje van de
bedieningselementen op het stuurwiel
draaien
of aan de knop
"BROWSE/ENTER" draaien.
Vorige/volgende radiostation
zoeken
Druk kort op de toets
ofof
gebruik het wieltje van de
bedieningselementen op het stuurwiel
: wanneer de knop wordt
losgelaten, wordt het vorige of volgende
radiostation weergegeven.
Als tijdens het vooruit zoeken het
systeem het einde van de band bereikt,
zal het automatisch stoppen bij het
station waar het zoeken is gestart.
Snel vorige/volgende radiostation
zoeken
Houd de toets
ofingedrukt om
het snel zoeken te starten: wanneer
de toets wordt losgelaten, hoort men
het eerste radiostation waarop
afgestemd kan worden.
Lijst DAB-stations
Druk op de toets/knop BROWSE
ENTER voor weergave van:
de lijst van alle DAB-stations;
249
Page 252 of 284

de lijst van de stations gefilterd op
"Genres";
de lijst van de stations gefilterd op
"Ensembles" (broadcastgroep).
Gebruik de toets "ABC" binnen elke lijst
om naar de gewenste letter in de lijst
te springen.
Alfabetische selectie radiostation
De toets A-B-C op het frontpaneel kan
gebruikt worden om alfabetisch naar
het eerste voor die letter beschikbare
DAB-station te springen.
MEDIA-MODUS
Interaction-modi voor AUX, USB
werking.
Audiobron selecteren
Druk op de knop MEDIA om de
gewenste audiobron onder de
beschikbare bronnen te selecteren:
AUX/USB.
Druk op de toets BROWSE ENTER en
selecteer mappen dan kaart, om
muzieknummers op de cd-kaart (waar
de telefoon het toestaat) van de
mobiele telefoon te selecteren en af te
spelen.
BELANGRIJK Sommige
multimediaspelers zijn mogelijk niet
compatibel met het Uconnect™-
systeem.Nummer wijzigen (volgende/vorige)
Druk kort op de toetsof draai de
toets/knop BROWSE ENTER rechtsom
om het volgende nummer af te spelen
of druk kort op de toets
of draai
de toets/knop BROWSE ENTER
linksom om terug te keren naar het
begin van het gekozen nummer of naar
het begin van het vorige nummer als
het huidige nummer minder dan 3
seconden is afgespeeld.
Nummers snel vooruit-/
terugspoelen
Houd de knop
ingedrukt om het
gekozen nummer snel vooruit te
spoelen of de knop
om het nummer
snel achteruit te spoelen.
Het snel vooruit-/ terugspoelen wordt
onderbroken zodra de toets
/
wordt losgelaten of wanneer het
vorige/volgende nummer is bereikt.
Nummer kiezen (browse)
Gebruik deze functie om door de
nummers op het actieve apparaat te
bladeren en een nummer te selecteren.
De beschikbare keuzes hangen af
van het apparaat dat aangesloten is.Op een USB-apparaat kunt u
bijvoorbeeld de knop/toets BROWSE
ENTER gebruiken om door de lijst
van beschikbare artiesten, genres en
albums te bladeren, afhankelijk van de
informatie die aanwezig is op de tracks.
Gebruik binnen elke alfabetisch
geordende lijst de toetsA-B-Cop het
frontpaneel om naar de gewenste letter
in de lijst te springen.
OPMERKING Deze toets kan voor
bepaaldeApple® apparaten uitge-
schakeld zijn.
OPMERKING De toets BROWSE
ENTER staat geen enkele handeling op
een AUX apparaat toe.
Druk op de toets BROWSE ENTER om
deze functie te activeren op de bron
die afgespeeld wordt.
Draai de toets/knop BROWSE ENTER
om de gewenste categorie te kiezen en
druk vervolgens op deze toets/knop
om de keuze te bevestigen.
Druk op de toets
om de functie te
annuleren.
OPMERKING De indexeringstijd van
een USB-apparaat kan variëren op
basis van het ingebrachte medium (in
sommige gevallen kan dit enkele
minuten duren).
250
MULTIMEDIA
Page 253 of 284

Weergave nummerinformatie
Druk op de toets INFO om de
informatie die weergegeven wordt
tijdens het afspelen (Artiest, Album,
Genre, Naam, Map, Bestandsnaam) te
selecteren.
Druk op de toets
om het scherm af
te sluiten.
Willekeurige volgorde
Druk op de knop
om de nummers
op de USB in een willekeurige volgorde
af te spelen.
Het bijbehorende pictogram wordt
weergegeven.
Nogmaals indrukken om de functie uit
te schakelen.
Herhalen
Druk op de toets
om deze functie in
te schakelen. Het bijbehorende
pictogram wordt weergegeven.
Nogmaals indrukken om de functie uit
te schakelen.
USB-BRON
Om de USB-modus te activeren moet
het betreffende apparaat aangesloten
worden op de USB-poort in het
voertuig.
149)
Als een USB-apparaat bij ingeschakeld
systeem wordt aangesloten, zal dit
de nummers op het apparaat beginnen
af te spelen.
AUX-BRON
Om de AUX-modus te activeren moet
een geschikte kabel worden gebruikt
om een apparaat aan te sluiten op
de AUX-aansluiting.
150)
Als een apparaat wordt aangesloten
met een AUX-stekker, begint het
systeem de aangesloten AUX-bron af te
spelen, als deze reeds op weergave is
ingesteld.
Stel het volume in met de toets/knop
op het voorpaneel of met de
volume-instelknop op het aangesloten
apparaat.
Zie voor wat betreft de functie "Selectie
audiobron", het hoofdstuk "Media".
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De functies van het apparaat dat
aangesloten is op het AUX-aansluiting
worden rechtstreeks geregeld door
het apparaat zelf; het is niet mogelijk
om van nummer/map/playlist te
wiijzigen of start/einde/pauze
te bedienen met de bedieningstoetsen
op het voorpaneel of die op het
stuurwiel.Laat de kabel van uw draagbare speler
niet in de AUX-aansluiting zitten om
mogelijk geruis van de luidsprekers te
voorkomen.
TELEFOONMODUS
Activering telefoonmodus
Druk op de knop PHONE op het
voorpaneel om de Telefoonmodus in te
schakelen.
De beschikbare commando's kunnen
gebruikt worden voor:
het draaien van het gewenste
telefoonnummer;
de contacten in het telefoonboek
van de mobiele telefoon weergeven en
bellen;
de contacten uit de registers van
vorige gesprekken weergeven en
bellen;
een maximum van 8 telefoons
koppelen om de toegang en de
verbinding eenvoudiger en sneller te
maken;
gesprekken van het systeem naar
de mobiele telefoon en andersom
overzetten en het geluid van de
microfoon uitschakelen bij
privégesprekken.
251
Page 259 of 284

OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN OP HET STUURWIEL
Toets Bediening (drukken/draaien)
Inkomend gesprek aannemen
Een tweede inkomend gesprek aannemen en het lopende gesprek in de wacht zetten
Op het instrumentenpaneel wordt een lijst met de laatste 10 gesprekken weergegeven (functie
beschikbaar op versies en markten waar aanwezig)
Inkomend gesprek weigeren
Lopend telefoongesprek beëindigen
De laatste oproepen worden alleen op het instrumentenpaneel weergegeven als het bladeren door
oproepen actief is (beschikbaar voor versies en markten waar aanwezig)
Microfoon tijdens een telefoongesprek uitschakelen/inschakelen
in-/uitschakelen van de Pauze van de bron USB,Bluetooth®
inschakelen/uitschakelen van de Mute-functie van de radio
+/-Kort indrukken: volume verhogen/verlagen in afzonderlijke stappen
Ingedrukt houden: volume continu verhogen/verlagen tot de toets wordt losgelaten
Spraakherkenning inschakelen
Spraakbericht onderbreken om nieuwe spraakopdracht te kunnen geven
Spraakherkenning onderbreken
Rechter wieltje naar boven of beneden draaien:
Kort indrukken: (Radiomodus): selectie van volgende/vorige radiostation
Lang indrukken (Radiomodus): scannen van hogere/lagere frequenties tot de knop wordt losgelaten
Kort indrukken (USB,Bluetooth®-modus): selectie van vorige/volgende nummer
Kort indrukken (telefoonmodus): selectie van volgende/vorige oproep of tekstbericht (alleen met
bladeren door oproepen actief) op het instrumentenpaneel (functie beschikbaar op versies en markten waar
aanwezig)
Ingedrukt houden (USB,Bluetooth®-modus): snel vooruit-/terugspoelen tot de toets wordt losgelaten
257