stop start FIAT DOBLO PANORAMA 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: DOBLO PANORAMA, Model: FIAT DOBLO PANORAMA 2018Pages: 284, PDF Size: 23.89 MB
Page 115 of 284

87)Als de contactsleutel in stand MAR
staat, ook wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de
voorstoel gemonteerd worden. Als bij
een botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs
tot de dood van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de startinrichting in
de stand STOP staat, bij een ongeval
geen enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In
dat geval duidt de uitgebleven activering
niet op een storing van het systeem.
88)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
89)Steun niet met het hoofd, de armen of
de ellebogen tegen het portier, de ruiten
of in het gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.
90)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.
113
Page 116 of 284

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echte "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN ....................115
DE AUTO PARKEREN .....................116
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK ......................118
COMFORT-MATIC-/DUALOGIC-
VERSNELLINGSBAK ......................119
START&STOP-SYSTEEM ................121
TPMS (TYRE PRESSURE
MONITORING SYSTEM) .................123
SPEED BLOCK ...............................125
CRUISE-CONTROL.........................126
TRACTION PLUS SYSTEEM ...........128
PARKEERSENSOREN.....................128
TANKEN..........................................130
AANHANGERS TREKKEN ..............133
114
STARTEN EN RIJDEN
Page 117 of 284

DE MOTOR STARTEN
Het voertuig is uitgerust met een
elektronische startblokkering: zie de
paragraaf "Fiat CODE startblokkering"
in "Kennismaking met de auto" als
de motor niet start.
18) 19)
91)
PROCEDURE VOOR
BENZINEVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
plaats de versnellingspook in de
vrijstand;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
PROCEDURE VOOR
DIESELVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
plaats de versnellingspook in de
vrijstand;
draai de contactsleutel naar MAR:
de controlelampen
enop
het instrumentenpaneel gaan branden;
wacht tot de waarschuwingslampjes
enuit gaan, wat sneller
gebeurt naarmate de motor warmer is;
trap het koppelingspedaal volledig
in zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel in de stand
AVV zodra het lampje
uit gaat.
Als te lang wordt gewacht, is het werk
van de voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start.
20)
PROCEDURE VOOR
NATURAL
POWER-VERSIES
De motor wordt altijd op benzine
gestart, ongeacht de eerder
geselecteerde gekozen modus.
PROCEDURE VOOR
UITVOERINGEN MET
HANDGESCHAKELDE™
VERSNELLINGSBAK
Het systeem staat het starten van de
motor toe zowel met een ingeschakelde
versnelling als in de vrijstand (N). Trap
het rempedaal altijd in met de
ingeschakelde versnelling.
Het wordt aangeraden de
versnellingspook in de vrijstand (N)te
zetten voordat de motor wordt gestart.BELANGRIJK Bij koude motor moet het
gaspedaal volledig worden vrijgegeven
wanneer de contactsleutel naar de
stand AVV wordt gedraaid. Als de
motor niet bij de eerste poging start,
draai dan de contactsleutel naar de
stand STOP alvorens de procedure te
herhalen. Als de sleutel in de stand
MAR staat en het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel blijft branden,
verdient het aanbeveling de sleutel in de
stand STOP te plaatsen en dan weer
op MAR; blijft het
waarschuwingslampje branden,
probeer het dan nogmaals met de
andere bijgeleverde sleutels. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk
als de motor nog steeds niet gestart
kan worden.
21)
DE GESTARTE MOTOR
OPWARMEN
Ga als volgt te werk:
rijd langzaam weg en laat de motor
bij gemiddelde toerentallen draaien.
Geef niet abrupt gas;
verlang in het begin geen maximale
prestaties. Wacht tot de wijzer van
de koelvloeistoftemperatuurmeter
begint te bewegen.
115
Page 118 of 284

STARTEN IN EEN
NOODGEVAL
Als de controlelamp
op het
instrumentenpaneel continu blijft
branden, kunt u een noodstart
uitvoeren met behulp van de code op
de CODE-card (zie hoofdstuk
“Noodgevallen”).
22)
DE MOTOR AFZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na
een lange rit wordt uitgezet, is het beter
hem even stationair te laten draaien
om hem "op adem" te laten komen.
Hierdoor kan de temperatuur in de
motorruimte dalen.
BELANGRIJK
91)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en de
uitlaatgassen van de motor bevatten
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
BELANGRIJK
18)Tijdens de eerste gebruiksperiode
adviseren wij om overmatige belasting van
het voertuig te voorkomen (bijvoorbeeld
buitensporige acceleraties, lang rijden op
toptoeren, buitensporig intens remmen,
enz.) zodra de motor is gestart.
19)Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR-ON staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
20)Als de controlelamp
gedurende 60
seconden knippert na het starten of terwijl
het voertuig langdurig gesleept wordt,
betekent dit dat er een storing is in het
voorgloeisysteem. Als de motor start kan
het voertuig zoals gewoonlijk gebruikt
worden, maar moet zo snel mogelijk
contact worden opgenomen met het Fiat
Servicenetwerk.
21)Als de motor niet met een
ingeschakelde versnelling start, zal de
mogelijk gevaarlijke situatie in verband met
het feit dat de versnellingsbak automatisch
naar de vrijstand is geplaatst, door een
zoemer worden aangegeven.
22)Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.
DE AUTO PARKEREN
HANDREM
De handrem fig. 122 bevindt zich
tussen de voorstoelen.
Inschakelen handrem:
Trek hendel omhoog totdat de auto is
geblokkeerd. Het waarschuwingslampje
gaat branden met de contactsleutel
op MAR.
Uitschakelen handrem:
trek de hefboom A een stukje omhoog
en houd knop B fig. 122 ingedrukt;
controleer of de controlelamp
op
het instrumentenpaneel uitgaat
92)
122F0V0087
116
STARTEN EN RIJDEN
Page 122 of 284

Met deze modus kan de functieECO
(Economy) worden gebruikt, waardoor
het verbruik afneemt. Druk op de knop
Efig. 127 om deze functie in te
schakelen.MELDINGEN OP HET
DISPLAY
In de volgende gevallen verschijnt op
het display een specifiek bericht:
Versnellingen verminderen
De controlelamp
op het paneel gaat
branden (en er wordt een bericht op
het display weergegeven) om aan
te geven dat de bestuurder de
versnellingsbak verkeerd gebruikt.
Functie Manual niet beschikbaar
Automatische modus niet
beschikbaar
Oververhitting koppeling
Rempedaaldruk
Trap het rempedaal in – uitgestelde
start
Versnelling niet beschikbaar
Manoeuvre niet toegestaan
Rempedaal intrappen en
manoeuvre herhalen
Plaatsing van de versnellingspook
in N (vrijstand)
25) 26) 27)
BELANGRIJK
24)Houd de hand niet langer op de
versnellingspook dan strikt noodzakelijk is
voor het schakelen of voor de Auto/Manual
bediening.
25)Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk, als het
waarschuwingslampje (samen met het
bericht op het display) op het paneel blijft
branden.
26)Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als het bericht op het
display niet verdwijnt.
27)Om de koppeling te beschermen dient
het gaspedaal niet te worden gebruikt
om de auto stil te houden (als bijv. op een
helling is gestopt); de koppeling zou
kunnen beschadigen door oververhitting.
Gebruik in dit geval het rempedaal en
bedien het gaspedaal alleen als u gereed
bent om weg te rijden.
126F0V0326
127F0V0323
120
STARTEN EN RIJDEN
Page 123 of 284

START&STOP-
SYSTEEM
IN HET KORT
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder wil wegrijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van de
auto dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
MET HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
MET AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
De motor slaat af als het voertuig tot
stilstand komt met het rempedaal
ingetrapt.Deze toestand kan gehandhaafd
worden zelfs als het rempedaal niet
wordt ingetrapt, maar als de
versnellingspook in de stand N staat.
Opmerking: De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van ongeveer 10 km/u, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
Dat de motor is afgezet wordt
aangegeven door een fig. 128 symbool
op het display, afhankelijk van het
uitrustingsniveau.
Bij ingeschakeld systeem stopt de
motor onder bepaalde omstandigheden
niet, om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid.De motor opnieuw starten
MET HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
MET AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
Als de versnellingspook in de stand N,
staat, zet hem dan in een willekeurige
versnelling, of laat anders het
rempedaal los of verplaats de pook
naar (+), (–) of R.
Omwille van comforteisen, inperking
van de uitstoot en om
veiligheidsredenen kan de motor weer
automatisch worden gestart, zonder
tussenkomst van de bestuurder.
HANDMATIG IN- EN
UITSCHAKELEN
Het systeem kan in-/uitgeschakeld
worden door knop A fig. 129 op het
dashboard in te drukken.
Als deze functie inactief is, brandt de
led op de knop. Bovendien wordt
bij sommige versies extra informatie
over de deactivering of activering van
het Start&Stop-systeem gegeven
via een bericht op het display.
128F0V0040
121
Page 124 of 284

VEILIGHEIDS-
INSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of het
passagiersportier, dan kan de motor
alleen weer gestart worden met de
contactsleutel.
De bestuurder wordt van deze toestand
op de hoogte gesteld door een
zoemer, het knipperende
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel fig. 128 en, indien
aanwezig, een displaybericht.
LANGDURIGE STILSTAND
VAN HET VOERTUIG
Versies met "dummy-pool" fig. 130
Als het voertuig stilstaat, moet
bijzondere zorg besteed worden aan
het loskoppelen van de elektrische
voeding van de accu.Bij deze procedure moet de
snelkoppeling van de minklem A
worden losgekoppeld van de valse
minpool B omdat zich een
accustatussensor D bevindt op de
accuminpool C die nooit mag worden
losgekoppeld, behalve als de accu
wordt vervangen.
Versies zonder "dummy-pool" fig.
131
Bij langdurige stilstand van de auto,
moet men bijzonder opletten dat de
stroomvoorziening van de accu wordt
onderbroken.
Ga hiervoor als volgt te werk: maak de
stekker A (door het indrukken van
knop B) van de sensor C voor
bewaking van de accustatus op de
minklem D van de accu los. Deze
sensor mag nooit van de accu
losgemaakt worden, behalve als de
accu wordt vervangen.
96)
STARTEN MET
HULPACCU
Wanneer gebruik gemaakt wordt van
een hulpaccu om de motor te starten,
mag de minkabel (–) van de hulpaccu
nooit worden aangesloten op de
minpool C van de accu in het voertuig.
Sluit de minkabel aan op de valse
pool B of een massapunt op de motor
of op de versnellingsbak fig. 132.
97) 98) 99) 100)
129F0V0514
130F0V0042
131F0V0218
132F0V0043
122
STARTEN EN RIJDEN
Page 125 of 284

BELANGRIJK
96)Laat de accu alleen vervangen door
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Vervang de accu door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type en met
dezelfde specificaties.
97)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand OFF staat. Volg
de instructies op die zijn aangegeven op
het plaatje op de voorste traverse. Wij
adviseren om de contactsleutel uit te
nemen als er zich nog inzittenden in de
auto bevinden.
98)Alle inzittenden moeten uit de auto
stappen nadat de contactsleutel is
uitgenomen of naar de OFF-stand is
gedraaid. Controleer bij het tanken of de
motor is afgezet en of de contactsleutel in
de stand OFF staat.
99)Als bij voertuigen met een
automatische versnellingsbak de motor op
een helling is afgezet, dan moet hij gestart
worden door de versnellingspook in (+)
of (–) te zetten zonder het rempedaal los te
laten. Bij voertuigen met een automatische
versnellingsbak en Hill Holder-functie moet
de motor, wanneer die automatisch op
een helling is afgezet, gestart worden door
de versnellingspook in (+) of (–) te zetten
zonder het rempedaal los te laten, zodat de
Hill Holder-functie kan worden
ingeschakeld, die alleen bij draaiende
motor werkt.100)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Start&Stop-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
TPMS (Tyre
Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
101) 102) 103) 104) 105) 106) 107) 108) 109)
BESCHRIJVING
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn met het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel (samen
met een waarschuwingsbericht en
een geluidssignaal). Dit wordt
weergegeven tot de bandenspanning
overeenstemt of hoger is dan de
bandenspanning die voor koude
banden is gespecificeerd. Dit
controlelampje dooft na de
automatische bijwerking van het
systeem. Het kan nodig zijn om 20
minuten met een snelheid van meer
dan 20 km/h te rijden om ervoor te
zorgen dat het TPMS deze informatie
ontvangt.
De bandenspanning moet altijd op
basis van de koude bandenspanning
worden afgesteld. De koude
bandenspanning is de spanning van de
banden na minstens drie uur stilstand
van het voertuig of een rit van minder
dan 1,6 km na een pauze van drie uur.
123
Page 126 of 284

De koude bandenspanning mag niet de
maximum bandenspanning
overschrijden die op de zijkant van de
band is aangegeven.
OPMERKING
Het TPMS vervangt niet het normale
onderhoud van banden en dient ook
niet om eventuele storingen van
banden aan te geven.
Daarom mag het TPMS niet gebruikt
worden als drukschakelaar tijdens de
afstelling van de bandenspanning.
Rijden met onvoldoende
bandenspanning veroorzaakt
oververhitting van de banden en kan tot
defecten van de banden leiden. Een
lage bandenspanning vermindert
tevens de brandstofefficiency en de
duur van het loopvlak en kan de
handling en remwerking van het
voertuig nadelig beïnvloeden.
Het TPMS vervangt niet een correct
onderhoud van de banden. De
bestuurder moet ervoor zorgen dat de
juiste bandenspanning wordt
gehandhaafd, door deze met een
geschikte drukschakelaar te meten. Dit
is ook nodig indien de bandenspanning
nog niet dusdanig is gedaald dat het
controlelampje van de bandenspanning
gaat branden.
Het TPMS waarschuwt de
bestuurder in elke situatie van
onvoldoende bandenspanning. Als
deze om welke reden dan ook onder
de limiet voor onvoldoende
bandenspanning daalt, waaronder lage
temperatuur en normaal
spanningsverlies van de band.
De temperatuurschommelingen van
de seizoenen beïnvloeden de
bandenspanning.
BELANGRIJK De controle en het
behoud van de juiste spanning van alle
banden zijn zeer belangrijk.
Waarschuwing lage spanning Tyre
pressure monitoring system
BELANGRIJK In het geval van
spanningsverlies van meer dan een
band achter elkaar, zonder de motor uit
en weer in te schakelen, wordt het
geluidssignaal van de tweede
betreffende band niet geactiveerd,
alleen het speciale signaal wordt op het
display weergegeven.
Om te voorkomen dat het signaal wordt
opgeslagen in het geval van
spanningsverlies van nog een volgende
band (met uitschakeling van het
geluidssignaal), moet de contactsleutel
naar MAR en dan naar STOP worden
gedraaid, elke keer als de spanning
hersteld wordt.Storingen in de werking van het
TPMS
Een systeemstoring wordt gemeld door
de controlelamp
die eerst 75
seconden knippert en daarna vast blijft
branden.
BELANGRIJK
101)Het TPMS is geoptimaliseerd voor de
originele banden en wielen die geleverd
zijn. De spanningen en waarschuwingen
van het TPMS zijn afgestemd op de maat
banden die op het voertuig zijn
gemonteerd. Als een vervangende
uitrusting van verschillende maat, type of
soort wordt gebruikt, kan een
onregelmatige werking van het systeem of
beschadiging van de sensoren optreden.
Niet-originele reservebanden kunnen
de sensor beschadigen. Gebruik geen
bandenafdichtmiddel of balansloodjes als
het voertuig met TPMS is uitgerust,
aangezien deze de sensoren kunnen
beschadigen.
102)Als het systeem een
spanningsafname van een bepaalde band
aangeeft, wordt geadviseerd om de
spanning van alle vier de banden
te controleren.
103)Het TPMS ontslaat de bestuurder niet
van de verplichting om de bandenspanning
elke maand te controleren en mag niet
beschouwd worden als een systeem dat
het onderhoud of de veiligheid vervangt
124
STARTEN EN RIJDEN
Page 155 of 284

Plaats het busje 1 met afdichtmiddel
in de daarvoor bestemde ruimte in de
compressor 2 en druk het hard omlaag
fig. 181. Verwijder de sticker met de
indicatie van de snelheid 3 en plak deze
op een duidelijk zichtbare plaats fig.
185;
doe de handschoenen aan;
verwijder de dop van het ventiel van
de lekke band en sluit de transparante
leiding voor de afdichtingsvloeistof 4
aan en maak deze goed vast fig. 181.
Indien een busje van 250 mm aanwezig
is, is de behuizing van de transparante
leiding voorzien van een verwijderbare
ring om het uitnemen te
vergemakkelijken. Zorg ervoor dat de
AAN-UIT-knop 5 fig. 183 in de uit-stand
staat (knop niet ingedrukt);
steek de stekker 6 fig. 182 in het
12V-stopcontact van het voertuig
en start de motor;
schakel de compressor in door te
drukken op de AAN-UIT-knop 5 fig.
183. Zodra de in het Instructieboek of
het daarvoor bestemde label vermelde
spanning op de meter 7 verschijnt,
schakel de compressor dan weer uit
met de AAN-UIT-knop 5;
verwijder het busje 1 van de
compressor door op knop 8 te drukken
en het busje 1 voorzichtig omhoog te
trekken fig. 184.Als de meter 7 fig. 183 een spanning
van minder dan 1,8 bar / 26 psi
weergeeft 15 minuten nadat de
compressor ingeschakeld werd,
schakel dan de compressor uit,
ontkoppel de vulleiding 4 van het ventiel
van de band en verwijder het busje 1
van de compressor fig. 184.
Verplaats het voertuig circa 10 m voor
een betere verdeling van het
afdichtmiddel; stop het voertuig op een
veilige wijze, schakel de handrem in
en herstel de spanning met de zwarte
vulleiding 9 fig. 186 tot de vereiste
waarde is bereikt. Als ook dan na 15
minuten de spanning minder dan 1,8
bar / 26 psi is, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het
Servicenetwerk.Na ongeveer 8 km / 5 mijl gereden te
hebben, het voertuig op een veilige
en geschikte plaats zetten, met de
handrem ingeschakeld. Neem de
compressor en herstel de spanning met
de zwarte vulleiding 9 fig. 186.
Als de weergegeven spanning hoger
dan 1,8 bar / 26 psi is, herstel dan
de spanning en rij voorzichtig zo snel
mogelijk naar een dealer van het
Servicenetwerk. Als ook dan na 15
minuten de spanning minder dan 1,8
bar / 26 psi is, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het
Servicenetwerk.
183F0V0702
184F0V0703
153