stop start FIAT DUCATO BASE CAMPER 2016 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2016, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2016Pages: 379, PDF Size: 20.63 MB
Page 218 of 379

BELANGRIJKE
INFORMATIE:
Het afdichtmiddel van de snelle
bandenreparatiekit werkt bij
buitentemperaturen tussen –20 °C en
+50 °C.
Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum.
161) 162)
2)
OPPOMPEN
163) 164) 165) 166) 167)
❒Trek de handrem aan. Draai de
ventieldop los, neem de vulleiding A
fig. 195 uit en draai de ringmoer B op
het ventiel van de band vast;
❒steek de stekker E fig. 197 in het
dichtstbijzijnde 12V-stopcontact
en start de motor. Draai de
schakelaar D fig. 196 linksom in de
reparatiestand. Schakel de
compressor in door op de aan/uit
schakelaar te drukken. Pomp de
band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Bandenspanning" in het
hoofdstuk "Technische gegevens", is
bereikt.Voor een preciezere aflezing wordt
geadviseerd om bij uitgeschakelde
compressor de druk op de drukmeter F
fig. 196 te controleren, zonder de
schakelaar uit de reparatiestand te
verplaatsen;❒als het na 10 minuten nog steeds niet
mogelijk is om minstens 3 bar te
krijgen, maak dan de doorzichtige
vulleiding van het ventiel los, neem de
12V-stekker uit en verplaats
vervolgens het voertuig ongeveer 10
meter naar voren, zodat de
afdichtvloeistof zich gelijkmatig in de
band kan verdelen; pomp de band
vervolgens weer op;
❒als het na deze handeling nog steeds
niet mogelijk is om na 10 minuten
minstens 3 bar te verkrijgen, rijd dan
niet verder omdat de band te ernstig
beschadigd is en de snelle
bandenreparatiekit niet de vereiste
afdichting kan garanderen. Wendt u
zich tot het Fiat-servicenetwerk.
❒als de bandenspanning vermeld in de
paragraaf "Bandenspanning" in het
hoofdstuk "Technische gegevens"
is bereikt, rijd dan onmiddellijk weg;
195F1A0182
196F1A0183
197F1A0335
214
NOODGEVALLEN
Page 219 of 379

❒stop na ongeveer 10 minuten en
controleer de bandenspanning
opnieuw; vergeet niet de handrem
aan te trekken;
❒als een spanning van minstens 3 bar
wordt gemeten, herstel dan de
correcte bandenspanning (bij
draaiende motor en aangetrokken
handrem) vermeld in de paragraaf
"Bandenspanning" in het hoofdstuk
"Technische gegevens", ga weer
rijden en rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde garage van een Fiat
dealer.
ALLEEN VOOR
CONTROLEREN EN
HERSTELLEN SPANNING
De compressor kan ook worden
gebruikt voor het herstellen van de
spanning.
❒Trek de handrem aan.
❒Draai de ventieldop los, neem de
vulleiding C fig. 198 met de
snelkoppeling uit en sluit hem
rechtstreeks op het ventiel van de
band aan.
❒Steek de stekker in het
dichtstbijzijnde 12V-stopcontact en
start de motor.
❒Draai de schakelaar rechtsom in de
stand herstel bandenspanning.❒Schakel de compressor in door op
de aan/uit schakelaar te drukken.
Pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Bandenspanning" in het
hoofdstuk "Technische gegevens", is
bereikt.
OPMERKING Als de band moet
worden leeggemaakt, druk dan op de
speciale toets B getoond in fig. 199.
Voor een preciezere aflezing wordt
geadviseerd om bij uitgeschakelde
compressor de druk op de drukmeter
te controleren, zonder de schakelaar uit
de reparatiestand te verplaatsenVERVANGING-
SPROCEDURE BUSJE
Ga als volgt te werk om het busje te
vervangen:
❒druk op de knop A fig. 200 om het
onderdeel los te maken;
❒breng het nieuwe busje aan en druk
erop totdat het automatisch
vergrendelt.
198F1A0185
199F1A0186
200F1A0187
215
.
Page 235 of 379

Zekeringenkast in het dashboard
fig. 225 - fig. 226
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Rechter dimlichtF12 7,5
Linker dimlichtF13 7,5
Relais zekeringenkast motorruimte, relais zekeringenkast dashboard (+sleutel) F31 5
Plafondverlichting inzittendenruimte (+accu) F32 7,5
Sensor accubewaking voor Start&Stop versies (+accu) F33 7,5
Interieurverlichting minibus (nood) F34 7,5
Radio, Klimaatbeheersingssysteem, Alarm, Tachograaf, regeleenheid
accuschakelaar, Timer Webasto timer (+batterij), TPMS, Voltage stabilisador voor
radio instellingen(S&S)F36 10
Remlichten controle (hoofd), Instrumentenpaneel (+sleutel), Gateway (voor
transformers)F37 7,5
Portiervergrendeling (+accu) F38 20
Ruitenwisser (+sleutel) F43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Regeleenheid parkeersensor, radio, bedieningsorganen op het stuurwiel,
middelste bedieningspaneel, linker bedieningspaneel, extra paneel, regeleenheid
accuschakelaar (+sleutel), trekhaak, regensensor, voltage stabilisador (voor S&S)F49 5
Klimaatbeheersingssysteem, stuurbekrachtiging regeleenheid, achteruitrijlichten,
Tachograaf (+sleutel), TOM TOM instelling, Rijstrook waarschuwingssystemen,
Achteruitrijcamera, Koplampen uitlijning correctorF51 5
231
Page 241 of 379

ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Geadviseerd
wordt contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om deze
werkzaamheden te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
Het verdient aanbeveling de accu
langzaam en met een laag amperage
gedurende ongeveer 24 uur op te
laden. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.
174) 175)
ZONDER START&STOP
SYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
❒maak de minklem los van de accu;
❒sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
❒schakel de acculader in;
❒schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
❒sluit de minklem aan op de accu.
MET START&STOP
SYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
❒maak de stekker A van de
accusensor C op de minpool D van
de accu los (door op de knop B
te drukken);
❒sluit de pluskabel van de acculader
aan op de plusklem E van de accu
en de minkabel op de klem van
de sensor F zoals aangegeven in fig.
232;
❒schakel de acculader in;
❒schakel na het opladen de acculader
uit;❒sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker A weer aan
op de sensor C aan zoals
aangegeven in fig. 232.
BELANGRIJK
174) Accuvloeistof is giftig en
corrosief: vermijd contact met
huid en ogen. Het opladen van de
accu moet worden uitgevoerd in
een goed geventileerde ruimte,
ver van open vuur en vonken:
brand- en ontploffingsgevaar.
232F1A0219
237
Page 260 of 379

ACCU
De auto is voorzien van een
onderhoudsarme accu: onder normale
gebruiksomstandigheden hoeft er
niet bijgevuld te worden met
gedestilleerd water.
De accu moet echter wel regelmatig
door het Fiat Servicenetwerk of door
gespecialiseerd personeel
gecontroleerd worden.
De accu bevindt zich in de
passagiersruimte, vóór de pedalen.
Verwijder het beschermdeksel voor
toegang tot de accu.
194) 195)
ACCU VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, dan
zijn de onderhoudsintervallen die in het
“Onderhoudsschema” van dit
hoofdstuk zijn vermeld, niet meer
geldig.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu voor het onderhoud.
52) 53)
196) 197)
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
❒wanneer het voertuig wordt
geparkeerd, controleer dan of de
portieren, de motorkap en de
achterklep goed gesloten zijn.
Hiermee wordt voorkomen dat de
interieurverlichting blijft branden;
❒schakel de interieurverlichting uit: het
voertuig is in ieder geval uitgerust
met een systeem voor automatische
uitschakeling van de
interieurverlichting;
❒houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, etc.) niet te
lang ingeschakeld wanneer de motor
is uitgezet;
❒maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de negatieve accukabel
los middels de daarvoor bestemde
klem;
❒Trek de accuklemmen stevig aan.BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Als het ladingsniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger
voor bevriezing (dit kan reeds bij
temperaturen van -10°C gebeuren).
Als het voertuig langere tijd niet gebruikt
wordt, zie dan "Langdurige stilstand
van de auto” in het hoofdstuk "Starten
en rijden".
256
ONDERHOUD EN ZORG
4)
Page 377 of 379

Onderhoud en zorg -
Geprogrammeerd
Onderhoudsschema .................... 243
Onderhoud en zorg - periodieke
controles ...................................... 246
Opbergvak boven de cabine .......... 68
Opbergvak boven zonnekleppen .... 68
Opbergvak onder de stoel.............. 18
Opbergvak onder voorste
passagiersstoel ............................ 65
Oppompen .................................... 214
Opstaptrede................................... 74
Parkeerlichten ........................... 50-61
Parkeersensoren ............................ 100
Parkeren ........................................ 189
Plafondverlichting achter (een
lamp vervangen)........................... 227
Plafondverlichting ........................... 58
Plafondverlichting voor (een lamp
vervangen) ................................... 227
Pollenfilter ...................................... 255
Portieren ........................................ 71
Portiervakken ................................. 65
Prestaties ....................................... 288
Regensensor ................................ 53
Remmen
– kenmerken ................................ 273
Remvloeistof .................................. 253
Reservewiel.................................... 274
Richtingaanwijzers .................... 50-223Richtlijnen voor de behandeling
van het voertuig aan het einde
van de levensduur ........................ 365
Rijstijl.............................................. 194
Rollend starten ............................... 206
Rubber slangen.............................. 259
Ruiten reinigen ............................... 52
Ruitensproeiers .............................. 260
Ruitenwisser ............................. 52-260
SBR-systeem................................ 165
Scheidingswand............................. 65
Schuifdeur ..................................... 73
Sensor automatische
inschakeling koplampen ............... 51
Skidrager ....................................... 79
Slepen van het voertuig .................. 238
Sneeuwkettingen ........................... 203
Snelheidsbegrenzer........................ 56
Snelheidsmeter .............................. 120
Snelle bandenreparatiekit
Fix&Go Automatic ......... 213-214-215
Spanning controleren en
herstellen ..................................... 215
Speed block................................... 69
Stadslicht .......................... 48-222-226
Starten met hulpaccu ..................... 206
Start&Stop systeem ....................... 103
Stoelen (Combiversies) ................... 19
Stoelen .......................................... 15
Stoelen met verstelbare
armsteunen .................................. 16Stoelen (Panoramaversies) ............. 19
Stoel met draaivoet ........................ 16
Stopcontact ................................... 67
Stuurbekrachtigingsolie .................. 252
Stuurinrichting ................................ 273
Stuurwiel ........................................ 24
Symbolen....................................... 10
Tablethouder ................................ 67
Tachograaf ..................................... 69
Tankdop ......................................... 110
Tanken ........................................... 110
Tips voor het laden ........................ 192
Toerenteller .................................... 120
TPMS............................................. 88
Traction Plus systeem .................... 87
Transmissie .................................... 272
Trip Computer ................................ 131
Typeplaatje met
identificatiegegevens .................... 266
Veiligheidsgordels
– Gebruik ..................................... 164
Veilig kinderen vervoeren
– Veiligheidsvoorschriften ............. 172
Velgbescherming............................ 275
Velgen en banden .......................... 274
Verlichting uit.................................. 48
Versnellingsbak .............................. 191
Versnellingspook ............................ 191
Verwarming en ventilatie ................. 28