airbag FIAT DUCATO BASE CAMPER 2016 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2016, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2016Pages: 379, PDF Size: 20.63 MB
Page 11 of 379

.
LUCHTROOSTERS
❒Luchtstroomroosters ........................... 29
LINKERHENDEL
❒Buitenverlichting ................................. 48
INSTRUMENTENPANEEL
❒Instrumentenpaneel en
boordinstrumenten .............................118
❒Controlelampjes ..................................134
RECHTERHENDEL
❒Ruiten reinigen .................................... 52
RADIO
❒installatie .............................................107
OPBERGVAK / AIRBAG
PASSAGIER VOOR
❒Interieuruitrusting ................................ 63
❒Airbag voorzijde ..................................179
DASHBOARDKASTJE
❒Interieuruitrusting ................................ 63
VERWARMING/
KLIMAATREGELSYSTEEM
❒Verwarming en ventilatie ..................... 28
❒Handbediende klimaatregeling ............ 32
❒Automatische klimaatregeling .............. 35
BEDIENINGSKNOPPEN OP HET
DASHBOARD
❒Werking .............................................. 60
VERSNELLINGSPOOK
❒Werking ..............................................191
STUURWIEL
❒Afstelling ............................................. 24
❒Frontairbag bestuurderszijde ...............179
RADIO
MEDIA
PHONEINFO
A-B-C
MENU
123 4 56
3F1A5002
7
Page 71 of 379

ZONNEKLEPPEN
Deze bevinden zich aan beide kanten
van de achteruitkijkspiegel fig. 96.
Ze kunnen naar voren en opzij worden
gedraaid.
Op de zonneklep aan passagierszijde is
voor alle uitvoeringen een spiegel
voorzien.
BELANGRIJK Aan beide zijden van de
zonneklep aan passagierszijde is een
etiket aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld
moet worden als een kinderzitje tegen
de rijrichting in op de voorstoel wordt
gemonteerd. Houd u altijd aan de
aanwijzingen op de zonneklep (zie de
paragraaf “Frontairbag” in hoofdstuk
"Veiligheid").STOPCONTACT
(voor bepaalde versies/markten)
Het stopcontact bevindt zich op de
middenconsole naast de aansteker.
Open het deksel A fig. 97 om het te
gebruiken.
WERKBLAD/LESSENAAR
(voor bepaalde versies/markten)
In het midden van het dashboard,
boven het radiovak, bevindt zich een
werkblad A fig. 98; bij sommige versies
kan het werkblad gebruikt worden als
lessenaar door het aan de achterzijde
omhoog te trekken en op het
dashboard te laten rusten, zoals in de
figuur wordt getoond.
Bij versies met dubbele airbags aan
passagierszijde, is het blad niet
verstelbaar.
32)
TABLETHOUDER
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bevindt zich in het midden van het
dashboard en is ontworpen om hierop
een tablet te bevestigen.
Gebruik de tablethouder als volgtfig.
99:
❒breng de hendel A omlaag om de
klemmen B te openen;
❒bevestig de tablet tussen de
klemmen B;
❒breng de hendel A omhoog zodat de
tablet vastgeklemd wordt.
33)
96F1A0100
97F1A0308
98F1A0102
67
Page 121 of 379

KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.INSTRUMENTENPANEEL ...............118
DISPLAY ........................................122
TRIP COMPUTER ...........................131
LAMPJES EN BERICHTEN .............134
- LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU /
HANDREM AANGETROKKEN ............ 135
- STORING EBD ................................. 136
- STORING AIRBAG ........................... 136
- VEILIGHEIDSGORDELS NIET
VASTGEMAAKT ................................. 137
- TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ...... 138
- LAADSTROOM ACCU
ONVOLDOENDE ................................ 138
- MOTOROLIEDRUK TE LAAG ........... 139
-MOTOROLIE VERSLECHTERD ......... 139
-PORTIEREN/LAADRUIMTE NIET
GOED GESLOTEN ............................. 140
- STORING
..................... 140
-STORING AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING ............................. 141
- STORING INSPUIT-/
EOBD-SYSTEEM ................................ 143
-STORING
UREUM-INSPUITSYSTEEM ................ 144
- STORING ABS ................................. 144
-BRANDSTOFRESERVE ..................... 145
-STORING VOORGLOEIBOUGIES /
VOORGLOEISYSTEEM ...................... 146
-INDICATIE LAAG NIVEAU ADDITIEF
VOOR DIESELEMISSIES (UREUM) ..... 146
-STORING STARTBLOKKERING -
FIAT CODE ......................................... 147
- MISTACHTERLICHTEN .................... 147
- INDICATIE AANVULLENDE
STORING ........................................... 148-DPF (ROETFILTER) WORDT
SCHOONGEMAAKT ........................... 149
-VERSLETEN REMBLOKKEN ............. 150
-DRIVING ADVISOR ........................... 151
- TPMS ............................................... 152
- DIMLICHT ........................................ 153
- FOLLOW ME HOME ........................ 153
- LINKER RICHTINGAANWIJZER ....... 153
- RECHTER RICHTINGAANWIJZER ... 154
-MISTLAMPEN VOOR ........................ 154
- CRUISE-CONTROL .......................... 154
-SNELHEIDSBEGRENZER ................. 155
- AUTOMATISCH GROOTLICHT ........ 155
- GROOTLICHT .................................. 155
-"UP" FUNCTIE .................................. 156
-STORING BUITENLICHTEN .............. 157
-STORING REMLICHTEN ................... 157
-STORING AUTOMATISME
GROOTLICHT KOPLAMPEN .............. 158
-KANS OP GLAD WEGDEK ................ 158
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN .............................. 158
-GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
................................... 158
-BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR IN
WERKING GETREDEN ....................... 159
-STORING PARKEERSENSOR ........... 159
-STORING SYSTEEM DRIVING
ADVISOR ............................................ 159
-STORING TRAFFIC SIGN
RECOGNITION ................................... 159
-BEPERKTE ACTIERADIUS ................ 160
-INSCHAKELING/UITSCHAKELING
START&STOP-SYSTEEM ................... 160
-STORING START&STOP ................... 160
-INDICATIE LAAG NIVEAU ADDITIEF
VOOR DIESELEMISSIES (UREUM) ..... 161
-WATER IN DIESELFILTER
(dieselversies) ..................................... 161
117
STUURBEKRACHTIGING
ONDERHOUD
Page 127 of 379

BEDIENINGSKNOPPEN
Om de schermpagina en de
betreffende opties naar
beneden te doorlopen of om
de weergegeven waarde te
verhogen.
MODUS
Kort indrukken om het menu te openen
en/of naar het volgende scherm te
gaan of de gekozen menuoptie te
bevestigen.
Ingedrukt houden om naar het
standaardscherm terug te keren.
Om de schermpagina en de
betreffende opties naar boven
te doorlopen of om de
weergegeven waarde te
verlagen.OpmerkingMet de knoppen
en
kunnen verschillende functies
geactiveerd worden, afhankelijk van de
volgende situaties:
Regeling lichtsterkte
interieurverlichting
- bij ingeschakeld stadslicht en
standaardscherm, kan de lichtsterkte
van de interieurverlichting worden
ingesteld.
Setup-menu
- hiermee kan binnen het menu naar
beneden en naar boven gebladerd
worden;
- hiermee kunnen tijdens het instellen
de waarden verhoogd of verlaagd
worden.
SETUP-MENU
Setup-menufuncties
Het menu omvat een reeks functies die
cyclisch gekozen kunnen worden met
de knoppen
enwaarna
verschillende keuze- en
instellingsmogelijkheden (Setup)
worden geboden die in de volgende
paragrafen zijn beschreven. Sommige
functies hebben een submenu (Tijd
en Meeteenheid instellen).Het Setup-menu wordt geactiveerd
door de MODE knop kort in te drukken.
Het menu biedt de volgende functies:
❒Menu
❒Verlichting
❒Hoogteregeling koplampen
❒Snelheidswaarschuwing
❒Sensor koplampen
❒Flanklichten
❒Regensensor
❒Inschakeling Trip B
❒Verkeersborden
❒Tijd instellen
❒Datum instellen
❒Autoclose
❒Meeteenheden
❒Taal
❒Volume waarschuwingen
❒Service
❒Passagiersairbag
❒Dagverlichting
❒Automatische inschakeling grootlicht
koplampen
❒Menu afsluiten
MODE
149F1A0304
123
Page 134 of 379

– druk kort op de knop MODE om
terug te keren naar het menuscherm of
druk langdurig op de knop om terug
te keren naar het standaardscherm.
OpmerkingHet “Geprogrammeerd
onderhoudsschema” voorziet elke
48.000 km (of 30.000 mijl) in een
servicebeurt. Deze melding verschijnt
automatisch wanneer de sleutel in
de stand MAR wordt gedraaid, vanaf
2.000 km (of 1.240 mijl) voor de
servicebeurt. Deze melding wordt elke
200 km (of 124 mijl) herhaald.
Meldingen m.b.t. de olieverversing
worden op dezelfde wijze herhaald.
Gebruik de knoppen
en
om afwisselend het
geprogrammeerd onderhoud en het
interval voor de olieverversing weer te
geven. Onder de 200 km wordt deze
melding met kortere intervallen
weergegeven. De melding is afhankelijk
van de meeteenheid die is ingesteld,
d.w.z. in km of mijl. Wanneer het
onderhoudsinterval bijna is vervallen en
de sleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, verschijnt de melding
"Service" op het display, gevolgd door
het aantal resterende kilometers ofmijlen. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om
onderhoudswerkzaamheden volgens
het "Geprogrammeerd
onderhoudsschema" uit te laten voeren
en het display te laten resetten.
OpmerkingWanneer het verversen
van de olie binnenkort moet gebeuren,
wordt op het display het betreffende
bericht weergegeven wanneer de
contactsleutel naar MAR wordt
gedraaid. Als onder deze
omstandigheden verder wordt gereden,
nemen de motorprestaties af. Wanneer
de olie moet worden ververst, wordt
op het display het betreffende bericht
getoond en gaan de lampjesen
branden. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
Frontairbags en
zijairbags ter
bescherming van de
borst aan
passagierszijde in-/
uitschakelen
(Passagiersairbag)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de zijairbag aan
passagierszijde in-/uitgeschakeld
worden.Ga als volgt te werk:
❒druk op de knop MODE en, nadat
het bericht "Bag pass: Off" (om uit
te schakelen) of "Bag pass: On" (voor
het inschakelen) op het display is
verschenen, de knoppen
en
indrukken, en daarna
nogmaals op de knop MODE
drukken;
❒op het display verschijnt een
bevestigingsbericht;
❒druk op de knoppen
of
om "Ja" te selecteren (om het
inschakelen/uitschakelen te
bevestigen) of "Nee" (om te
annuleren);
❒druk kort op de knop MODE: er
verschijnt een bevestigingsbericht
van de gekozen instelling en er wordt
teruggekeerd naar het menuscherm.
Houd de knop ingedrukt om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Dagverlichting (DRL)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de dagverlichting
worden in- en uitgeschakeld.
130
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 140 of 379

rood
geel
geelSTORING EBD
Wanneer bij draaiende motor de lampjes
(rood),(geel) en(geel) tegelijk gaan
branden (voor bepaalde versies/markten), dan is
er een storing in het EBD-systeem of is het
systeem niet beschikbaar. In dit geval kunnen de
achterwielen bij hard remmen plotseling blokkeren
waardoor het voertuig kan gaan slippen.
Op het display verschijnt een speciaal bericht.Rijd zeer voorzichtig naar het dichtstbijzijnde Fiat
Servicepunt om het systeem onmiddellijk te laten
controleren.
roodSTORING AIRBAG
Als de contactsleutel naar de stand MAR wordt
gedraaid, gaat dit lampje branden. Na enkele
seconden moet het doven.
Het lampje blijft continu branden als er een
storing in het airbagsysteem is.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal
bericht op het display.
98) 99)
136
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampjes
op
instrumentenpaneelWat te doen
Wat het betekent
Page 146 of 379

BELANGRIJK
98) Als hetwaarschuwingslampje niet dooft wanneer de sleutel naar MAR wordt gedraaid of als het blijft branden
tijdens het rijden (terwijl er ook een bericht op het display wordt weergegeven), dan kan er iets mis zijn met de
veiligheidssystemen; in dit geval worden de airbags misschien niet opgeblazen of werken de gordelspanners niet
goed indien een ongeval optreedt of, in een zeer beperkt aantal gevallen, werken ze op het verkeerde moment. Laat
het systeem controleren door het Fiat Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
99) De storing van het lampje
wordt aangegeven door het knipperen van het waarschuwingslampjeof, afhankelijk
van de versie, door het permanent verschijnen van het symbool
op het display. In dat geval kan het lampje
mogelijk geen storingen in de veiligheidssystemen aangeven. Neem onmiddellijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk voordat u verder rijdt, om het systeem te laten controleren.
100) Verslechterde motorolie moet zo snel mogelijk ververst worden nadat het lampje
gaat branden, en nooit later
dan 500 km nadat het voor het eerst ging branden. Het niet opvolgen van bovenstaande aanwijzingen kan leiden tot
ernstige schade aan de motor en de garantie doen vervallen. Vergeet niet dat het branden van dit lampje niets te
maken heeft met het oliepeil in de motor; voeg dus absoluut geen motorolie toe als het lampje begint te knipperen.
101) Als het waarschuwingslampje
tijdens het rijden gaat knipperen, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
22) Als het lampjetijdens het rijden gaat branden, zet dan de motor onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
142
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 152 of 379

Wat het betekent Wat te doen
geelINDICATIE AANVULLENDE STORING
(Versies met multifunctioneel display)
Het lampje gaat onder de volgende
omstandigheden branden:
❒Als de brandstofnoodschakelaar in werking
treedt
❒Storing in de verlichting (mistachterlichten,
richtingaanwijzers, remlichten,
kentekenplaatverlichting, stadslichten,
dagverlichting, automatisme grootlicht
koplampen, richtingaanwijzers aanhanger,
stadslichten aanhanger)De storing kan de volgende oorzaken hebben:
een of meer lampen doorgebrand, de betreffende
zekering(en) doorgebrand of elektrische
verbinding onderbroken.
❒Storing waarschuwingslampje airbag (lampje
algemene storing knippert)In dergelijke gevallen kan het lampje mogelijk
geen storingen in de veiligheidssystemen
aangeven. Laat het systeem controleren door het
Fiat Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
❒Storing regensensor
❒Storing sensor dieselfilter
❒Storing aankoppeling aanhanger
❒Storing audiosysteem
❒Storing motoroliedruksensor
❒Storing parkeersensor
❒Water in dieselfilterNeem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.
148
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampjesopinstrumentenpaneel
Page 167 of 379

VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is erg belangrijk. Hierin
worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee de auto is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.VEILIGHEIDSGORDELS ..................164
SBR-SYSTEEM ...............................165
GORDELSPANNERS.......................166
KINDEREN VEILIG VERVOEREN .....168
INBOUWVOORBEREIDING VOOR
“UNIVERSEEL ISOFIX”
KINDERZITJE ..................................173
FRONTAIRBAGS .............................179
ZIJAIRBAGS ...................................184
163
Page 176 of 379

Belangrijkste
veiligheidsvoorschriften
voor het vervoeren van
kinderen
❒Het wordt aanbevolen kinderen altijd
op de achterbank te vervoeren, bij
een ongeval biedt de achterbank de
meeste bescherming.
❒Als de passagiersairbag buiten
werking is gesteld, controleer dan of
de led op de knop
op het
instrumentenpaneel brandt om er
zeker van te zijn dat deze airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
❒Volg de aanwijzingen, die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren, zorgvuldig op. Bewaar
deze aanwijzingen samen met de
overige documenten en dit
instructieboekje in het voertuig.
Gebruik geen gebruikte kinderzitjes
waarvan de gebruiksaanwijzingen
ontbreken.
❒Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
❒Elk kinderzitje is bedoeld voor slechts
één kind: vervoer nooit twee kinderen
in één zitje.
❒Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.❒Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding
aanneemt of de gordels losmaakt.
❒Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand
is in staat om een kind vast te
houden bij een ongeval.
❒Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
BELANGRIJK
113)
Plaats een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje nooit
op de passagiersstoel als de
zijairbag aan passagierszijde is
ingeschakeld. Bij een ongeval, hoe
klein ook, kan de airbag ernstig
letsel en zelfs de dood van het
kind tot gevolg hebben. Het is
raadzaam kinderen altijd in
kinderzitjes op de achterbank te
vervoeren: bij een ongeval biedt
de achterbank de meeste
bescherming. Als een kind op devoorstoel in een tegen de
rijrichting in gemonteerd
kinderzitje vervoerd moet worden,
schakel dan de
passagierszijairbags (front- en
zijairbags ter bescherming van
borst/bekken, bij bepaalde
versies/markten) uit met behulp
van het setup-menu. Het is
belangrijk om te controleren of de
speciale led op de knop
op
het instrumentenpaneel brandt
om er zeker van te zijn dat deze
airbags daadwerkelijk zijn
uitgeschakeld. De passagiersstoel
moet tevens zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje
eventueel in aanraking komt met
het dashboard.
114) De afbeeldingen dienen slechts
ter illustratie van de montage.
Monteer het kinderzitje
overeenkomstig de aanwijzingen,
die bijgesloten moeten zijn.
172
VEILIGHEID