display FIAT FIORINO 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: FIORINO, Model: FIAT FIORINO 2018Pages: 220, PDF Size: 5.18 MB
Page 111 of 220

BELANGRIJK
96)Trap het koppelingspedaal helemaal in
om op juiste wijze te schakelen. Daarom
is het van fundamenteel belang dat er niets
onder het pedaal ligt: let erop dat de
matten vlak liggen en dat ze de slag van de
pedalen niet hinderen.
BELANGRIJK
29)Rijd niet met de hand op de
versnellingspook aangezien de
uitgeoefende druk, hoe licht ook, na
verloop van tijd kan leiden tot slijtage van
de interne onderdelen van de
versnellingsbak. Het koppelingspedaal
mag uitsluitend voor het schakelen
gebruikt worden. Laat tijdens het rijden de
voet nooit, zelfs niet licht, op het
koppelingspedaal rusten. Bij bepaalde
versies/markten kan de regelelektronica
van het koppelingspedaal een foutieve
rijstijl als een defect interpreteren.
“COMFORT-MATIC”-
VERSNELLINGSBAK
Het voertuig is voorzien van een
elektronisch geregelde handmatige
versnellingsbak, bekend als
COMFORT-MATIC, die op twee
manieren bediend kan worden:
MANUALenAUTO.
Het is mogelijk om de functieECO
(Economy) te gebruiken met de logica
AUTOdie het verbruik beperkt. Druk
op de knop Efig. 104 om deze functie
in te schakelen.
Als deECO-functie wordt gebruikt,
wordt op het display de letter E
(Economy) weergegeven, naast de
ingeschakelde versnellingfig. 105.
30)
AUTOMATISCHE MODUS
BELANGRIJK Voor een correct gebruik
van het systeem dient uitsluitend de
rechtervoet te worden gebruikt om de
pedalen te bedienen.
Trap het rempedaal in.
Start de motor.
Duw de versnellingspook naarA/M
fig. 106-om de automatische modus
in te schakelen of naarRfig. 107-om de
achteruitversnelling te kiezen.
Laat het rempedaal los en druk het
gaspedaal in.
HANDMATIGE BEDIENING
BELANGRIJK Bedien, voor een juist
gebruik van het systeem, het pedaal
uitsluitend met de rechtervoet.
Trap het rempedaal in.
Start de motor.
104F0T0223
105F0T0961
109
Page 116 of 220

BELANGRIJK
31)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.
START&STOP-
SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
101) 102) 103) 104)
IN HET KORT
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en aan de voorwaarden
hiervoor is voldaan en start de motor
zodra de bestuurder wil wegrijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van de
auto dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Versies met handmatige
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.Versies met Comfort-matic
versnellingsbak
Met het stilstaande voertuig en het
ingetrapte gaspedaal, zal de motor
stoppen wanneer de versnellingspook
zich in standen anders danRbevindt.
In geval van stoppen op een opwaartse
helling wordt de uitschakeling van de
motor gedeactiveerd om de functie “Hill
Holder” beschikbaar te maken
(functioneert alleen met de draaiende
motor). Het lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden om
aan te geven dat de motor is
uitgeschakeld.
De motor opnieuw starten
Versies met handmatige
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
Versies met Comfort-matic
versnellingsbak
De motor start automatisch zodra het
rempedaal losgelaten wordt. Het
pictogram op het display schakelt uit.
Duw de pook naar (+), (-)ofRals
de motor met uitgeschakelde
“Hill Holder”-functie gestart is. De motor
zal weer worden gestart.
114
STARTEN EN RIJDEN
Page 117 of 220

HANDMATIG IN- EN
UITSCHAKELEN
De voorziening kan in-/uitgeschakeld
worden door de knop weergegeven in
fig. 112 op het dashboard in te
drukken. Als deze functie inactief is,
brandt de led op de knop. Bovendien
wordt bij sommige versies extra
informatie over de deactivering of
activering van het Start&Stop-systeem
gegeven via een bericht op het display.VEILIGHEIDS-
INSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of het
passagiersportier, dan kan de motor
alleen weer gestart worden met de
contactsleutel. De bestuurder wordt
van deze toestand op de hoogte
gesteld door een zoemer, het
knipperende waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel fig. 113 en,
indien aanwezig, een displaybericht.LANGDURIGE STILSTAND
VAN DE AUTO
Bij langdurige stilstand van het voertuig,
moet bijzondere aandacht worden
besteed aan het loskoppelen van de
accu. Ga als volgt te werk: koppel
de stekker A fig. 114 (druk op knop B)
van de accutatus die sensor C
controleert, geinstalleerd op de
negatieve batterijpool D van de accu
los. Koppel deze sensor nooit van
de accu los, behalve bij vervanging van
de accu.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen.
100)
112F0T0426
113F0T0425
114F0T0428
115
Page 148 of 220

AFSLUITSYSTEEM
BRANDS-
TOFTOEVOER
128)
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
onderbreking van de
brandstoftoevoer met afzetten van de
motor als gevolg;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
inschakeling van de
binnenverlichting.
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt bij sommige
versies op het display het bericht
“Afsluiter van de brandstoftoevoer, zie
instructieboek".
BELANGRIJK Controleer zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder het voertuig of in de
buurt van de tank.
Draai na een botsing de contactsleutel
op STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.
De volgende procedure moet
uitgevoerd worden om de correcte
werking van het voertuig te herstellen:
daai de contactsleutel naar de stand
MAR.
schakel de richtingaanwijzer rechts
in;
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links
uit;
schakel de richtingaanwijzer rechts
in;
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links
uit;
draai de contactsleutel op STOP.
Natural Power versies
In het geval de auto betrokken raakt bij
een botsing, wordt de benzine- en
injectortoevoer onmiddellijk afgesloten,
waardoor de motor afslaat en,
dientengevolge, de
veiligheidmagneetklep dichtgaat.
BELANGRIJK
128)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem
niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
SLEPEN VAN HET
VOERTUIG
Het bij het voertuig geleverd sleepoog
bevindt zich in de gereedschapstas
achter de rugleuning van de linkerstoel
(Cargo-versies) of in de bagageruimte
(Combi-versies).
BEVESTIGING VAN HET
SLEEPOOG
Ga als volgt te werk:
maak de dop A los fig. 167 fig. 168;
neem het sleepoog Bfig. 167 fig.
168 uit de gereedschapstas;
draai het sleepoog stevig op de
achterste of voorste schroefdraadpen
vast.
129) 130) 131) 132)
41)
167F0T0085
146
NOODGEVALLEN
Page 194 of 220

RADIO
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
De radio is ontworpen volgens de
specificaties van de passagiersruimte,
met een gepersonaliseerd design
dat perfect past bij de stijl van het
dashboard.
TIPS
Verkeersveiligheid
Maak uzelf vertrouwd met de
verschillende functies van de radio (bijv.
het opslaan van stations) voordat u
gaat rijden.
Ontvangstomstandigheden
Tijdens het rijden veranderen de
ontvangstomstandigheden
voortdurend. De ontvangst kan
gestoord worden door de aanwezigheid
van bergen, gebouwen of bruggen,
vooral wanneer u ver verwijderd bent
van de zender.
BELANGRIJK Het volume kan
toenemen wanneer verkeersinformatie
of nieuws wordt ontvangen.
153)
Zorg en onderhoud
Maak het frontpaneel uitsluitend met
een zachte, antistatische doek schoon.
Reinigings- en polijstmiddelen kunnen
het oppervlak beschadigen.
DIEFSTALBEVEILIGING
De autoradio is uitgerust met een
diefstalbeveiliging die gebaseerd is op
de informatie-uitwisseling tussen de
autoradio en de elektronische
regeleenheid (Body Computer) in het
voertuig.
Dit systeem garandeert maximale
veiligheid en voorkomt dat elke keer dat
de stroomvoorziening van de autoradio
uitvalt, de geheime code opnieuw
ingevoerd moet worden.
Als de controle een positief resultaat
oplevert, dan begint de radio te werken.
Als de codes bij de vergelijking echter
niet overeenkomen of als de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) wordt vervangen, dan zal
het toestel de gebruiker vragen om de
geheime code in te voeren op de
manier die in de volgende paragraaf is
beschreven.
De geheime code invoeren
Wanneer de radio wordt ingeschakeld,
toont de display, indien de geheime
code wordt gevraagd, ongeveer 2
seconden het woord "Code", gevolgd
door vier streepjes "- - -".De code bestaat uit vier cijfers van 1
t/m 6, waarbij elk streepje met een cijfer
overeenkomt.
Druk voor het invoeren van het eerste
cijfer op de betreffende knop van de
voorkeuzestations (1 t/m 6). Voer de
overige cijfers van de code op dezelfde
manier in.
Als de vier cijfers niet binnen 20
seconden worden ingevoerd, dan
verschijnt op het display "Enter code - -
- -". Als dit gebeurt, wordt dit niet als
het invoeren van een verkeerde code
beschouwd.
Na invoer van het vierde cijfer (binnen
20 seconden), begint de radio te
werken.
Als een verkeerde code wordt
ingevoerd, geeft de radio een geluid af
en toont het display het opschrift
"Radio blocked/ wait" om aan te geven
dat de juiste code moet worden
ingevoerd.
Elke keer dat de gebruiker een
verkeerde code invoert, neemt de
wachttijd geleidelijk aan toe (1 min, 2
min, 4 min, 8 min, 16 min, 30 min,
1 uur, 2 uur, 4 uur, 8 uur, 16 uur en 24
uur), tot een maximum van 24 uur.
De wachttijd wordt op het display
getoond met het opschrift "Radio
blocked/wait". Als dit opschrift is
verdwenen, kan de code opnieuw
worden ingevoerd.
192
MULTIMEDIA
Page 201 of 220

ALGEMENE INFORMATIE
De autoradio biedt de volgende
functies:
Radiosectie
PLL-tuner met FM/AM/MW
golfbanden;
RDS (Radio Data System) met
TA-functie (verkeersinformatie) - TP
(verkeersprogramma's) - EON
(Enhanced Other Network) - REG
(regionale programma's);
AF: zoeken naar alternatieve
frequenties in RDS;
automatisch/handmatig afstellen op
stations;
FM Multipath detector;
handmatige opslag van 30 stations:
18 op FM-band (6 op FM1, 6 op FM2,
6 op FMT), 12 op MW-band;
automatische opslag (AUTOSTORE-
functie) van 6 stations op betreffende
FM-golfband;
SPEED VOLUME functie:
automatische volumeregeling op basis
van de voertuigsnelheid;
automatische Stereo/Mono selectie.
CD-gedeelte
Directe keuze van de CD;
Keuze van nummer (vooruit/
achteruit);
Nummers snel vooruit-/
terugspoelen;
CD Weergavefunctie: weergave van
CD-naam en verstreken tijd vanaf
begin van het nummer
Afspelen van audio CD, CD-R en
CD-RW.
51)
MP3 CD-gedeelte
Functie MP3-Info (ID3-TAG);
Keuze van map (vorige/volgende);
Keuze van nummer (vooruit/
achteruit);
Nummers snel vooruit-/
terugspoelen;
Functie MP3-Display: weergave van
mapnaam, ID3-TAG informatie,
verstreken tijd vanaf het begin van het
nummer, bestandsnaam;
Lezen van audio- of gegevens-CD,
CD-R en CD-RW.
Audiogedeelte
Mute/Pauze functie;
Soft-Mute functie;
Loudness functie
grafische 7-bands equalizer
Gescheiden regeling hoge/lage
tonen
Balansregeling linker/rechter
kanalen.FUNCTIES EN
INSTELLINGEN
INSCHAKELING AUTORADIO
De autoradio wordt ingeschakeld als er
kort op de toets/knop ON/OFF wordt
gedrukt.
Wanneer de radio wordt ingeschakeld
terwijl de sleutel uit het contactslot is
verwijderd, dan schakelt hij na
ongeveer 20 minuten automatisch uit.
UITSCHAKELING AUTORADIO
Houd de toets/knoip ON/OFF
ingedrukt.
RADIOFUNCTIES KIEZEN
Door kortstondig en herhaaldelijk op de
FM AS toets te drukken, kunnen achter
elkaar de volgende audiobronnen
geselecteerd worden:
TUNER (“FM1”, “FM2”, “FMA”).
Door kortstondig en herhaaldelijk op de
AM toets te drukken, kunnen achter
elkaar de volgende audiobronnen
geselecteerd worden:
TUNER (“MW1”, “MW2”).
FUNCTIES CD/CD-WISSELAAR
SELECTEREN
Door kort op de CD-toets te drukken,
kan de audiobron CD/CD-WISSELAAR
geselecteerd worden (alleen met een
geladen CD).
199
Page 202 of 220

MUTE/PAUSE FUNCTIE (volume op
nul stellen)
Druk kortstondig op de MUTE-toets om
de Mute-functie te activeren.
Druk kortstondig op de Mute-toets om
de MUTE-functie te deactiveren.
De Mute-functie wordt genegeerd
wanneer verkeersinformatie binnenkomt
(als de TA-functie is geactiveerd) of als
een alarmbericht wordt ontvangen.
De functie wordt weer ingeschakeld
wanneer het bericht beëindigd is.
AUDIO-INSTELLINGEN
De functies die kunnen worden
geselecteerd in het audio-menu
wijzigen afhankelijk van de context:
AM/FM/CD/CD-WISSELAAR.
Druk kortstondig op de AUDIO-toets
om de audiofuncties te veranderen. Na
de eerste druk op de AUDIO-toets,
toont het display de waarde van het
bass-niveau voor de op dat moment
ingeschakelde bron (bijv. bij gebruik van
FM, toont het display het opschrift
"FM Bass +2").
Gebruik de
oftoets om door de
menufuncties te lopen. Gebruik voor
het wijzigen van de instelling van de
gekozen functie de
oftoetsen.
De huidige status van de gekozen
functie verschijnt op de display.
De functies waarin het menu voorziet
zijn:
BASS (regeling van lage tonen);
TREBLE (regeling hoge tonen);
BALANCE (balansregeling
rechts/links);
FADER (balansregeling voor/achter);
LOUDNESS (LOUDNESS functie
aan/uit);
EQUALISER (activering en selectie
van in de fabriek ingestelde
equalizerniveaus);
USER EQUALISER (persoonlijke
equalizerinstelling).
MENU
Functies MENU-toetsen
Druk kortstondig op de MENU toets om
de Menu-functie te activeren. De
display toont het eerste instelbare
menu-item (AF) ("AF Switching On" op
de display).
Gebruik de
oftoets om door de
menufuncties te lopen. Gebruik voor
het wijzigen van de instelling van de
gekozen functie de
oftoetsen.
De huidige status van de gekozen
functie verschijnt op de display.
De functies waarin het menu voorziet
zijn:
AF SWITCHING (afwisselend zoeken
frequentie) (ON/OFF);
TRAFFIC INFORMATION (ON/OFF);
REGIONAL MODE (ON/OFF);
MP3 DISPLAY (CD MP3 /
CD-WISSELAAR gegevens);
SPEED VOLUME
(snelheidsafhankelijke wijziging volume);
RADIO ON VOLUME (maximale
grens radiovolume on/off);
AUX OFFSET (aanpassing volume
van draagbaar apparaat aan dat van
een van de andere bronnen)(voor
bepaalde versies/markten, waar
voorzien);
RADIO OFF (uitschakelmethode);
SYSTEM RESET resetten van
fabrieksinstellingen.
Druk opnieuw op de MENU-toets om
de Menu-functie te verlaten.
BELANGRIJK De instellingen AF
SWITCHING, TRAFFIC INFORMATION
en REGIONAL MODE zijn alleen bij
FM mogelijk.
RADIO (Tuner)
Wanneer de radio wordt aangezet, zal
deze de laatste bron waarnaar werd
geluisterd toen deze werd
uitgeschakeld afspelen: Radio, CD, CD
MP3.
Druk, om de radio te kiezen wanneer
naar een andere audiobron wordt
geluisterd, kortstondig op de toets FM
AS of AM, afhankelijk van de gewenste
golfband.
200
MULTIMEDIA
Page 203 of 220

KEUZE GOLFBAND
Druk bij ingeschakelde radio meerdere
malen kort op de toets FM AS of AM
om de gewenste golfband te kiezen.
Elke keer dat op de toets wordt
gedrukt, worden de volgende
golfbanden na elkaar gekozen:
Drukken op de toets FM AS: “FM1”,
“FM2” of “FMA”;
Drukken op de toets AM: “MW1”,
“MW2”.
Elke band wordt met zijn naam op de
display aangegeven. Er zal afgestemd
worden op het laatst gekozen station
op de betreffende golfband.
VOORKEUZETOETSEN
De toetsen met de nummer 1 t/m 6
worden voor het instellen van de
volgende voorkeuzestations gebruikt:
18 op de AM-band;6 op FM1, 6 op
FM2, 6 op FMT of "FMA" (bij sommige
uitvoeringen);
12 op de MW-band
Kies voor het luisteren naar een
voorkeuzestation, de gewenste
golfband en druk vervolgens kort op de
betreffende voorkeuzetoets (1 t/m 6).
Door langer dan 2 seconden op de
voorkeuzetoets te drukken, wordt het
station waarop is afgestemd
opgeslagen. De opslagfase wordt
bevestigd door een geluidssignaal.AUTOMATISCHE AFSTEMMING
Druk kortstondig op de
oftoets
om automatisch te zoeken naar het
volgende station dat in de gekozen
richting ontvangen kan worden.
Wanneer de toetsen
oflanger
worden ingedrukt, start de snelle
zoekmodus. Wanneer de toets wordt
losgelaten, zal de tuner stoppen bij het
eerstvolgende station dat ontvangen
kan worden.
Als de TA-functie (verkeersinformatie) is
ingeschakeld, zal de tuner alleen naar
stations zoeken die verkeersinformatie
en -berichten uitzenden.
HANDMATIGE AFSTEMMING
Op deze manier kunnen de stations
handmatig op de geselecteerde
golfband gezocht worden. Kies de
gewenste golfband en druk vervolgens
herhaaldelijk kort op de
oftoets
om het zoeken in de gekozen richting
te starten. Als de
oftoets langer
ingedrukt wordt gehouden, dan start
het snel zoeken. Dit stopt wanneer de
toets wordt losgelaten.AUTOSTORE FUNCTION
(automatische opslag stations)
Houd, voor het inschakelen van de
Autostore-functie, de FM AS-toets
ingedrukt totdat een geluidssignaal
wordt gehoord. Met deze functie slaat
de radio automatisch de 6 stations met
het in afnemende volgorde sterkste
signaal op de FMA-golfband op.
Tijdens het automatische opslagproces,
knippert het opschrift "Autostore" op
de display.
Druk nogmaals op de FM AS-toets om
de Autostore-functie te onderbreken:
de radio zal opnieuw op het station
afstemmen dat vóór inschakeling van
de functie beluisterd werd.
Wanneer de scan Autostore is voltooid,
zal de radio automatisch afstemmen
op het eerste voorkeuzestation op
de FMA-band (geheugenpositie 1).
De stations die op dat moment een
sterk signaal hebben, worden
vervolgens automatisch opgeslagen in
de voorkeuzebanden van de toetsen
1 t/m 6.
Wanneer de functie Autostore op de
MW-band geactiveerd is, wordt
automatisch de FMA-band
geselecteerd en wordt de functie
uitgevoerd.
201
Page 204 of 220

BELANGRIJK Soms slaagt de
Autostore-functie er niet in 6 stations
met een voldoende sterk signaal te
vinden. In dat geval worden de sterkste
stations onder de vrije
voorkeuzetoetsen opgeslagen.
BELANGRIJK Wanneer de Autostore-
functie wordt ingeschakeld, worden
de eerder opgeslagen stations op de
FMA-golfband gewist.
ONTVANGST VAN
NOODBERICHTEN
De autoradio kan in de RDS-modus
noodberichten ontvangen in geval van
uitzonderlijke omstandigheden of
gevaarlijke situaties (aardbevingen,
overstromingen enz.), indien deze
worden uitgezonden door het station
waarop is afgestemd.
Deze functie wordt automatisch
ingeschakeld en kan niet worden
uitgeschakeld.
Tijdens het uitzenden van een
alarmbericht verschijnt op de display
het opschrift "ALARM". Het volume van
de radio verandert tijdens dit bericht
op dezelfde wijze als bij
verkeersinformatie.CD-SPELER
Dit hoofdstuk beschrijft uitsluitend de
varianten voor wat betreft de werking
van de CD-speler: zie voor een
beschrijving van de werking van de
autoradio het hoofdstuk “Functies en
Instellingen”.
KEUZE VAN DE CD-SPELER
Ga voor het inschakelen van de
ingebouwde CD-speler als volgt te
werk:
breng een CD bij reeds ingeschakeld
apparaat in: het eerste nummer wordt
afgespeeld;
of
als er reeds een CD is ingebracht,
schakel dan de autoradio in en druk
vervolgens kort op de CD-toets om de
“CD” werking te kiezen: het laatst
beluisterde nummer zal afgespeeld
worden.
EEN CD LADEN/UITWERPEN
Steek de CD voorzichtig in de sleuf,
zodat het automatische laadsysteem
ingeschakeld wordt dat de CD correct
zal plaatsen.Druk bij ingeschakeld apparaat op de
toets
om het aangedreven
uitwerpsysteem te activeren. Na het
uitwerpen wordt de audiobron
ingeschakeld die beluisterd werd
voordat de CD werd afgespeeld.
Als de CD niet uit de autoradio wordt
verwijderd, dan wordt de CD na circa
20 seconden automatisch opnieuw
geladen en schakelt deze over op de
Tuner (Radio).
De CD kan niet worden uitgeworpen als
de autoradio uitgeschakeld is.
Als de uitgeworpen CD weer in de
speler wordt geladen zonder dat hij
volledig uit de sleuf is verwijderd, dan
schakelt de radio niet over op de
Cd-speler.
Mogelijke foutmeldingen
Als de geladen CD niet kan worden
afgespeeld (bijv. als een CD-ROM
is ingebracht, een CD verkeerd is
ingebracht of als er een leesfout is),
verschijnt op de display het opschrift
"CD Disc error".
202
MULTIMEDIA
Page 205 of 220

CD MP3-SPELER
KEUZE VAN MP3-SESSIES OP
HYBRIDE DISKS
Als een hybride disk (Mixed Mode,
Enhanced, CD-Extra) wordt ingebracht
die ook MP3-bestanden bevat, dan
begint de autoradio automatisch met
het afspelen van de audiosessie.
Tijdens het afspelen kan worden
overgeschakeld naar de MP3-sessie
door de CD-toets langer dan 2
seconden ingedrukt te houden.
BELANGRIJK Wanneer de functie
geactiveerd wordt, kan de autoradio
enkele seconden nodig hebben voordat
het afspelen start. Tijdens de controle
van de disk, toont de display het
opschrift “CD Reading”. Als er geen
MP3-bestanden worden gedetecteerd,
hervat de autoradio het afspelen van
de audiosessie vanaf het punt, waarop
deze onderbroken werd.
KEUZE VAN VOLGENDE/VORIGE
MAP
Druk op de
toets om een van de
volgende mappen te kiezen of druk op
de
toets om een vorige map te
kiezen. Het display toont het nummer
en de naam van de map (bijv. "DIR
2 XXXXXX").
XXXXXX: naam van de map (de display
toont alleen de eerste 8 tekens).De mappen worden achter elkaar
geselecteerd: de eerste map wordt na
de laatste map geselecteerd en
andersom.
CD-WISSELAAR (CDC)
52)
Dit hoofdstuk beschrijft uitsluitend de
varianten voor wat betreft de werking
van de CD-wisselaar (voor bepaalde
versies/markten): zie voor een
beschrijving van de werking van de
autoradio het hoofdstuk “FUNCTIES EN
INSTELLINGEN”.
CD-WISSELAAR SELECTEREN
Schakel de autoradio in en druk kort en
herhaaldelijk op de toets CD tot de
functie “CD-WISSELAAR” geselecteerd
wordt.
CD SELECTEREN
Druk op de toets
voor de selectie
van de volgende CD of op de toets
voor de selectie van de vorige CD.
Wanneer de CD-wisselaar in de
geselecteerde positie geen CD bevat,
worden op het display kort de woorden
“NO CD” weergegeven. Vervolgens
wordt automatisch de volgende CD
afgespeeld.
BELANGRIJK
153)Een te hoog volume tijdens het rijden
kan zowel voor de bestuurder als de
passagiers gevaarlijk zijn. Regel het volume
altijd zodanig dat achtergrondgeluiden
blijven.
BELANGRIJK
51)Multimedia Cd's bevatten naast
audiotracks ook tracks met gegevens. Het
afspelen van dit type CD kan ruis met
een zodanig volume veroorzaken, dat niet
alleen de verkeersveiligheid in gevaar komt,
maar ook de eindversterker en de
luidspreker beschadigd kunnen raken.
52)Raadpleeg voor de installatie en de
verbinding met Lineaccessori CD Changer
uitsluitend het Fiat Servicenetwerk.
203