display FIAT FREEMONT 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2013, Model line: FREEMONT, Model: FIAT FREEMONT 2013Pages: 384, PDF Size: 5.28 MB
Page 37 of 384

Olietemperatuur
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de olie.
Oliedruk
Toont de huidige oliedruk.
Versnellingsbaktemperatuur
Toont de huidige temperatuur van de versnellingsbak.
Bedrijfsuren motor
Geeft het aantal uren weer dat de motor in bedrijf is
geweest.
BERICHTEN
Druk in het hoofdmenu op de OMHOOG- of
OMLAAG-knop en houd deze ingedrukt totdat het
bericht "Messages: XX" (Berichten: XX) gemarkeerd
verschijnt in het EVIC. Als er meer dan één bericht is,
kunt u door op de selectieknop te drukken een opge-
slagen waarschuwingsbericht weergeven. Druk op de
OMHOOG- en OMLAAG-knop als er meer dan één
bericht is om de overige opgeslagen berichten weer te
geven. Als er geen berichten zijn, gebeurt er niets als u
op de selectieknop drukt.
TURN MENU OFF (MENU UITSCHAKELEN)
Selecteer deze optie in het hoofdmenu met de
OMLAAG-knop. Door op de selectieknop te drukken
verdwijnt het menuscherm uit het beeld. Als u op een
van de vier stuurwielknoppen drukt, verschijnt het
menu weer in beeld.Uconnect Touch™ INSTELLINGEN
TOETSEN
De toetsen bevinden zich aan de linker- en rechterzijde
van het Uconnect Touch™ 4.3 scherm. Bovendien
bevindt zich in het midden van het instrumentenpaneel,
rechts van de toetsen van de klimaatregeling, een
Scroll/Enter-draaiknop. Draai aan de knop om door de
menu's te bladeren of instellingen te selecteren (bijv.
30, 60, 90). Druk een of meerdere keren op het midden
van de draaiknop om een instelling te wijzigen (bijv.
ON/OFF (aan/uit)).
SCHERMTOETSEN
Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect
Touch™ scherm.
PERSOONLIJK TE PROGRAMMEREN
FUNCTIES — INSTELLINGEN Uconnect
Touch™ 4.3
In deze modus kunt u de toetsen en schermtoetsen
gebruiken om via het Uconnect Touch™ systeem toe-
gang te krijgen tot de programmeerbare functies waar-
mee de auto mogelijk os uitgerust, zoals Display
(Scherm), Clock (Klok), Safety/Assistance (Veiligheid/
hulp), Lights (Verlichting), Doors & Locks (Portieren en
sloten), Heated Seats (Stoelverwarming) (voor be-
paalde uitvoeringen/landen), Engine Off Operation
(Stroom bij uitgeschakelde motor), Compass Settings
31
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 38 of 384

(Kompasinstellingen), Audio and Phone/Bluetooth set-
tings (Audio- en telefoon-/Bluetooth-instellingen).
OPMERKING:Er kan telkens slechts één onderdeel
van het aanraakscherm tegelijk worden weergegeven.
Druk op de toets "Settings" om toegang te krijgen tot
het Settings scherm, gebruik de schermtoetsen Page
Up / Down om door de volgende instellingen te scrol-
len. Kies de gewenste insteltoets om aan de hand van
de beschrijving op de volgende pagina's de instelling te
wijzigen. (afb. 11) (afb. 12) Display (scherm)
Helderheid
Druk op de schermtoets Brightness (Helderheid) om
dit scherm te veranderen. Wanneer u toegang tot dit
scherm hebt kunt u de helderheid ervan bij in- of
uitgeschakelde koplampen regelen. Stel de helderheid
in met de schermtoetsen + en - of door een punt op de
schaal tussen de schermtoetsen + en - te selecteren en
op de schermtoets met de pijl naar links te drukken.(afb. 11)
1 — Uconnect Touch™ 4.3 instellingentoets
(afb. 12) Uconnect Touch™ 4.3 schermtoetsen
32
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 40 of 384

Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets Set
Time (Tijd instellen), stel de uren en minuten met de
schermtoetsen 'omhoog' en 'omlaag', selecteer AM ('s
ochtends) of PM ('s middags), selecteer 12 hr of 24 hr
en druk tot slot op de schermtoets met de pijl naar
links wanneer alle keuzes zijn gemaakt.
Show Time Status (Tijdstatus tonen)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Show Time Status (Tijdstatus
tonen) om dit scherm te veranderen. Wanneer u toe-
gang tot dit scherm hebt kunt u de digitale klok in de
statusbalk in- of uitschakelen. Als u de instelling Show
Time Status (Tijdstatus tonen) wilt wijzigen, drukt u
kort op de schermtoets On (Aan) of Off (Uit) en
daarna op de schermtoets met de pijl naar links.
Sync Time (Tijd synchroniseren)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Sync Time (Tijd synchronise-
ren) om dit scherm te veranderen. Wanneer u toegang
tot dit scherm hebt, kunt u de tijd automatisch door de
radio laten instellen. Druk, om de instelling Sync Time
(Tijd synchroniseren) te veranderen, op de scherm-
toets On (Aan) of Off (Uit). Druk daarna op de
schermtoets met de pijl naar links.Safety / Assistance (veiligheid/hulp)
Park Assist (parkeerhulp)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Park Assist om dit scherm te
veranderen. De parkeersensoren achter tasten het
gebied achter de auto af op obstakels indien de versnel-
lingspook in de achteruitversnelling staat en de snel-
heid lager is dan 18 km/u. Het systeem kan worden
ingesteld met Sound Only (alleen geluid), Sound and
Display (beeld en geluid) of worden uitgeschakeld. Als
u de Park Assist-status wilt wijzigen, drukt u kort op de
knop Off, Sound Only of Sounds and Display en daarna
op de schermtoets met de pijl naar links.
Hill Start Assist
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Hill Start Assist om dit
scherm te veranderen. Wanneer deze functie is gese-
lecteerd, is het Hill Start Assist (HSA) systeem actief.
Raadpleeg "Elektronisch remsysteem" in "Starten en
rijden" voor informatie over de werking en de bedie-
ning van het systeem. Druk, om uw keuze te maken, op
de schermtoets Hill Start Assist. Druk vervolgens op
de schermtoets met de pijl naar links.
34
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 47 of 384

Telefoon / Bluetooth
Gekoppelde apparaten
Deze functie toont welke telefoons zijn gekoppeld aan
het telefoon/Bluetooth-systeem. Raadpleeg de aanvul-
lende handleiding van Uconnect Touch™ voor meer
informatie hierover.
DOOR DE KLANT TE PROGRAMMEREN
FUNCTIES — INSTELLINGEN UCONNECT
TOUCH™ SYSTEEM 8.4
In deze modus geeft het Uconnect Touch™ systeem u
toegang tot de programmeerbare functies waarmee
het voertuig kan zijn uitgerust, zoals Display (Scherm),
Clock (Klok), Safety/Assistance (Veiligheid/hulp),
Lights (Verlichting), Doors & Locks (Portieren en slo-
ten), Auto-On Comfort (Comfort automatisch aan),
Engine Off Operation (Stroom bij uitgeschakelde mo-
tor), Compass Settings (Kompasinstellingen), Audio
and Phone Bluetooth settings (Audio- en telefoon-/
Bluetooth-instellingen).
OPMERKING:Er kan telkens slechts één onderdeel
van het aanraakscherm tegelijk worden weergegeven.
Als u een selectie wilt aanbrengen, bladert u omhoog
en omlaag tot de gewenste instelling wordt gemarkeerd
en drukt u daarna kort op deze instelling totdat naast
de instelling een vinkje verschijnt, dat aanduidt dat de
instelling is geselecteerd. Display (scherm)
Display Mode (schermmodus)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
In dit scherm kunt u een van de automatische scherm-
instellingen selecteren. Om de status van de modus te
veranderen drukt u op de schermtoets Day (Dag),
Night (Nacht) of Auto en laat deze weer los. Druk
vervolgens op de schermtoets met de pijl naar links.
Display Brightness with Headlights ON (Helder-
heid van de weergave bij ingeschakelde koplam-
pen) (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u de
helderheid ervan bij in- of uitgeschakelde koplampen
regelen. Stel de helderheid in met de schermtoetsen +
en - of door een punt op de schaal tussen de scherm-
toetsen + en - te selecteren en op de schermtoets met
de pijl naar links te drukken.
Display Brightness with Headlights OFF (Hel-
derheid van de weergave bij uitgeschakelde kop-
lampen) (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u de
helderheid ervan bij in- of uitgeschakelde koplampen
regelen. Stel de helderheid in met de schermtoetsen +
en - of door een punt op de schaal tussen de scherm-
toetsen + en - te selecteren en op de schermtoets met
de pijl naar links te drukken.
41
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 49 of 384

instelling Sync Time (Tijd synchroniseren) te verande-
ren, op de schermtoets On (Aan) of Off (Uit). Druk
daarna op de schermtoets met de pijl naar links.
Uren instellen
Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u de
weergegeven tijd veranderen. Druk, om uw keuze te
maken, op de schermtoets Set Time (Tijd instellen),
stel de uren in met de schermtoetsen up (omhoog) en
down (omlaag) en druk vervolgens op de schermtoets
met de pijl naar links wanneer alle keuzes zijn gemaakt.
Minuten instellen
Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u de
weergegeven tijd veranderen. Druk, om uw keuze te
maken, op de schermtoets Set Time (Tijd instellen),
stel de minuten in met de schermtoetsen up (omhoog)
en down (omlaag) en druk vervolgens op de scherm-
toets met de pijl naar links wanneer alle keuzes zijn
gemaakt.
Time Format (Tijdnotatie)
Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u de
weergegeven tijd veranderen. Druk, om uw keuze te
maken, op de schermtoets Set Time (Tijd instellen),
kies 12 hr of 24 hr en druk vervolgens op de scherm-
toets met de pijl naar links wanneer alle keuzes zijn
gemaakt. Show Time in Status Bar (Tijd in statusbalk
weergeven) (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u de
digitale klok in de statusbalk in- of uitschakelen. Als u
de instelling Show Time Status (Tijdstatus tonen) wilt
wijzigen, drukt u kort op de schermtoets On (Aan) of
Off (Uit) en daarna op de schermtoets met de pijl naar
links.
Safety / Assistance (veiligheid/hulp)
Park Assist (parkeerhulp)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
De parkeersensoren achter tasten het gebied achter de
auto af op obstakels indien de versnellingspook in de
achteruitversnelling staat en de snelheid lager is dan
18 km/u. Het systeem kan worden ingesteld met Sound
Only (alleen geluid), Sound and Display (beeld en ge-
luid) of worden uitgeschakeld. Als u de Park Assist-
status wilt wijzigen, drukt u kort op de knop Off, Sound
Only of Sounds and Display en daarna op de scherm-
toets met de pijl naar links.
Parkview Backup Camera (Achteruitrijcamera)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Uw auto is mogelijk voorzien van een ParkView
®
achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het gebied achter
de auto op het scherm zien wanneer de schakelhendel
in de stand REVERSE is gezet. Het beeld wordt op het
aanraakscherm van de radio weergegeven, samen met
43
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 58 of 384

WAARSCHUWING!
P
ersonen die geen pijn op de huid
kunnen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel, medicatie,
alcoholgebruik, uitputting of een andere licha-
melijke conditie, moeten voorzichtig zijn bij het
gebruik van de stoelverwarming. Deze kan zelfs
bij lage temperaturen brandwonden veroorza-
ken, met name als de verwarming langdurig
wordt gebruikt .
(Vervolgd)(Vervolgd)
Plaats geen voorwerpen op de zitting of de
rugleuning die warmte-isolerend werken, zoals
een deken of kussen. Hierdoor kan de stoelver-
warming oververhit raken. Een oververhitte stoel
kan leiden tot ernstige brandwonden als gevolg
van de verhoogde oppervlaktetemperatuur van
de zitting.
Voor uitvoeringen met Uconnect Touch™ 4.3:
Kies de toets CLIMATE (aan de linkerzijde van het
Uconnect Touch™ display) om het bedieningsscherm
van de klimaatregeling te openen. Kies eenmaal de schermtoets voor de stoel
"Driver" (bestuurder) of "Pass" (passagier)
(op het Uconnect Touch™ display) om de
HI-level verwarming te selecteren. Kies de scherm-
toets een tweede maal om de LO-level verwarming te
selecteren. Kies de schermtoets een derde maal om de
verwarmingselementen uit te schakelen (OFF).
Als de hoge stand (HI) is geselecteerd, geeft de verwar-
ming extra veel warmte tijdens de eerste vier gebruiks-
minuten. Daarna neemt de uitgestraalde warmte af tot
de normale hoge stand (HI). Als de hoge stand (HI) is
geselecteerd, schakelt het systeem automatisch na
maximaal 30 minuten continue werking naar de lage
stand (LO). Op dat moment verandert het display van
(afb. 16) Schakelaar voor de elektrische lendensteun
52
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 59 of 384

HI (hoge stand) in LO (lage stand). De lage stand (LO)
wordt automatisch na 30 minuten uitgeschakeld (OFF).
Uitvoeringen met Uconnect Touch™ 8.4 en
8.4 Nav:
Kies de schermtoets "Controls" (bedieningselemen-
ten) op het Uconnect Touch™ display. (afb. 17)Kies eenmaal de schermtoets onder "Driver"
(bestuurder) of "Passenger" (passagier) om
een hoge verwarmingsstand (HI) te kiezen.
Kies de schermtoets een tweede maal om de LO-level
verwarming te selecteren. Kies de schermtoets een
derde maal om de verwarmingselementen uit te scha-
kelen (OFF). (afb. 18) OPMERKING:
Zodra u een stand hebt geselec-
teerd, voelt u na twee tot vijf minuten dat de stoel
warm wordt.
VOORSTOELEN HANDMATIG VERSTELLEN
Voor uitvoeringen met handmatig verstelbare stoelen
kunnen de bestuurdersstoel en de passagiersstoel naar
voren en naar achteren worden versteld m.b.v. de stang
vóór de zitting bij de vloer. (afb. 19)
Trek, terwijl u op de stoel zit, de stang omhoog en
beweeg de stoel voor- of achterwaarts. Laat de stang
los zodra de gewenste stand is bereikt. Beweeg vervol-
gens met lichaamsdruk voorwaarts en achterwaarts op
de stoel om er zeker van te zijn dat het stoelverstel-
mechanisme is vergrendeld.(afb. 17) Schermtoets Controls (bedieningselementen)
(afb. 18) Schermtoetsen stoelverwarming
53
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 94 of 384

INTERIEURVERLICHTING VOLLEDIG
UITSCHAKELEN (OFF)
Draai de dimschakelaar geheel naar beneden in de
stand OFF. De interieurverlichting blijft nu uit wanneer
een portier wordt geopend.
INSTRUMENTENVERLICHTING
Draai de dimschakelaar omhoog naar de eerste klik-
stand. Met deze functie wordt de helderheid van de
verlichting van alle tekstdisplays, zoals de kilometertel-
ler en de radio vergroot wanneer de parkeerlichten of
koplampen branden.
HOOGTEVERSTELLING KOPLAMPEN
Met dit systeem zijn de koplampen altijd correct afge-
steld, ongeacht de belading van de auto.De schakelaar voor de hoogteverstelling van
de koplampen bevindt zich naast de dim-
merknop aan de linkerkant van het
instrumentenpaneel.
Bediening: draai de schakelaar voor het verstellen van
de koplampen tot het nummer dat overeenstemt met
de in de onderstaande tabel aangegeven belasting op-
licht op de schakelaar.
0 Alleen bestuurder, of bestuurder plus
voorpassagier.
1
2 Alle zitplaatsen bezet, plus een gelijkma-
tig verdeelde lading in de bagageruimte.
Het totale gewicht van passagiers plus
lading blijft onder het maximale laadge-
wicht van de auto.
Bestuurder, plus een gelijkmatig ver-
deelde lading in de bagageruimte. Het
totale gewicht van bestuurder plus lading
blijft beneden het maximale laadgewicht
van de auto.
Berekeningen gebaseerd op een persoonsgewicht van
75 kg.
KAART-/LEESLAMPJES
Raadpleeg “Dakconsole” voor meer informatie over
kaart/leeslampjes.
88
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 151 of 384

Bandenspanningslampje
Waarschuwingen van het
bandenspanningscontrolesysteemAls de spanning in een of meer banden te laag is,
gaat in de instrumentengroep het waarschu-
wingslampje voor lage bandenspanning branden en
klinkt er een geluidssignaal. Verder geeft het Elektro-
nisch Voertuiginformatiecentrum (EVIC) een grafiek
weer waarop de bandenspanning van elke band wordt
afgebeeld en eventuele lage bandenspanning knippert.
Als dit gebeurt, dient u direct te stoppen en de banden
met te lage spanning (knipperend op het EVIC-scherm)
op de spanning te brengen die in de bandenspannings-
tabel staat vermeld. Het systeem wordt automatisch
bijgewerkt, het knipperen van de te lage waarden in de
grafiek op het EVIC-display stopt en het waarschu-
wingslampje dooft zodra het systeem de juiste banden-
spanning registreert. Het is mogelijk dat u eerst onge-
veer 20 minuten met een snelheid boven de 25 km/u
moet rijden, voordat het bandenspanningscontrolesys-
teem deze informatie ontvangt.
Waarschuwing
bandenspanningscontrolesysteem controleren
Als een fout in het systeem wordt ontdekt gaat het
Waarschuwingslampje voor het meten van banden-
spanning 75 seconden lang knipperen en blijft daarna branden. Bij een systeemstoring wordt ook een ge-
luidssignaal weergegeven. Verder verschijnt er op het
EVIC drie seconden lang het bericht "CHECK TPM
SYSTEM" (BANDENSPANNINGSCONTROLESYS-
TEEM CONTROLEREN) en daarna worden er streep-
jes (- -) weergegeven in plaats van de bandenspanning
om aan te geven welke sensor niet meer opneemt.
Als het contact wordt uitgeschakeld en vervolgens
weer ingeschakeld, zal deze reeks worden herhaald
wanneer de systeemstoring zich nog steeds voordoet.
Als de storing in het systeem is opgeheven, stopt het
waarschuwingslampje met knipperen, verdwijnt het be-
richt "CHECK TPM SYSTEM" (BANDENSPAN-
NINGSCONTROLESYSTEEM CONTROLEREN) van
het EVIC-display en verschijnt er een spanningwaarde
in plaats van de twee streepjes. Een systeemstoring kan
de volgende oorzaken hebben:
1. Storing door elektronische apparatuur of als men
langs installaties rijdt die dezelfde radiofrequenties
afgeven als de bandenspanningssensoren.
2. Installatie van een bepaalde kleur ramen die men later aanbrengt waardoor de radiogolfsignalen wor-
den beïnvloed.
3. Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de wielkasten.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
145UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 154 of 384

PARKSENSE® PARKEERSENSOREN
ACHTER (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
ParkSense
®parkeersensoren achter zorgt voor zicht-
bare en hoorbare aanwijzingen m.b.t. de afstand tussen
de achterzijde van de auto en een gedetecteerd obsta-
kel bij het achteruitrijden, bijv. tijdens een parkeerma-
noeuvre. Raadpleeg "Voorzorgsmaatregelen bij gebruik
van het ParkSense
®" voor de beperkingen van dit
systeem en adviezen.
Wanneer u de contactschakelaar in de stand ON/RUN
zet, wordt door ParkSense
®automatisch de systeem-
status (ingeschakeld of uitgeschakeld) hersteld die ac-
tief was voordat het contact werd uitgeschakeld.
ParkSense
®kan uitsluitend worden geactiveerd wan-
neer de schakelhendel in de stand REVERSE staat.
Wanneer ParkSense
®bij deze stand van de schakel-
hendel wordt ingeschakeld, blijft het systeem actief
totdat de rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer
11 km/u of hoger. Het systeem wordt weer actief als de
rijsnelheid is gedaald tot minder dan ongeveer 9 km/u. PARKSENSE
®SENSOREN
De vier ParkSense®sensoren die zich in achterkant/
achterbumper bevinden, bewaken het gebied achter de
auto dat binnen het zichtveld van de sensoren valt. De
sensoren kunnen obstakels detecteren tot een afstand
van ongeveer 30 tot 200 cm van de achterkant/
achterbumper in horizontale richting, afhankelijk van
de plaats, het type en de stand van het obstakel.
PARKSENSE
®WAARSCHUWINGSSCHERM
Het ParkSense®
waarschuwingsscherm wordt alleen
weergegeven als Sound and Display (beeld en geluid) is
geselecteerd met het Uconnect Touch™ systeem.
Raadpleeg “Uconnect Touch™ instellingen” voor meer
informatie.
Het ParkSense
®waarschuwingsscherm bevindt zich in
het elektronische voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Het zorgt voor visuele waarschuwingen om de afstand
tussen de achterzijde - bumper en het gedetecteerde
obstakel weer te geven. Raadpleeg "Instellingen Elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)" voor
meer informatie.
148
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD