service indicator FIAT FREEMONT 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2013, Model line: FREEMONT, Model: FIAT FREEMONT 2013Pages: 384, PDF Size: 5.28 MB
Page 29 of 384

3. Het gedeelte met instelbare indicatoren onder desnelheidsmeter.
In het hoofdscherm worden normaal gesproken het
hoofdmenu of de schermen van een gekozen functie uit
het hoofdmenu weergegeven. Het hoofdscherm toont
ook ongeveer 60 mogelijke waarschuwings- of informa-
tieberichten. Deze berichten zijn onderverdeeld in ver-
schillende categorieën:
Opgeslagen berichten met vijf-seconden-weergaveZodra ze van toepassing zijn, worden deze berichten
gedurende vijf seconden in het hoofdscherm weerge-
geven, waarna opnieuw het vorige scherm wordt ge-
toond. De meeste berichten van dit type worden
vervolgens opgeslagen (zolang de oorzaak waardoor ze
zijn geactiveerd blijft bestaan) en kunnen opnieuw
worden bekeken via de optie "Messages" (berichten) in
het hoofdmenu. Zolang een opgeslagen bericht aanwe-
zig is, wordt de letter "i" getoond in de kompas-/
buitentemperatuurregel van het EVIC. Voorbeelden
van dit type bericht zijn "Right Front Turn Signal Lamp
Out" (rechter richtingaanwijzer vóór defect) en "Low
Tire Pressure" (bandenspanning laag).
Niet-opgeslagen berichten
Deze berichten worden weergegeven totdat de oor-
zaak waardoor het bericht is geactiveerd is verholpen.
Voorbeelden van dit type bericht zijn "Turn Signal On"
(richtingaanwijzer aan, als een richtingaanwijzer niet is uitgeschakeld) en "Lights On" (lampen aan, als de be-
stuurder uitstapt).
Niet-opgeslagen berichten tot RUN
Deze berichten worden weergegeven totdat de con-
tactschakelaar in de stand RUN wordt gezet. Een
voorbeeld van dit type bericht is "Press Brake Pedal"
(rempedaal intrappen) en "Push Button to Start" (druk
op startknop).
Niet-opgeslagen berichten met vijf-seconden-
weergave
Zodra ze van toepassing zijn, worden deze berichten
gedurende vijf seconden in het hoofdscherm weerge-
geven, waarna opnieuw het vorige scherm wordt ge-
toond. Voorbeelden dan dit type bericht zijn "Memory
System Unavailable - Not in Park" (geheugensysteem
niet beschikbaar - niet in stand PARK) en "Automatic
High Beams On" (automatisch grootlicht aan).
Het gedeelte met instelbare indicatoren bestaat uit
witte indicatoren aan de rechterzijde, oranje indicato-
ren in het midden en rode indicatoren aan de linker-
zijde.
Onder bepaalde voorwaarden geeft het EVIC de vol-
gende berichten weer:
Turn Signal On (richtingaanwijzer aan, met een on-
onderbroken geluidssignaal als de auto langer dan
1,6 km rijdt met ingeschakelde richtingaanwijzers)
23
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 31 of 384

Oil Change Due (Olie verversen) (met één geluids-signaal)
Uitlaatsysteem — regeneratie nu vereist. In omstan- digheden waarbij alleen zeer korte ritten met lage
snelheid worden gemaakt, of ritten waarbij alleen
met lage snelheid wordt gereden, bereiken de motor
en het uitlaatgasnabehandelingssysteem nooit de
vereiste omstandigheden om de opgevangen roet-
deeltjes te verwijderen. Als dit zich voordoet, wordt
het bericht "Exhaust System Regeneration Required
Now" (regeneratie van het uitlaatsysteem nu vereist)
weergegeven in het EVIC. Door met uw auto op
snelweg te rijden gedurende tenminste 30 minuten
verhelpt u het probleem in het roetfiltersysteem
doordat de opgevangen roetdeeltjes nu worden ver-
wijderd, zodat de normale bedrijfsstand van het
systeem wordt hersteld.
Exhaust Service Require — See Dealer Now (onder- houd uitlaat noodzakelijk - bezoek dealer). Het mo-
torvermogen wordt beperkt om permanente schade
aan het nabehandelingssysteem te voorkomen. Als
deze omstandigheid zich voordoet, dient u uw auto
voor onderhoud naar uw plaatselijke erkende dealer
brengen. WITTE VERKLIKKERLAMPJES EVIC
In dit gedeelte worden instelbare witte indicatoren
getoond. Voorbeelden van deze indicatoren zijn:
Status schakelhendel — Alleen automatische
versnellingsbak
De status van de schakelhendel "P, R, N, D, L, 6, 5, 4, 3,
2, 1" wordt weergegeven als indicatie van de stand van
de hendel. De lampjes "6, 5, 4, 3, 2, 1" geven aan dat de
Autostick™ functie is ingeschakeld. De gekozen ver-
snelling wordt weergegeven. Raadpleeg "Starten en
rijden" voor meer informatie over Autostick™.
Cruisecontrol ingeschakeld
Dit lampje gaat aan als de elektronische snel-
heidsregeling AAN staat. Raadpleeg voor
meer informatie "Elektronische snelheidsre-
geling" in "Uw auto".
Cruisecontrol ingesteld Dit lampje brandt wanneer de cruisecontrol
is ingesteld. Raadpleeg voor meer informatie
"Elektronische snelheidsregeling" in "Uw
auto".
25UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 32 of 384

ORANJE VERKLIKKERLAMPJES EVIC
In dit gedeelte worden instelbare oranje indicatoren
getoond. Voorbeelden van deze indicatoren zijn:
Controlelampje brandstofpeilAls het brandstofpeil is gezakt tot ongeveer 11,0
liter, gaat dit lampje aan en blijft het branden tot
er brandstof wordt bijgevuld.
Indicatielampje brandstofvuldop los
(voor bepaalde uitvoeringen/landen) Wanneer het diagnosesysteem detecteert
dat de brandstofvuldop los zit, onjuist is aan-
gebracht of is beschadigd, gaat er een lampje
branden. Draai de vuldop stevig vast en druk
op de selectieknop om het bericht uit te schakelen. Als
het probleem zich opnieuw voordoet, verschijnt de
melding de volgende keer dat de auto wordt gestart
opnieuw.
Ook het storingslampje kan gaan branden vanwege een
loszittende, slecht bevestigde of beschadigde tankdop.
Laag peil ruitensproeiervloeistof Dit lampje gaat branden om aan te geven dat
het peil van de ruitensproeiervloeistof laag is. RODE VERKLIKKERLAMPJES EVIC
In dit gedeelte worden instelbare rode indicatoren
getoond. Voorbeelden van deze indicatoren zijn:
Portier open
Dit lampje gaat branden om aan te geven dat
een of meerdere portieren mogelijk open
zijn.
Waarschuwingslampje oliedruk Deze indicator wijst op een te lage motorolie-
druk. Als het lampje tijdens het rijden gaat
branden, zet de auto dan veilig stil en zet de motor zo
snel mogelijk af. Er klinkt gedurende vier minuten een
geluidsignaal als dit lampje gaat branden.
Start de motor pas opnieuw wanneer het probleem is
verholpen. Dit lampje geeft geen informatie over het
motoroliepeil. Het oliepeil moet u controleren in de
motorruimte.
Lampje laadsysteem Dit lampje geeft informatie over het functione-
ren van het elektrische laadsysteem. Het lampje
zal gaan branden wanneer het contact de eerste keer
wordt ingeschakeld (stand ON) en kort blijven branden
om het lampje te controleren. Als het lampje blijft
branden of gaat branden tijdens het rijden, schakel dan
de elektrische apparaten uit die niet noodzakelijk zijn
voor het rijden of verhoog het motortoerental (als de
26
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 34 of 384

lampje gaat branden, zet dan de auto veilig stil aan de
kant van de weg. Schakel vervolgens naar NEUTRAL en
laat de motor stationair of met een hoger toerental
draaien tot het lampje dooft.
Als u door blijft rijden terwijl het lampje
voor de versnellingsbaktemperatuur
brandt , kan de versnellingsbak ernstig
beschadigd of defect raken.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het lampje
v
oor de versnellingsbaktemperatuur
brandt , kan onder bepaalde omstandigheden de
vloeistof overkoken, in aanraking komen met de
hete motor- of uitlaatonderdelen en brand ver-
oorzaken.
OLIEVERVERSING VEREIST
Uw auto is uitgerust met een indicator voor oliever-
versing. Het bericht "Oil change due"(olie verversen)
knippert ongeveer 10 seconden in het EVIC-scherm na
één geluidsignaal om de volgende oliebeurt aan te
geven. De indicator voor olieverversing is gebaseerd op
de belasting van de motor, wat betekent dat de perio-
dieke oliebeurten afhankelijk zijn van uw persoonlijke
rijstijl. Als dit bericht niet wordt gereset, verschijnt dit bericht
telkens wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet. Om het bericht tijdelijk uit te schakelen,
drukt u kort op de knop BACK (terug). Raadpleeg uw
Fiat dealer om het olieverversingsindicatielampje te
resetten.
BRANDSTOFVERBRUIK
Druk kort op de OMHOOG- of OMLAAG-knop tot-
dat de melding "Fuel Economy" (Brandstofverbruik)
wordt gemarkeerd in het EVIC en druk dan op de
selectieknop. De volgende functies voor brandstofver-
bruik worden in het EVIC getoond:
Average Fuel Economy (Gemiddeld brandstofver-
bruik)
Distance To Empty (DTE) (Bereik tot lege tank)
l/100 km
Gemiddeld brandstofverbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik sinds de laat-
ste reset weer. Wanneer het brandstofverbruik wordt
gereset, worden op het scherm gedurende twee secon-
den het bericht "RESET" of streepjes weergegeven. De
historische gegevens worden dan gewist en het nieuwe
gemiddelde wordt berekend op basis van het laatste
gemiddelde brandstofverbruik van voor de reset.
28
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 46 of 384

Calibration (Kalibratie)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de knop Calibration om deze instelling te
veranderen. Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet
handmatig hoeft te resetten. Mogelijk geeft het kompas
onjuiste waarden weer wanneer de auto nieuw is. In
dat geval geeft het EVIC het bericht CAL weer totdat
het kompas is gekalibreerd. U kunt ook het kompas
kalibreren door op de schermtoets ON (Aan) te druk-
ken en een of meerdere keren in een cirkel van 360
graden te rijden (in een gebied zonder grote metalen of
metaalhoudende objecten) tot de CAL indicator in het
EVIC uitgaat. Het kompas werkt dan normaal.
OPMERKING:Voor juiste ijking is een vlak wegdek
en een omgeving zonder grote metalen voorwerpen
zoals gebouwen, bruggen, ondergrondse kabels, spoor-
rails enz. vereist.
Audio
Equalizer (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Equalizer om dit scherm te
veranderen. In dit scherm kunt u Bass (bas), Mid (mid-
dentonen) en Treble (hoge tonen) instellen. Wijzig de
instellingen met de schermtoetsen + en - of door een
punt op de schaal tussen de schermtoetsen + en - te
selecteren en op schermtoets met de pijl naar links te
drukken. OPMERKING:
Met Bass/mid/treble kunt u door
eenvoudig uw vinger naar boven/beneden te schuiven
de instelling veranderen. U kunt ook direct op de
gewenste instelling drukken.
Balance / Fade (Balans links/rechts - voor/
achter) (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Balance / Fade om dit scherm
te veranderen. In dit scherm kunt u de balans links/
rechts (Balance) en de balans voor/achter (Fade) instel-
len.
Speed Adjusted Volume
(snelheidsafhankelijke volumeregeling)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Speed Adjusted Volume (snel-
heidsafhankelijke volumeregeling) om dit scherm te
veranderen. Geluid wordt zachter afhankelijk van de
rijsnelheid. Druk op de schermtoets Off, 1, 2 of 3 om
de snelheidsafhankelijke volumeregeling te veranderen.
Druk daarna op de schermtoets met de pijl naar links.
Surround Sound
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Surround Sound om dit
scherm te veranderen. Er wordt een ruimtelijke sur-
round sound gesimuleerd. Druk, om uw keuze te
maken, op de schermtoets Surround Sound. Druk
vervolgens op de schermtoets met de pijl naar links.
40
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 55 of 384

Perform Compass Calibration (kompaskalibra-
tie uitvoeren) (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Druk op de knop Calibration om deze instelling te
veranderen. Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet
handmatig hoeft te resetten. Mogelijk geeft het kompas
onjuiste waarden weer wanneer de auto nieuw is. In
dat geval geeft het EVIC het bericht CAL weer totdat
het kompas is gekalibreerd. U kunt ook het kompas
kalibreren door op de schermtoets ON (Aan) te druk-
ken en een of meerdere keren in een cirkel van 360
graden te rijden (in een gebied zonder grote metalen of
metaalhoudende objecten) tot de CAL indicator in het
EVIC uitgaat. Het kompas werkt dan normaal.
Audio
Balance/Fade (balans links/rechts, balans voor/
achter) (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
In dit scherm kunt u de balans links/rechts (Balance) en
de balans voor/achter (Fade) instellen.
Equalizer (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
In dit scherm kunt u Bass (bas), Mid (middentonen) en
Treble (hoge tonen) instellen. Wijzig de instellingen
met de schermtoetsen + en - of door een punt op de
schaal tussen de schermtoetsen + en - te selecteren en
op schermtoets met de pijl naar links te drukken.OPMERKING:
Met Bass/mid/treble kunt u door
eenvoudig uw vinger naar boven/beneden te schuiven
de instelling veranderen. U kunt ook direct op de
gewenste instelling drukken.
Speed Adjusted Volume (snelheidsafhankelijke
volumeregeling) (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Geluid wordt zachter afhankelijk van de rijsnelheid.
Druk op de schermtoets Off (Uit), 1, 2 of 3 om de
snelheidsafhankelijke volumeregeling te veranderen.
Druk daarna op de schermtoets met de pijl naar links.
Music Info Cleanup (Muziekinformatie oprui-
men) (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Deze functie helpt u bij het organiseren van muziekbe-
standen voor een optimale muzieknavigatie. Maak uw
uw keuze door op de schermtoets Music Info Cleanup
(Muziekinformatie opruimen) te drukken en vervol-
gens op de schermtoets met de pijl naar links.
Telefoon / Bluetooth
Gekoppelde apparaten
Deze functie toont welke telefoons zijn gekoppeld aan
het telefoon/Bluetooth-systeem. Raadpleeg de aanvul-
lende handleiding van Uconnect Touch™ voor meer
informatie hierover.
49
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 242 of 384

(Vervolgd)
Laat nooit kinderen in de auto achter. Het
achterlaten van kinderen zonder toezicht in een
auto is om verschillende redenen gevaarlijk. Kin-
deren of derden lopen dan het risico op ernstig of
zelfs dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat ze
niet aan de handrem, het rempedaal of de scha-
kelhendel mogen komen. Laat de sleutelhouder
niet in of bij de auto achter en laat de contact-
schakelaar niet in de stand ACC of RUN staan.
Een kind zou de knoppen van de elektrische
raambediening of andere schakelaars kunnen
bedienen of de auto in beweging kunnen zetten.
Voordat u de schakelhendel uit de
stand PARK beweegt , moet u de contact-
schakelaar van de stand LOCK/OFF in de
stand ON/RUN zetten en tevens het rempedaal
ingetrapt houden. Anders kan de schakelhendel
beschadigd raken.
Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen
draaien als u vanuit de standen PARK of NEU-
TRAL naar een andere versnelling schakelt . An-
ders kan schade aan de aandrijflijn ontstaan. U kunt aan de hand van de volgende indicatoren con-
troleren of u de schakelhendel in de stand PARK hebt
gezet:
Wanneer u naar de stand PARK schakelt, beweeg de
versnellingspook dan krachtig helemaal naar voren
en naar links totdat de pook stopt en volledig op zijn
plaats zit.
Controleer de versnellingsindicator en kijk of de stand PARK wordt aangegeven.
Controleer of de schakelhendel niet uit de stand PARK kan worden bewogen wanneer u het rempe-
daal niet bedient.
REVERSE
Deze stand is bedoeld om achteruit te rijden. Schakel
alleen naar REVERSE als de auto volledig stilstaat.
NEUTRAL
Gebruik deze stand wanneer de auto langere tijd stil-
staat met draaiende motor. In deze stand kunt u de
motor starten. Trek de handrem aan en schakel naar
PARK wanneer u wilt uitstappen.
236
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 245 of 384

Koppelomvormerkoppeling
De automatische transmissie in deze auto beschikt
over een functie die het brandstofverbruik helpt beper-
ken. Bij gekalibreerde toerentallen grijpt automatisch
een koppeling in de koppelomvormer aan. Dit kan een
iets ander gevoel of respons geven tijdens normale
werking in de hogere versnellingen. Wanneer de rij-
snelheid afneemt of soms tijdens het accelereren, ont-
koppelt de koppeling automatisch.
OPMERKING:De koppelomvormerkoppeling
grijpt pas aan wanneer de transmissievloeistof en de
motorkoelvloeistof warm zijn (normaal gesproken na 2
- 5 km rijden). Omdat het motortoerental hoger is
wanneer de koppelomvormerkoppeling niet aangrijpt,
kan het lijken alsof de transmissie in koude toestand
niet naar overdrive schakelt. Dat is normaal. Gebruik
van het AutoStick
®schakelsysteem wanneer de ver-
snellingsbak voldoende is opgewarmd, geeft aan dat de
versnellingsbak in en uit de overdrive kan schakelen.
ZESTRAPS AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De indicator voor de standen van de schakelhendel (in
de instrumentengroep) geeft de schakelgroep aan. U
moet het rempedaal ingetrapt houden om de schakel-
hendel uit de stand PARK te kunnen bewegen (raad-
pleeg de paragraaf "Schakelblokkeersysteem" in dit hoofdstuk voor meer informatie hierover). Om te gaan
rijden dient u de schakelhendel vanuit de stand PARK
of NEUTRAL in de stand DRIVE te zetten.
De elektronisch geregelde versnellingsbak zorgt voor
een nauwkeurig schakelpatroon. Het elektronisch sys-
teem van de versnellingsbak is zelf-kalibrerend. Hier-
door kunnen de eerste schakelingen bij een nieuwe
auto in het begin wat abrupt zijn. Dat is echter normaal.
Het nauwkeurige schakelpatroon ontwikkelt zich bin-
nen enkele honderden kilometers rijden.
U mag uitsluitend van DRIVE naar PARK of REVERSE
schakelen nadat u het gaspedaal hebt losgelaten en de
auto tot stilstand is gekomen. Houd altijd uw voet op
het rempedaal als u naar deze standen schakelt.
De schakelhendel heeft de standen PARK, REVERSE,
NEUTRAL, DRIVE en AutoStick
®. Handmatig schake-
len kan worden uitgevoerd met behulp van de
AutoStick
®
(raadpleeg "AutoStick
®" in "Starten en
rijden" voor meer informatie). Door de schakelhendel
naar links of rechts (-/+) te bewegen terwijl deze in de
stand AutoStick
®staat (onder de stand DRIVE) kunt u
handmatig de versnelling selecteren en wordt de hui-
dige versnelling in de instrumentengroep weergegeven
als 6, 5, 4, 3, 2, 1.
239
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 248 of 384

Voordat u de schakelhendel uit de
stand PARK beweegt , moet u de contact-
schakelaar van de stand LOCK/OFF in de
stand ON/RUN zetten en tevens het rempedaal
ingetrapt houden. Anders kan de schakelhendel
beschadigd raken.
Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen
draaien als u vanuit de standen PARK of NEU-
TRAL naar een andere versnelling schakelt . An-
ders kan schade aan de aandrijflijn ontstaan.
U kunt aan de hand van de volgende indicatoren con-
troleren of u de schakelhendel in de stand PARK hebt
gezet:
Wanneer u naar de stand PARK schakelt, beweeg de versnellingspook dan krachtig helemaal naar voren
en naar links totdat de pook stopt en volledig op zijn
plaats zit.
Controleer de versnellingsindicator en kijk of de stand PARK wordt aangegeven.
Controleer of de schakelhendel niet uit de stand PARK kan worden bewogen wanneer u het rempe-
daal niet bedient.
REVERSE
Deze stand is bedoeld om achteruit te rijden. Schakel
alleen naar REVERSE als de auto volledig stilstaat. NEUTRAL
Gebruik deze stand wanneer de auto langere tijd stil-
staat met draaiende motor. In deze stand kunt u de
motor starten. Trek de handrem aan en schakel naar
PARK wanneer u wilt uitstappen.
WAARSCHUWING!
Laat de auto niet uitrollen in de stand
NEUTR
AL en schakel nooit het contact
uit om in vrijloop een helling af te dalen. Dit zijn
onveilige handelingen waarbij u minder snel kunt
reageren op veranderingen van het verkeer of
wegomstandigheden. U zou de macht over het
stuur kunnen verliezen en een aanrijding kunnen
veroorzaken.De auto laten slepen, laten uitrollen en
om andere redenen rijden terwijl de ver-
snellingsbak in de neutraalstand staat ,
kan ernstige schade aan de versnellingsbak tot
gevolg hebben. Raadpleeg voor meer informatie
de paragraaf "De auto slepen achter een cam-
per" in het hoofdstuk "Starten en rijden" en de
paragraaf "Slepen van een auto met pech" in het
hoofdstuk "Noodgevallen".
242
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 252 of 384

GRIP
Bij rijden op natte of met sneeuwresten bedekte wegen
kan een dunne laag water ontstaan tussen de band en
het wegdek. Dit verschijnsel wordt aquaplaning ge-
noemd en kan ertoe leiden dat de auto gedeeltelijk of
volledig onbestuurbaar wordt en u niet meer kunt
remmen. Volg de onderstaande aanwijzingen op om het
risico van aquaplaning te verkleinen:
1. Pas uw snelheid aan bij hevige regenval of wanneerhet wegdek is bedekt met sneeuwresten.
2. Pas uw snelheid aan op wegen met diepe plassen.
3. Vervang de banden zodra de bandenslijtage- indicatoren zichtbaar worden.
4. Zorg voor een juiste bandenspanning.
5. Houd onder alle omstandigheden voldoende af- stand tot het voertuig vóór u, om aanrijdingen bij
een noodstop te voorkomen. DOOR WATER RIJDEN
Ga bij het rijden door water met een diepte van meer
dan enkele centimeters voorzichtig te werk om schade
aan de auto en lichamelijk letsel te voorkomen.
STROMEND/OPKOMEND WATER
WAARSCHUWING!
Rij niet op een weg of een weg of pad
o
versteken waar water stroomt en/of
opkomt (zoals na een storm). Stromend water
kan het wegdek of de bovenlaag van het pad
wegspoelen en de auto in dieper water doen
zinken. Bovendien kan de auto snel worden mee-
gevoerd met het stromende en/of opkomende
water. Als geen gehoor wordt gegeven aan deze
waarschuwing, kan dit ernstig of dodelijk letsel
tot gevolg hebben voor u, uw passagiers en ande-
ren in uw omgeving.
Ondiep stilstaand water
Hoewel uw auto in staat is om door ondiep stilstaand
water te rijden, moet u voordat u dit doet de volgende
waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen in acht ne-
men.
246
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD