cruise control FIAT FULLBACK 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: FULLBACK, Model: FIAT FULLBACK 2018Pages: 332, PDF Size: 10.64 MB
Page 108 of 332
INDICATIE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES
1. Indicatielampje mistkoplampen* 2. Indicatielampjes richtingaanwijzers/alarmknipperlichten 3. Indicatielampje grootlicht
4. Indicatielampje Start&Stop* 5. Indicatielampje rijstrookwaarschuwing (LDW) stand-by waarschuwingslampje (groen)* —
Rijstrookwaarschuwing (LDW) lamp (geel)* 6. Indicatielampje positielichten* 7. Indicatielampje rijstrookwaarschuwing (LDW)
AAN* 8. Indicatielampje mistachterlichten* 9. Indicatielampje cruise control* 10. Waarschuwingslampje dieselroetfilter (DPF)*
11. Indicatielampje dieselvoorverwarming 12. Waarschuwingslampje lading 13. Waarschuwingslampje motor controleren
14. Indicatielampje brandstoffilter 15. Waarschuwingslampje vloeistoftemperatuur automatische versnellingsbak (voertuigen
met automatische versnellingsbak). 16. Waarschuwingslampje oliedruk 17. Indicatielampje Start&Stop OFF*
18. Waarschuwingslampje peil ruitensproeiervloeistof* 19. Multi-informatiedisplay 20. Raadpleeg voor nadere informatie
"Activering waarschuwingen" (indien aanwezig) 21. Raadpleeg voor nadere informatie "Activering waarschuwingen" (indien
aanwezig) 22. Waarschuwingslampje portier open 23. Herinnering/waarschuwingslampje veiligheidsgordel
24. Waarschuwingslampje antiblokkeersysteem (ABS) 25. Indicatielampje Elektronische stabiliteitsregeling (ESC)
26. Indicatielampje Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) UIT 27. Waarschuwingslampje aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
28. Waarschuwingslampje rem 29. Indicatielampje achterste differentieelslot* 30. Indicatielampjes 2WD-/4WD-besturing*
31. Indicatielampje lage gearing* 32. Indicatielampjes 2WD-/4WD-besturing* 33. Indicatielampje lage gearing*
* - Indien aanwezig
196AH1100948
106
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 155 of 332
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart" van
het voertuig: dan kunt u zien hoe u het
potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort en
de portefeuille niet vergeten worden.ZUINIG RIJDEN.............154
RIJDEN, ALCOHOL EN DRUGS . . .155
VEILIGE RIJTECHNIEKEN.......155
AANBEVELINGEN VOOR HET
INRIJDEN.................156
PARKEERREM..............158
PARKEREN................159
DE MOTOR STARTEN EN
AFZETTEN................160
WERKING VAN DE
TURBOCOMPRESSOR........164
START&STOP-SYSTEEM.......164
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK..........168
AUTOMATIC TRANSMISSION SPORTS
MODE 5A/T...............170
EASY SELECT 4WD..........176
SUPER SELECT 4WD II........181
ACHTERSTE
DIFFERENTIEELSLOT.........188
WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING.......192
WAARSCHUWINGEN VOOR GEBRUIK
VAN VOERTUIGEN MET
VIERWIELAANDRIJVING.......195
REMSYSTEEM..............196
CRUISE CONTROL...........197
SNELHEIDSBEGRENZER.......203
RIJSTROOKWAARSCHUWING . . .210
ACHTERUITKIJKCAMERA......213
153
Page 180 of 332
Als de rijmodusschakelaar tussen "2H" en "4H" wordt overgeschakeld, terwijl het voertuig stilstaat, knippert het indicatielampje
van de 2WD-/4WD-besturing zolang de selectie wordt verricht. Rijd langzaam en normaal nadat u hebt bevestigd dat het
lampje is gaan branden. Raadpleeg "Indicatielampje 2WD-/4WD-besturing en indicatielampje lage gearing".
Als de rijmodusschakelaar tussen "2H" en "4H" wordt overgeschakeld, terwijl de cruise control is ingeschakeld, zou de
tussenbak enig lawaai kunnen maken.
Als de rijmodusschakelaar bij koud weer wordt overgeschakeld tussen "4H" en "4L", is het mogelijk dat de selectie niet wordt
verricht. Zet de rijmodusschakelaar terug in de vorige stand. Voer de selectie van de gearing nog een keer uit, als de motor is
opgewarmd.
135)
178
STARTEN EN RIJDEN
Page 186 of 332
Als de rijmodusschakelaar tussen "2H", "4H" en "4HLc" wordt overgeschakeld, terwijl het voertuig stilstaat, knippert het
indicatielampje van de 2WD-/4WD-besturing zolang de selectie wordt verricht. Rijd langzaam en normaal nadat u hebt
bevestigd dat het lampje is gaan branden. (Raadpleeg "Indicatielampje 2WD-/4WD-besturing en indicatielampje lage gearing").
Als de rijmodusschakelaar tussen "2H", "4H" en "4HLc" wordt overgeschakeld, terwijl de CRUISE CONTROL is ingeschakeld,
zou de tussenbak enig lawaai kunnen maken.
Als de rijmodusschakelaar bij koud weer wordt overgeschakeld tussen "4HLc" en "4LLc", is het mogelijk dat de selectie niet
wordt verricht. Zet de rijmodusschakelaar terug in de vorige stand. Voer de selectie van de gearing nog een keer uit, als de
motor is opgewarmd.
139)
184
STARTEN EN RIJDEN
Page 199 of 332
Als de remmen nat zijn
Controleer als u direct na het starten
met lage snelheid rijdt of het
remsysteem normaal werkt, vooral als
de remmen nat zijn.
Na zware regenval of als door grote
plassen is gereden, en zelfs als het
voertuig is gewassen, kan zich op de
remschijven of remtrommels een laagje
water hebben gevormd, dat een
normale remwerking belemmert. Droog
in dit geval de remmen door langzaam
te rijden met licht ingetrapt rempedaal.
Heuvelafwaarts rijden
Als u een steile helling afrijdt, is het van
belang dat u de motorrem benut door
naar een lagere versnelling te
schakelen, om te voorkomen dat de
remmen oververhit raken.
247)
Remblokken en -voeringen
Vermijd hard remmen. Nieuwe remmen
moeten de eerste 200 km worden
ingewerkt door matig gebruik.
De schijfremmen zijn voorzien van een
waarschuwingsinrichting die tijdens het
remmen een gierend, metalen geluid
afgeeft, als de remblokken zijn
versleten. Laat de remblokken
vervangen als u dit geluid hoort.
248) 249)
BELANGRIJK
244)Voorkom rijgewoonten die krachtig
afremmen veroorzaken, omdat dit tot
oververhitting en slijtage van de rem leidt.
245)Zet de motor niet af terwijl het
voertuig in beweging is. Als u de motor
tijdens het rijden afzet, stopt de
rembekrachtiging met werken en werken
de remmen minder goed.
246)Laat uw voertuig onmiddellijk nakijken
door het erkende Servicenetwerk als de
rembekrachtiging niet werkt of het
hydraulische remsysteem niet meer naar
behoren werkt.
247)Laat nooit voorwerpen in de buurt van
het rempedaal liggen en laat de vloermat er
nooit onder glijden; hierdoor kan het
rempedaal mogelijk geen volledige slag
maken, wat nodig is in noodgevallen. Zorg
ervoor dat het pedaal te allen tijde
onverhinderd kan worden bediend. Zorg
ervoor dat de vloermat goed op zijn plaats
blijft liggen.
248)Rijden met versleten remblokken
maakt remmen moeilijker en kan
ongevallen veroorzaken.
249)Laat uw voertuig onmiddellijk nakijken,
als de rembekrachtiging niet werkt of het
hydraulische remsysteem niet meer naar
behoren werkt.
CRUISE CONTROL
(indien aanwezig)
CRUISE CONTROL is een automatisch
snelheidsregelsysteem dat een
instelsnelheid aanhoudt. Het kan
worden ingeschakeld vanaf ca.
40 km/u.
250) 251)
152) 153) 154)
Opmerking De CRUISE CONTROL kan
de snelheid heuvelopwaarts of
-afwaarts mogelijk niet aanhouden. Bij
steile hellingen omhoog zou uw
snelheid af kunnen nemen. Trap het
gaspedaal in, als u de instelsnelheid wilt
behouden. Bij steile hellingen omlaag
zou uw snelheid toe kunnen nemen tot
boven de instelsnelheid. Gebruik het
rempedaal om uw snelheid te regelen.
Hierdoor wordt de instelsnelheid
uitgeschakeld.
197
Page 200 of 332
Cruisecontrolschakelaars
Type 1
Type 2A — Aan-/uitschakelaar CRUISE
CONTROL
Om de CRUISE CONTROL aan en uit
te zetten.
B — Schakelaar - SET
Om de instelsnelheid te verlagen en om
de gewenste snelheid in te stellen.
C — Schakelaar RES +
Om de instelsnelheid te verhogen en
om de oorspronkelijke snelheid te
herstellen.
D — CANCEL-schakelaar
Om de ingestelde rijsnelheid uit te
schakelen.
Opmerking Druk voor de bediening van
de CRUISE CONTROL goed op de
cruise control schakelaars. De
ingestelde rijsnelheid kan automatisch
worden uitgeschakeld als twee of meer
cruise controlschakelaars tegelijkertijd
worden ingedrukt.
Inschakelen
1. Druk met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" op de
aan-/uitschakelaar (A) van de CRUISE
CONTROL om de CRUISE CONTROL
aan te zetten. Het indicatielampje op
het metercluster gaat branden.Type 1
Type 2
289AA0110608
290AHA108425
291AA0110611
292AHA114055
198
STARTEN EN RIJDEN
Page 202 of 332
Gaspedaal
Gebruik het gaspedaal terwijl u op de
instelsnelheid rijdt, om de gewenste
snelheid te behalen en druk vervolgens
op de schakelaar SET - (B) en laat de
schakelaar gelijk weer los om een
nieuwe gewenste rijsnelheid in te
stellen.
Type 1
Type 2De instelsnelheid verlagen
Er zijn twee manieren om de
instelsnelheid te verlagen.
Schakelaar SET -
Druk op de schakelaar SET - (B) en
houd hem ingedrukt terwijl u op de
instelsnelheid rijdt; uw snelheid zal
geleidelijk afnemen. Laat de schakelaar
los zodra u de gewenste snelheid hebt
bereikt. Uw nieuwe rijsnelheid is nu
ingesteld.
Type 1Type 2
Druk minder dan ca. 1 seconde op de
schakelaar SET - (B) en laat hem los,
om uw snelheid in kleine stappen te
verlagen. Iedere keer dat u de
schakelaar SET - (B) indrukt, neemt uw
voertuigsnelheid met ongeveer
1,6 km/u af.
Rempedaal
Gebruik het rempedaal terwijl u op de
instelsnelheid rijdt, om de CRUISE
CONTROL uit te schakelen en druk
vervolgens op de schakelaar SET - (B)
en laat de schakelaar gelijk weer los om
een nieuwe gewenste rijsnelheid in te
stellen.
298AA0110640
299AHA108467
300AA0110624
301AHA108441
200
STARTEN EN RIJDEN
Page 203 of 332
Type 1
Type 2
De snelheid tijdelijk verhogen
Trap het gaspedaal in zoals u dat
normaal zou doen. Zodra u het pedaal
loslaat, keert het voertuig terug naar de
instelsnelheid.De snelheid tijdelijk verlagen
Trap het rempedaal in om de snelheid
te verlagen. Druk op de schakelaar RES
+ (C), om de vorige instelsnelheid te
hervatten. Raadpleeg "De instelsnelheid
hervatten".
Type 1Type 2
Uitschakelen
De ingestelde rijsnelheid kan als volgt
worden uitgeschakeld:
Druk op de aan-/uitschakelaar van
de CRUISE CONTROL (A) (de Cruise
control wordt uitgeschakeld).
Druk op de schakelaar CANCEL (D).
Trap het rempedaal in.
Type 1
302AA0110653
303AHA108483
304AA0001395
305AA0110666
306AHA108496
307AA0110679
201
Page 204 of 332
Type 2
De ingestelde rijsnelheid wordt als volgt
automatisch uitgeschakeld.
Als het koppelingspedaal wordt
ingetrapt (op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak).
Als de snelheid daalt tot ongeveer
15 km/u of meer onder de
instelsnelheid, als bijv. heuvelopwaarts
wordt gereden, enz.
Als de snelheid daalt tot ongeveer
40 km/u of minder.
Als de Electronic Stability Control
(ESC) in werking treedt (indien zo
uitgerust). Raadpleeg "Elektronische
stabiliteitsregeling (ESC)".
252)
De ingestelde rijsnelheid kan worden
gedeactiveerd als het motortoerental
oploopt en de rode zone van de
toerenteller nadert (het roodkleurige
gedeelte van de toerenteller).
155)
De instelsnelheid hervatten
Als de ingestelde rijsnelheid wordt
uitgeschakeld door de handeling
beschreven in "Uitschakelen", kunt u de
vorige instelsnelheid hervatten door op
de schakelaar RES + (C) te drukken
terwijl u met een snelheid van ongeveer
40 km/u of hoger rijdt.
Type 1Type 2
Onder de volgende omstandigheden
kunt u de vorige instelsnelheid echter
niet hervatten. Herhaal in deze situaties
de procedure voor de instelling van de
snelheid:
De aan-/uitschakelaar van de
CRUISE CONTROL wordt ingedrukt.
De contactschakelaar of de
bedieningsmodus wordt op "OFF"
gezet.
Het indicatielampje gaat uit.
BELANGRIJK
250)Draai bij een defect van het systeem
de draaischakelaar A naar O, controleer de
zekering en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
251)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
308AHA108438
309AA0110637
310AHA108454
202
STARTEN EN RIJDEN
Page 205 of 332
252)Hoewel op voertuigen met een
automatische versnellingsbak de ingestelde
rijsnelheid wordt uitgeschakeld als naar de
stand "N" (vrijstand) wordt geschakeld,
mag de versnellingspook tijdens het rijden
nooit in de stand "N" (vrijstand) worden
gezet. Hierdoor zou niet op de motor
kunnen worden geremd, wat kan leiden tot
een ernstig ongeval.
BELANGRIJK
152)Zet de CRUISE CONTROL uit
veiligheidsoverwegingen uit als u niet op de
instelsnelheid wilt rijden.
153)Zet de versnellingspook op voertuigen
met een handgeschakelde versnellingsbak
niet in de stand "N" (vrijstand), terwijl u op
de instelsnelheid rijdt, zonder het
koppelingspedaal in te trappen. De motor
draait te snel en zou kunnen beschadigen.
154)Gebruik de CRUISE CONTROL niet
als de rijomstandigheden het niet toestaan
dat u op dezelfde snelheid blijft rijden, op
bijv. drukke wegen, slingerwegen, bevroren
of besneeuwde wegen, natte of gladde
wegen, of een steile helling omlaag.
155)Als de ingestelde rijsnelheid
automatisch wordt uitgeschakeld in
situaties anders dan de situaties die
hierboven zijn beschreven, zou er sprake
kunnen zijn van een storing in het systeem.
Druk op de aan-/uitschakelaar van de
CRUISE CONTROL om de CRUISE
CONTROL uit te schakelen en laat uw
voertuig nakijken bij een Fiat Servicepunt.
SNELHEIDS-
BEGRENZER
De snelheidsbegrenzer (Speed Limiter)
is een hulpfunctie voor de bestuurder
om te voorkomen dat de snelheid
ingesteld door de bestuurder met de
motorvermogensregeling wordt
overschreden.
156)
Opmerking Als het koppelingspedaal
(handgeschakelde versnellingsbak)
wordt ingetrapt, wordt de
snelheidsbegrenzer (Speed Limiter) niet
ingeschakeld.
Als de voertuigsnelheid de
instelsnelheid overschrijdt, gaan de
symbolen van de controlestatus "LIMIT"
en van de snelheidsbegrenzer (Speed
Limiter) op de combinatiemeter
knipperen.
Als de voertuigsnelheid de
instelsnelheid overschrijdt, na het
aangeven van de controlestatus
"LIMIT", klinkt er een bepaalde periode
een piepgeluid.
Als de symbolen van de controlestatus
"LIMIT" en de snelheidsbegrenzer
(Speed Limiter) niet knipperen, u de
instelsnelheid verlaagt en het voertuig
sneller gaat dan de instelsnelheid, gaan
de symbolen van de controlestatus
"LIMIT" en van de snelheidsbegrenzer
(Speed Limiter) knipperen, maar wordt
het geluidssignaal uitgesteld.Als de voertuigsnelheid in dit geval de
instelsnelheid gedurende ongeveer
30 seconden blijft overschrijden, nadat
de symbolen van de controlestatus
"LIMIT" en van de snelheidsbegrenzer
(Speed Limiter) zijn gaan knipperen,
klinkt er een bepaalde periode een
piepgeluid.
Als de voertuigsnelheid afneemt tot
minder dan de instelsnelheid, stoppen
de symbolen van de controlestatus
"LIMIT" en van de snelheidsbegrenzer
(Speed Limiter) met knipperen. Als het
piepgeluid afging, gaat dat ook uit.
Opmerking Uit veiligheidsoverwegingen
of op verzoek van de bestuurder, wordt
echter prioriteit gegeven aan de
audiovisuele waarschuwingen. Als de
instelsnelheid is bedoeld om de huidige
schakelstand te verlagen, zou het
kunnen dat de snelheidsbegrenzer
(Speed Limiter) de voertuigsnelheid niet
beperkt om te voorkomen dat de motor
afslaat.
203