dashboard FIAT STRADA 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2011, Model line: STRADA, Model: FIAT STRADA 2011Pages: 195, PDF Size: 3.77 MB
Page 14 of 195

12
INSTRUMENTENPANEEL
De aanwezigheid en de plaats van de bedieningselementen, instrumenten en waarschuwings-/controlelampjes kunnen per
versie verschillen.
fig. 6
Trekking / Working versie fig. 6
1. Verstelbare luchtroosters aan zijkanten – 2. Linkerhendel: bediening buitenverlichting – 3. Claxon
4. Instrumentenpaneel – 5. Rechterhendel: bediening ruitenwissers, ruitensproeiers, trip computer – 6. Verstelbare
luchtroosters in het midden – 7. Bedieningsknoppen – 8. Schakelaar alarmknipperlichten – 9. Autoradio (of voorbereiding
voor autoradio) – 10. Passagiersairbag of bovenste opbergvak – 11. Dashboardkastje – 12. Opbergvak
13. Bedieningselementen verwarming/ventilatie/airco – 14. Contactslot – 15. Frontairbag bestuurderszijde – 16. Hendel
voor openen motorkap – 17. Deksel zekeringhouder op dashboard – 18. Koplampverstelling en bedieningselementen.
F0X0006m
Page 15 of 195

13
De aanwezigheid en de plaats van de bedieningselementen, instrumenten en waarschuwings-/controlelampjes kunnen per
versie verschillen.
F0X0007mfig. 7
Adventure versie fig. 7
1. Verstelbare luchtroosters aan zijkanten – 2. Linkerhendel: bediening buitenverlichting – 3. Claxon
4. Instrumentenpaneel – 5. Rechterhendel: bediening ruitenwissers, ruitensproeiers, trip computer – 6. Verstelbare
luchtroosters in het midden – 7. Bedieningsknoppen – 8. Kompas – 9. Hellingmeter dwarsrichting – 10. Hellingmeter
lengterichting – 11. Autoradio (of voorbereiding voor autoradio) – 12. Schakelaar alarmknipperlichten
13. Passagiersairbag of bovenste opbergvak – 14. Dashboardkastje – 15. Opbergvak – 16. Bedieningselementen
verwarming/ventilatie/airco – 17. Contactslot – 18. Frontairbag bestuurderszijde – 19. Hendel voor openen motorkap –
20. Deksel zekeringhouder op dashboard – 21. Koplampverstelling, E-Locker (indien voorzien) en bedieningselementen.
Page 28 of 195

26
Werkzaamheden in de
zone rondom de
gordelspanners waarbij
stoten, trillingen of plaatselijke
verhitting (maximum 100°C
gedurende ten hoogste 6 uur)
optreden, kunnen de
gordelspanners beschadigen of
doen activeren. De gordelspanners
worden niet beïnvloed door
trillingen voortgebracht door een
slecht wegdek of door contact met
kleine obstakels zoals
trottoirbanden. Wendt u zich voor
eventuele werkzaamheden tot het
Fiat Servicenetwerk.KRACHTBEGRENZERS
(voor bepaalde versies/markten)
Voor een nog betere bescherming
van de inzittenden bij een ongeval,
zijn de rolautomaten van de gordels
voor en achter (voor bepaalde
versies/markten) voorzien van een
krachtbegrenzer die bij een frontale
aanrijding de piekbelasting op de
borst en schouders beperkt.
De gordelspanner kan
slechts één keer
geactiveerd worden. Na
activering dient men zich te
wenden tot het Fiat
Servicenetwerk om de
gordelspanners te laten
vervangen. Raadpleeg het
gegevensplaatje in het
dashboardkastje om de
geldigheid van de
gordelspanners te controleren.
Laat voor het verstrijken van
deze geldigheidsdatum het
systeem door het Fiat
Servicenetwerk vervangen.
WAARSCHUWING
Page 36 of 195

34
Draai aan de MY CAR ring om de
snelheidslimiet te wijzigen: de
waarde knippert.
De waarde kan variëren op een
schaal van OFF (uit) tot 220 km/h.
Wanneer de gewenste waarde is
bereikt: bevestig door op
MODE/TRIP te drukken.
Als de ring langer dan 2 seconden
gedraaid wordt gehouden, neemt de
waarde snel toe/af.
Als deze functie geselecteerd is,
toont de display het pictogram
Ü.
Dimmer
Met deze functie kan de lichtsterkte
van enkele instrumenten op het
dashboard ingesteld worden:
instrumentenpaneel,
boordinstrumenten, display van de
autoradio etc. Waarschuwing open portieren
Deze waarschuwing verschijnt
automatisch op de display bij een
hogere voertuigsnelheid dan 4 km/h,
als een van de portieren niet goed
gesloten is. Bij sommige versies gaat
tegelijkertijd het controlelampje
´
branden.
Ingestelde snelheidslimiet
overschreden
Met deze functie kan de
snelheidslimiet (km/h) van het
voertuig ingesteld worden. Wanneer
deze overschreden wordt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door een
geluidssignaal en de melding SPEED
LIMIT op de display.
Draai aan de MY CAR ring om door
het menu te navigeren. Gebruik de
MODE/TRIP knop om instellingen te
maken en op te slaan.
F0X1004m
F0X1005m
▼
F0X1012m
MODE
TRIP
F0X1005m
▼
MODE
TRIP
F0X1007m
F0X1008m
▼
MODE
TRIP
F0X1009m
▼
MODE
TRIP
F0X1010m
F0X1011m
▼
MODE
TRIP MODE
TRIP
Page 41 of 195

39
DIGITALE DISPLAY
De functies en meldingen van de
digitale display fig. 44 hangen van de
opties / versie van uw voertuig af.
fig. 45
F0X0154m
BEDIENINGSKNOPPEN
Om op correcte wijze gebruik te
maken van de informatie die de
display kan geven, moet men met de
contactsleutel in MAR, zich
vertrouwd maken met de TRIP
knop-fig. 45 aan het uiteinde van de
rechterhendel en met de MODE en
▼▲ knoppen fig. 46 op het
dashboard links van het stuurwiel.
F0X2003m
F0X2004m
fig. 46
F0X2005m
MODE knop
Kort indrukken: MY CAR FIAT set-
up menu openen en afsluiten; een
geselecteerde functie bevestigen /
wijzigen; weergave van
waarschuwingsmeldingen op de
display onderbreken.
Lang indrukken: MY CAR FIAT set-
up menu afsluiten, instellingen
opslaan en terugkeren naar
standaardweergave of, afhankelijk
van het geval, naar de vorige
weergave.
▲ ▼knoppen
Met deze knoppen kunnen de opties
van het MY CAR FIAT set-up menu
worden gekozen en sommige
functies worden afgesteld.
fig. 44
F0X2001m
F0X1039m
Page 44 of 195

42
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
De functies en meldingen van de
multifunctionele display fig. 48
hangen van de opties / versie van uw
voertuig af.
fig. 49
F0X0154m
BEDIENINGSKNOPPEN
Om op correcte wijze gebruik te
maken van de informatie die de
display kan geven, moet men met de
contactsleutel in MAR, zich
vertrouwd maken met de TRIP
knop-fig. 49 aan het uiteinde van de
rechterhendel en met de MODE en
ts knoppen fig. 50 op het dashboard
links van het stuurwiel.MODE knop
Kort indrukken:
– MY CAR FIAT set-up menu
openen en afsluiten;
– een gekozen functie bevestigen /
wijzigen
– weergave van
waarschuwingsmeldingen op de
display onderbreken.
Lang indrukken:
MY CAR FIAT set-up menu afsluiten,
instellingen opslaan en terugkeren
naar standaardweergave of,
afhankelijk van het geval, naar de
vorige weergave.
▲▼knoppen
Met deze knoppen kunnen de opties
van het MY CAR FIAT set-up menu
worden gekozen en sommige
functies worden afgesteld.
fig. 48
F0X3001m
F0X1039mF0X2003m
F0X2004m
fig. 50
F0X2005m
Page 69 of 195

VERWARMING
1) Draaiknop luchttemperatuur A:
wijzer in rode vlak.
2) Draaiknop ventilator C: wijzer op
gewenste snelheid.
3) Draaiknop luchtverdeling D;
wijzer op:
≤voor zowel een warme
luchtstroom naar de voeten
als het ontwasemen van de
voorruit;
μvoor lucht naar de
beenruimten en iets koelere
lucht uit de luchtroosters in
het midden en de
uitstroomopeningen op het
dashboard;
wvoor snelle verwarming.
4) Schuif recirculatie: plaats de
schuif in stand vvoor een
snellere verwarming, waarbij
alleen de lucht in het interieur
circuleert.SNEL ONTWASEN EN/OF
ONTDOOIEN
Voorruit en zijruiten
1) Draaiknop luchttemperatuur A:
wijzer in rode vlak (helemaal naar
rechts gedraaid).
2) Draaiknop ventilator C: wijzer op
maximumsnelheid.
3) Draaiknop luchtverdeling D;
wijzer op -.
BELANGRIJK Met de draaiknop
voor de luchtverdeling op -, komt
er ook lucht uit de luchtroosters in
het midden en opzij. Voor het
optimaliseren van het ontwasemen
en ontdooien (ook van de zijruiten),
moeten de luchtroosters in het
midden worden gesloten
(bedieningsknop naar beneden
gedraaid
O
p) en de luchtroosters
aan de zijkant worden geopend
(bedieningsknop naar boven
gedraaid
¥).4) Schuif luchtrecirculatie op
¶,
d.w.z. lucht van buiten wordt
naar binnen gevoerd.
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan
een stand worden gekozen om
optimaal zicht te behouden.
VENTILATIE
1) Luchtroosters in midden en aan
zijkant: volledig open.
2) Draaiknop luchttemperatuur A:
wijzer in blauwe vlak.
3) Draaiknop ventilator C: wijzer op
gewenste snelheid.
4) Draaiknop luchtverdeling D;
wijzer op
¥.
5) Schuif luchtrecirculatie op
¶,
d.w.z. lucht van buiten wordt
naar binnen gevoerd.
67
Page 72 of 195

BELANGRIJK Met de draaiknop
voor de luchtverdeling op -, komt
er ook lucht uit de luchtroosters in
het midden en opzij. Voor het
optimaliseren van het ontwasemen
en ontdooien (ook van de zijruiten),
moeten de luchtroosters in het
midden worden gesloten
(bedieningsknop naar beneden
gedraaid
Op) en de luchtroosters
aan de zijkant worden geopend
(bedieningsknop naar boven
gedraaid
¥).
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan
een stand worden gekozen om
optimaal zicht te behouden.
BUITENVERLICHTING
De linkerhendel bedient de meeste
soorten buitenverlichting.
De buitenverlichting werkt
uitsluitend als de contactsleutel in de
stand MAR staat.
Bij inschakeling van de
buitenverlichting, worden het
instrumentenpaneel en verschillende
bedieningselementen op het
dashboard verlicht.
VERLICHTING UIT fig. 60
Draaischakelaar in de stand
O.
STADSLICHT fig. 60
Zet de draaischakelaar in stand
6.
Het controlelampje
3gaat op het
instrumentenpaneel branden.
DIMLICHT fig. 60
Zet de draaischakelaar in stand
2.
Het controlelampje
3gaat op het
instrumentenpaneel branden.GROOTLICHT fig. 60
Duw, met de draaischakelaar in
stand
2, de hendel naar voren
richting dashboard (stabiele stand).
Het controlelampje
1gaat op het
instrumentenpaneel branden.
Als de hendel naar het stuurwiel
wordt getrokken, dan dooft het
grootlicht (en wordt het dimlicht
weer ingeschakeld).
GROOTLICHTSIGNAAL fig. 60
Trek voor het grootlichtsignaal de
hendel naar het stuurwiel (instabiele
stand).
Het controlelampje
1gaat op het
instrumentenpaneel branden.
fig. 60
F0X0035m
70
Page 77 of 195

AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER fig. 66
Deze veiligheidsschakelaar grijpt in
bij een ongeval, door de toevoer van
brandstof af te sluiten waardoor de
motor afslaat.
fig. 66
F0X0042m
fig. 67
F0X0043m
Als na een botsing een
brandstoflucht wordt
geroken of brandstoflekkage
wordt geconstateerd, dan mag
de schakelaar niet gereset
worden om brand te
voorkomen.
WAARSCHUWING
INTERIEURUITRUSTING
DASHBOARDKASTJE fig. 67
Trek aan handgreep A om het kastje
te openen. Bij sommige versies gaat
bij het openen van het kastje een
inwendig lampje branden. Sommige
versies zijn van een bovenste kastje
voorzien. Druk op de knop B om dit
te openen. Als geen brandstoflekkage wordt
waargenomen en de auto kan gestart
worden, druk dan op de knop A om
de brandstoftoevoer weer te
herstellen.
Draai na een botsing de
contactsleutel naar STOP om te
voorkomen dat de accu leegloopt.
Rijd nooit met open
dashboardkastje: bij
een ongeval kan de passagier
hierdoor verwond raken.
WAARSCHUWING
75
Page 94 of 195

FRONTAIRBAGS
De frontairbags (bestuurder en
passagier) beschermen de
inzittenden voorin bij middelzware
en zware frontale botsingen, door
de airbag tussen de inzittende en het
stuurwiel of het dashboard op te
blazen.
Als de airbags niet worden
opgeblazen bij andere soorten
botsingen (botsingen opzij, achterop,
over de kop slaan enz.), betekent dit
dus niet dat het systeem slecht
functioneert.
In geval van een frontale botsing
zorgt een elektronische regeleenheid
ervoor dat het kussen wordt
opgeblazen.
Het kussen wordt onmiddellijk
tussen de inzittende voorin en het
stuurwiel of het dashboard
opgeblazen, waardoor het lichaam
van de inzittende wordt opgevangen
en de kans op verwondingen
beperkt wordt. Na het opblazen
loopt het kussen direct weer leeg.De frontairbags (bestuurder en
passagier) zijn geen vervanging voor
de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij
de wet voorgeschreven is in alle
Europese landen en de meeste
landen daarbuiten.
Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die
nog niet volledig opgeblazen is.
Onder deze omstandigheden wordt
de inzittende minder door de airbag
beschermd.
Het kan in de volgende situaties
voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
– frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, waarbij
niet de voorkant van het voertuig
is betrokken (bijv. spatbord tegen
de vangrail, etc. );
– de auto schuift onder andere
auto’s of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens
of vangrails); AIRBAGS
Het voertuig is uitgerust met een
frontairbag voor de bestuurder en,
voor bepaalde versies/markten, een
frontairbag voor de passagier.
F0X0059m
92