ESP FIAT TALENTO 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2018Pages: 244, PDF Size: 4.75 MB
Page 134 of 244

(1): de reiswieg wordt dwars in het voertuig gemonteerd en beslaat ten minste twee zitplaatsen. Het hoofd van het kind mag
niet naast het portier van het voertuig liggen.
(2): zet de stoel zo ver mogelijk naar voren om het kinderzitje tegen de rijrichting in te monteren en zet de stoel vervolgens zo
ver mogelijk naar achteren zonder het kinderzitje te raken.
(3): in de rijrichting geplaatst kinderzitje: plaats de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de stoel. Verwijder in
ieder geval de hoofdsteun van de achterbank waar het kinderzitje tegenaan staat. Dit moet worden gedaan voordat het
kinderzitje wordt geplaatst (zie de paragraaf "Achterste hoofdsteun" in het hoofdstuk "Kennismaking met het voertuig"). Zet de
stoel vóór het kinderzitje niet meer dan een halve lengte naar achteren en kantel de rugleuning niet meer dan 25°.
BELANGRIJK
121)Om te voorkomen dat de deur van
binnenuit wordt geopend, gebruik het
veiligheidsapparaat (zie de paragraaf
“Kinderveiligheid” in het hoofdstuk
“Kennismaken met uw voertuig”).
122)Een botsing met 50 km/h is gelijk aan
een val van 10 m. Houd kinderen nooit in
uw armen of op schoot; in geval van een
ongeval zult u nooit in staat zijn een kind
vast te houden, zelfs niet als u uw gordel
om hebt.
123)Laat het voertuig nooit onbeheerd
achter met de elektronische sleutel en een
kind, een gehandicapt persoon of een dier
in het voertuig, zelfs niet voor korte tijd.
Hierdoor zou uw eigen veiligheid en die van
anderen in gevaar kunnen komen, als de
motor wordt gestart of systemen in
werking worden gesteld, zoals de elektrisch
bediende ruiten of zelfs de
portiervergrendeling. Bovendien loopt de
temperatuur in warm en/of zonnig weer
snel op. Gevaar voor dodelijk of ernstig
letsel.124)Laat nooit kinderen zonder toezicht in
het voertuig achter. Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordels van kinderen altijd
correct afgesteld en bevestigd zijn. Vermijd
dikke kleding waardoor de veiligheidsgordel
te los zit. Laat kinderen nooit hun hoofd of
arm uit het raam steken. Zorg ervoor dat
kinderen de gehele reis correct blijven
zitten, vooral als ze in slaap vallen.
125)Zorg ervoor dat het kinderzitje of de
voeten van kinderen niet verhinderen dat
de voorstoel goed op zijn plaats vastzit. Zie
de paragraaf "Voorstoel” in het hoofdstuk
"Kennismaken met uw voertuig”. Zorg
ervoor dat het kinderzitje dat in het voertuig
is gemonteerd niet uit de bijbehorende
behuizing kan. Als de hoofdsteun moet
worden verwijderd, zorg er dan voor dat hij
dusdanig is geplaatst dat hij niet door de
auto vliegt als er plotseling wordt geremd
of in geval van een botsing. Bevestig altijd
het kinderzitje, zelfs als het niet gebruikt
wordt, om te voorkomen dat het niet door
de auto vliegt als er plotseling wordt
geremd of in geval van een botsing.126)RISICO OP DOOD OF ERNSTIG
LETSEL: voor het installeren van een
kinderzitje achterstevoren op de voorste
passagiersstoel, controleren of de airbag
correct gedeactiveerd is (zie paragraaf
“zijairbag passagierszijde en kinderzitjes” in
dit hoofdstuk).
127)Monteer kinderzitjes bij voorkeur op
een van de achterstoelen.
128)Monteer nooit een kinderzitje op de
middenstoel van de achterbank. GEVAAR
VOOR DODELIJK OF ERNSTIG LETSEL.
129)Gebruik geen kinderzitjes waardoor
de gordel waarmee het is bevestigd, los
zou kunnen komen: de basis van het
kinderzitje mag nooit op de gesp van de
gordel en/of de behuizing rusten.
130)Zorg dat de gordelband nooit los of
gedraaid zit. Leg de schoudergordel nooit
onder uw arm of achter uw rug om.
Controleer of de gordel niet is beschadigd
door scherpe randen. Als de
veiligheidsgordel niet naar behoren werkt,
zal deze het kind niet beschermen. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Gebruik deze stoel niet totdat de gordel is
gerepareerd.
132
VEILIGHEID
Page 138 of 244

133)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
134)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
135)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
136)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
137)Deze functies vormen een extra
bijdrage aan de veiligheid onder kritieke
rijomstandigheden, waardoor de
bestuurder het gedrag van het voertuig kan
aanpassen aan het traject dat is uitgezet
door de bestuurder. Deze functies kunnen
echter de bestuurder niet vervangen en
hierdoor mag de bestuurder ook de
rijlimieten niet negeren waardoor hij wordt
aangespoord harder te rijden. Ze ontheffen
de bestuurder daarom niet van normaal
rijgedrag en verantwoordelijkheid tijdens
het rijden (de bestuurder moet altijd goed
opletten op onverwachte situaties die zich
tijdens het rijden zouden kunnen
voordoen).138)De assistentie tijdens het
heuvelopwaarts wegrijden kan niet volledig
voorkomen dat het voertuig achteruit rolt
(steile hellingen, enz.). De bestuurder kan
echter het rempedaal gebruiken om te
voorkomen dat het voertuig naar voren of
naar achteren rolt. Assistentie tijdens het
heuvelopwaarts wegrijden kan niet voor
langdurige stilstand worden gebruikt:
gebruik het rempedaal. Deze functie is niet
ontworpen om het voertuig permanent stil
te houden. Gebruik, indien nodig, het
rempedaal om het voertuig te stoppen. De
bestuurder moet vooral opletten op gladde
ondergronden, bij weinig grip en/of als
heuvelopwaarts wordt gereden. Gevaar
voor ernstige letsel.
BELANGRIJK
22)Als de banden moeten worden
vervangen, mogen alleen banden van
hetzelfde merk, maat, type en structuur op
het voertuig worden aangebracht. Ze
moeten identiek zijn aan de originele
banden of overeenkomen met de banden
aanbevolen door het Fiat Servicenetwerk.
TPMS – Tyre
Pressure
Monitoring System
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Waarschuwing bij een afname in
bandenspanning
Het systeem waarschuwt de bestuurder
voor afnemen in bandenspanning in
een of meerdere banden.
Werkingsprincipe
Ieder wiel (behalve het reservewiel) heeft
een geïntegreerde sensor in het ventiel
dat de bandenspanning tijdens het
rijden met regelmatige intervallen meet.
Controlelampje 1 fig. 202 blijft aan om
de bestuurder te waarschuwen voor
een afname in de bandenspanning
(zachte band, lekke band, enz.).
202T36504-4
136
VEILIGHEID
Page 139 of 244

Reïnitialisatie van de
referentiewaarde van de
bandenspanning
Deze handeling moet worden verricht:
als de referentiespanning van de
banden moet worden aangepast aan
de gebruiksomstandigheden (leeg,
beladen, rijden over de snelweg, enz.);
na het wisselen van de banden (wat
echter wordt afgeraden);
na vervanging van een band.
Deze handeling moet altijd voor alle
banden worden verricht nadat de
banden koud zijn opgepompt.
De bandenspanning moet altijd
overeenkomen met het huidige gebruik
van het voertuig (leeg, beladen, rijden
over de snelweg, enz.).
Reïnitialisatieprocedure
Met de motor draaiend en het voertuig
stilstaand.
druk kort op knop 3 of 4 fig. 203 om
de functie "BANDENSPANNING SET <
KNOP LANG INDRUKKEN >" op
display 2 te selecteren;
houd de knop 3 of 4 (ongeveer
3 seconden) ingedrukt om de
initialisatie te starten. De speciale
berichten geven aan dat het verzoek
om de referentiewaarden van de
bandenspanning te herstellen wordt
verwerkt.
Een paar minuten rijden is vereist om de
initialisatie te voltooien.OPMERKING De referentiewaarde van
de bandenspanning kan niet minder zijn
dan de aanbevolen waarde die is
aangegeven op de kolom van het
bestuurdersportier.
Scherm
Het display 2 fig. 203 op het
instrumentenpaneel duidt problemen
met de bandenspanning aan (zachte
band, lekke band, enz.).
Controlelampje 1 fig. 202 blijft
permanent aan en er wordt een
bijbehorend bericht weergegeven. Dit
duidt aan dat ten minste één band
zacht is.
Controleer en pas, indien nodig, de
bandenspanning van de vier banden
aan als de banden koud zijn.
Het waarschuwingslampje gaat na een
paar minuten rijden uit.BELANGRIJK Onverwachte afnamen in
bandenspanning (klapband, enz.)
worden mogelijk niet door het systeem
gedetecteerd.
Het waarschuwingslampje knippert
samen met een speciaal bericht op het
display en een geluidssignaal (waar
aanwezig).
Dit bericht gaat gepaard met het
waarschuwingslampjeSTOP.
Dit betekent dat ten minste een van de
banden lek is of heel zacht is. Vervang
de band of neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk als de band lek is.
Pomp de band weer op als deze zacht
is.
Controlelampje 1 fig. 202 knippert een
paar seconden voordat het permanent
aanblijft en een bijbehorend bericht
wordt weergegeven.
Dit bericht gaat gepaard met het lampje
.
Ze geven aan dat een van de banden
geen sensor heeft (bijv. de
reserveband). Neem in alle overige
gevallen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Nieuwe voorschriften omtrent
bandenspanning
203T36518-2
137
Page 149 of 244

TIPS VOOR HET
RIJDEN
BRANDSTOFBESPARING
Het brandstofverbruik is goedgekeurd
conform een standaard en
gereguleerde methode die voor alle
fabrikanten gelijk is en waarmee de
voertuigen onderling kunnen worden
vergeleken. Het werkelijke verbruik
hangt af van het gebruik van het
voertuig, de uitrusting en de rijstijl.
Afhankelijk van het voertuig kunnen
verschillende functies beschikbaar zijn
die het brandstofverbruik verlagen:
schakelindicator;
rijstijlindicator;
routesamenvatting en ecologisch
advies via een multimediadisplay;
de functie ECOMODUS die kan
worden ingeschakeld met de
ECO-knop.Als het voertuig is uitgerust met een
navigatiesysteem vult dit deze
informatie aan.
Schakelindicatoren
Afhankelijk van de versies kan op het
instrumentenpaneel een controlelampje
1 fig. 218 aangeven wanneer het beste
moment is om op of terug te schakelen,
om het verbruik te optimaliseren:
opschakelen;
terugschakelen.
Rijstijlindicator
Deze informeert in realtime u over de
toegepaste rijstijl. Het resultaat wordt
getoond door de kleur van het
indicatielampje 2 fig. 218.
Groen: flexibele, economische rijstijl;
Geel: pas een flexibele rijstijl toe;
Oranje: u rijdt te dynamisch.Om de indicatie van de rijstijl te
activeren/deactiveren, zie het
RADIO/TOUCH – RADIO NAV
supplement.
Routesamenvatting
Wanneer de motor wordt afgezet, wordt
een speciaal bericht op het display 3
fig. 219 weergegeven met informatie
over uw laatste route.
Dit geeft aan:
gemiddeld brandstofverbruik;
kilometerstand;
Het aantal opgeslagen kilometers.
217T26569
218T38203
219T36519-1
147
Page 179 of 244

PERIODIEKE
CONTROLES
Elke1.000km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Elke3.000km controleren en motorolie
bijvullen.
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig voornamelijk gebruikt
wordt onder de volgende
omstandigheden:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
ONDERHOUDS-
PROCEDURE
Het voertuig voldoet aan de
recyclingcriteria en de beoordeling van
sloopvoertuigen die in 2016 wettelijk
van kracht worden.
Daarom is een aantal voertuigen
ontworpen met het oog op uiteindelijke
recyclage.
De onderdelen kunnen eenvoudig
worden gedemonteerd om te worden
teruggewonnen en hergebruikt in de
recyclingindustrie.
Bovendien voldoet het voertuig, dankzij
het geavanceerde ontwerp, de originele
opzet en het geringe brandstofverbruik
aan de geldende milieuwetgeving. We
zetten ons actief in om de uitstoot van
verontreinigende gassen te verlagen en
energie te besparen. Maar de
hoeveelheid verontreinigende gassen
die wordt uitgestoten en het
brandstofverbruik zijn mede van u
afhankelijk. Gebruik en onderhoud uw
voertuig daarom correct.
Vergeet niet dat door niet-naleving van
de milieuwetgeving de eigenaar van het
voertuig administratieve sancties
kunnen worden opgelegd. Bovendien
maakt het vervangen van de motor, het
brandstofsysteem en uitlaatonderdelen
door andere niet-originele onderdelen
de naleving van de milieuwetgeving
ongeldig.
177
Page 180 of 244

Laat aanpassingen aan en inspecties
van het voertuig over aan het Fiat
Servicenetwerk, zodat ze voldoen aan
de instructies in het geprogrammeerde
onderhoudsschema: alle middelen en
materiële middelen die garanderen dat
de originele registratie van het voertuig
behouden kan blijven, zijn hier
beschikbaar.
AFSTELLING VAN DE
MOTOR
Luchtfilter, dieselfilter: een vuil
patroon verlaagt het rendement. Het
filter moet worden vervangen.
Stationair: geen enkele afstelling
vereist.
VERIFICATIE VAN DE
PEILEN
MOTOROLIE
Een motor verbruikt normaal gesproken
olie om de motor te smeren en de
bewegende delen te koelen; het is
normaal om het smeercircuit tussen
twee olieverversingen te moeten
bijvullen.
Maar als het olieverbruik meer is dan
0,5 liter elke 1000 km na de
inloopperiode, moet u contact
opnemen met een Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Controleer regelmatig en
in ieder geval voor lange reizen het
oliepeil, anders loopt u het risico de
motor te beschadigen.
188) 186) 187) 189) 190) 191) 192) 193) 194)
44) 45) 46) 47)
5)
Oliepeil controleren
Het oliepeil dient met afgezette en
koude motor en met het voertuig op
een vlakke ondergrond te worden
gecontroleerd.
Om het exacte oliepeil te meten en
zeker te zijn dat het maximumpeil niet is
overschreden (risico op beschadiging
van de motor) moet de peilstok worden
gebruikt.Het display op het instrumentenpaneel
waarschuwt alleen als het peil op het
minimum staat.
Neem de peilstok uit en doe hem af
met een schone doek;
steek de peilstok zover mogelijk naar
binnen;
neem de peilstok weer uit;
controleer het peil: het mag nooit
lager staan dan "min" A fig. 265 noch
hoger staan dan het "max" peil B.
Steek de peilstok weer zover mogelijk
naar binnen, als u het peil heeft
gecontroleerd.
BELANGRIJK Om spetteren te
voorkomen, kan voor het bijvullen een
trechter worden gebruikt.
Olie vullen/bijvullen
Het voertuig moet op een vlakke
ondergrond staan, de motor moet
uitstaan en koud zijn (bijv. voordat de
auto 's ochtends wordt gestart).
265T29990
178
ONDERHOUD EN ZORG
Page 187 of 244

Als grotere banden worden gebruikt
dan de originele, kunnen de
sneeuwkettingen niet worden
aangebracht.
Winterbanden
We raden u aan deze banden aan te
brengen om het voertuig de best
mogelijke grip te bieden.
BELANGRIJK Deze banden betekenen
vaak een maximum snelheidslimiet die
lager kan zijn dan de maximumsnelheid
van het voertuig.
Spijkerbanden
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Dit type band kan alleen voor een
beperkte periode worden gebruikt die is
bepaald door de plaatselijke wetten. U
dient de maximumsnelheden opgelegd
door de plaatselijke toepasselijke
wetten te volgen.
Deze banden kunnen ten minste op
beide voorwielen worden aangebracht.In ieder geval is het raadzaam
contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
206)Door een te lage bandenspanning
kunnen de banden vroegtijdig slijten en kan
de temperatuur van de banden abnormaal
hoog oplopen, met duidelijke gevolgen
voor de veiligheid; slechte grip op het
wegdek, gevaar voor klapbanden of het
loskomen van profielen. De
bandenspanning is afhankelijk van de
lading en de snelheid. Pas de
bandenspanning aan de
gebruiksomstandigheden aan (zie het etiket
aan de kolom van het bestuurdersportier).
207)Deze werkzaamheden mogen, uit
veiligheidsoverwegingen, alleen verricht
worden door een gespecialiseerd monteur.
Gebruik van banden van een ander type
kan van invloed zijn op de voldoening aan
de geldende wetten, prestaties in bochten,
sturen en het aanbrengen van
sneeuwkettingen.208)Uit veiligheidsoverwegingen en i.v.m.
de naleving van de geldende wettelijke
voorschriften, mogen voor vervanging
alleen banden van hetzelfde merk, maat,
type en structuur op dezelfde assen
worden gebruikt. Deze moeten een
belastings- en snelheidscapaciteit hebben
die gelijk is aan die van de originele
banden, of ze moeten overeenkomen met
de capaciteiten aanbevolen door het Fiat
Servicenetwerk. Niet-naleving van deze
instructies kan afbreuk doen aan de
veiligheid en de voldoening van het
voertuig aan de wet. Risico om de controle
over het voertuig te verliezen.
209)Verwissel banden met een
éénrichtingsprofiel niet kruiselings, door ze
van de rechterzijde naar de linkerzijde en
omgekeerd te verplaatsen. Dit type banden
kan alleen aan dezelfde zijde van het
voertuig, d.w.z. van de vooras naar de
achteras en vice versa, worden verwisseld.
210)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
BELANGRIJK
53)Sommige ongevallen, zoals het raken
van de stoeprand, kan de banden
beschadigen en de afstellingen aan de
voor- en achterkant wijzigen. Laat ze in dat
geval controleren bij een Fiat Servicepunt.
185
Page 238 of 244

Mopar® Vehicle Protectionbiedt een reeks serviceproducten die speciaal zijn ontworpen om al onze klanten te
kunnen laten genieten van een probleemloze en zorgenvrije rijervaring met hun auto.
Onze productportefeuille bestaat uit Extra Garantie, Easy Care Onderhoudsprogramma’s en de ServicePlus
Pas, met een ruime keuze voor de klant om looptijd en kilometer limiet naar behoefte te kiezen.
Mopar® Vehicle Protectionproducten zijn opgesteld door deskundigen die ieder onderdeel van uw auto kennen
en met het doel uw auto in topconditie te houden. Onze kennis en passie bij het ontwikkelen van deze
servicecontracten zorgen voor een “zorgeloze rijervaring”.
Door het kiezen van een Mopar® Vehicle Protectionserviceproduct kunnen alle onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd wordenbij erkende FCA-reparatiefaciliteiten in heel Europadoor gekwalificeerdeen
gespecialiseerde monteurs, met gebruik van het juiste gereedschap, FCA diagnose apparatuuren met uitsluitend
originele onderdelenen aangepaste motorolie.
Vraag gerust bij uw dealer welk Mopar® Vehicle Protectionserviceproduct het best bij u past.
Raadpleeg uw plaatselijke Servicepunt voor nadere informatie.
HOUD UW VOERTUIG IN
TOPCONDITIE MET
Page 241 of 244

ALFABETISCH
REGISTER
ABS (Anti-lock Braking System). . .133
Accu....................182
Accu opladen...............168
Achterste hoofdsteun...........28
Actieve veiligheidssystemen......133
AdBlue (Ureum) additief tank......45
Alarmlichten................151
Autoradio..................69
Bagage-afdekplaat............70
Banden...................198
Bandenopblaaskit............164
Bedieningspaneel en
boordinstrumenten...........88
Binnenverlichting.............39
Buitenspiegels...............35
Buitenverlichting..............36
Dagrijlichten..............36
Dimlicht.................37
Grootlicht................37
Hoogteregeling koplampen.....38
Mistachterlicht.............37
Mistvoorlichten.............37
Richtingaanwijzers..........38
Stadslicht................36
Camera achterzijde...........58
Cargo volumes..............208
Carrosserie................187CO2-Emissies..............227
Cruisecontrol (snelheidsregelaar)....70
De auto parkeren............143
Dieselversiespecifieke kenmerken . . .76
Display....................78
Door de klant gekochte
accessoires................5
Enkele achterstoelen...........30
ESC-systeem (Electronic Stability
Control).................134
Filters...................182
Frontairbags................99
Airbags aan bestuurderszijde en
passagierszijde.............99
Frontairbag passagierszijde en
kinderzitje...............100
Gebruik van de versnellingsbak. . .142
Gebruik van het voertuig onder
zware omstandigheden
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........177
Geprogrammeerd onderhoud.....172
Gordelspanners..............99
Handbediende klimaatregeling....50
Handrem..................143
Heuvelopwaarts wegrijden met
behulp van Hill Holder........135
Hoofdsteun.................28
Huls......................63
Identificatiegegevens..........192Installatie elektrische en
elektronische systemen.........5
Interieur..................189
Interieuruitrusting.............63
Zonnekleppen.............63
Kinderzitjes
ISOFIX-bevestigingssysteem . . .120
Kinderen veilig vervoeren......104
Kinderzitje monteren met de
veiligheidsgordels..........106
Klimaatregeling...........47,219
Lamp binnenverlichting
vervangen...............151
Lamp buitenverlichting vervangen . .153
Luchtroosters................49
Maat....................199
Milieubescherming............75
Motor....................193
Motorkap..................61
Onderhoudsprocedure........177
Onderhoudsschema..........173
Opbergvak.................63
Parkeerradar................56
PBA-systeem (Panic Brake Assist) . .134
Periodieke controles
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........177
Portieren...................21
Achterklep...............24