tyre pressure FIAT TALENTO 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2021, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2021Pages: 248, PDF Size: 4.87 MB
Page 91 of 248

Waarschuwingslampje Wat het betekent
CONTROLELAMPJE TEMPERATUUR MOTORKOELVLOEISTOF
Als de sleutel in het contact zit, gaat dit lampje blauw branden.
Als het rood wordt, moet de auto worden stilgezet en de motor één of twee minuten stationair draaien.
De temperatuur zou moeten dalen en het lampje zou weer blauw moeten worden. Zet anders de motor af. Laat de
koelvloeistof afkoelen voordat u de temperatuur controleert.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
START&STOP-SYSTEEM INSCHAKELEN
Raadpleeg het hoofdstuk "Start&Stop-systeem".
StartStop STORING / DEACTIVERING
Raadpleeg het hoofdstuk "Start&Stop-systeem".
CRUISE-CONTROL/SPEED LIMITER
Raadpleeg de paragrafen "Cruise-control" (Snelheidsregelaar) en "Speed Limiter".
STORING TPMS-SYSTEEM/LAGE BANDENSPANNING
Zie paragraaf “TPMS – TYRE PRESSURE MONITORING SYSTEM” in het hoofdstuk “Veiligheid”
GRIPREGELING
Zie paragraaf “TPMS – Actieve veiligheidssystemen” in het hoofdstuk “Veiligheid”.
89
Page 97 of 248

BOORDCOMPUTER: reisparameters
Selectievoorbeelden Betekenis van de geselecteerde gegevens
101778 km 112,4 km Totale en gedeeltelijke kilometerteller.
BRANDSTOF
8L
Reisparameters.
Verbruikte brandstof.
Brandstof verbruikt sinds laatste reset.
GEMIDDELD
BRANDSTOFVERBRUIK
5,8 l/100
Gemiddeld brandstofverbruiksinds laatste reset.
De waarde die wordt weergegeven nadat ten minste 400 meter is gereden vanaf de laatste reset.
HUIDIG
7,4 l/100
Momentaan verbruik.
De waarde die wordt weergegeven nadat een snelheid van 30 km/h is bereikt.
BEREIK
541 km
Geschatte autonomie met resterende brandstof.
De waarde die wordt weergegeven nadat ten minste 400 meter is gereden.
AFSTAND
522 km
Gereden afstandsinds laatste reset.
GEMIDDELDE SNELHEID
89,4 km/h
Gemiddelde snelheidsinds laatste reset.
De waarde die wordt weergegeven nadat ten minste 400 meter is gereden.
INGESTELDE
BANDENSPANNING
< LANG INDRUKKEN >Bandenspanning reïnitialiseren.
Zie paragraaf “TPMS – TYRE PRESSURE MONITORING SYSTEM” in het hoofdstuk “Veiligheid”
95
Page 101 of 248

VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is heel belangrijk: het
bevat de beschrijving van alle
veiligheidssystemen van het voertuig en
het levert aanwijzingen die voor een
correct gebruik ervan nodig zijn.VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN..............100
VEILIGHEIDSGORDELS........100
GORDELSPANNERS..........104
FRONTAIRBAGS............104
ZIJAIRBAGS...............108
VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR
KINDEREN................109
ACTIEVE VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN................135
TPMS –
Tyre Pressure Monitoring System . .139
99
Page 141 of 248

TPMS – Tyre
Pressure
Monitoring System
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Waarschuwing bij een afname in
bandenspanning
Het systeem waarschuwt de bestuurder
voor afnemen in bandenspanning in
een of meerdere banden.
Werkingsprincipe
Ieder wiel (behalve het reservewiel) heeft
een geïntegreerde sensor in het ventiel
dat de bandenspanning tijdens het
rijden met regelmatige intervallen meet.
Controlelampje 1 fig. 208 blijft aan om
de bestuurder te waarschuwen voor
een afname in de bandenspanning
(zachte band, lekke band, enz.).Reïnitialisatie van de
referentiewaarde van de
bandenspanning
Deze handeling moet worden verricht:als de referentiespanning van de
banden moet worden aangepast aan
de gebruiksomstandigheden (leeg,
beladen, rijden over de snelweg, enz.);
na het wisselen van de banden (wat
echter wordt afgeraden);
na vervanging van een band.
Deze handeling moet altijd voor alle
banden worden verricht nadat de
banden koud zijn opgepompt.
De bandenspanning moet altijd
overeenkomen met het huidige gebruik
van het voertuig (leeg, beladen, rijden
over de snelweg, enz.).
Reïnitialisatieprocedure
Met de motor draaiend en het voertuig
stilstaand.
druk kort op knop 3 of 4 fig. 209 om
de functie "BANDENSPANNING SET <
KNOP LANG INDRUKKEN >" op
display 2 te selecteren;
houd de knop 3 of 4 (ongeveer
3 seconden) ingedrukt om de
initialisatie te starten. De speciale
berichten geven aan dat het verzoek
om de referentiewaarden van de
bandenspanning te herstellen wordt
verwerkt.
Een paar minuten rijden is vereist om de
initialisatie te voltooien.OPMERKING De referentiewaarde van
de bandenspanning kan niet minder zijn
dan de aanbevolen waarde die is
aangegeven op de kolom van het
bestuurdersportier.
Scherm
Het display 2 fig. 209 op het
instrumentenpaneel duidt problemen
met de bandenspanning aan (zachte
band, lekke band, enz.).
Controlelampje 1 fig. 208 blijft
permanent aan en er wordt een
bijbehorend bericht weergegeven. Dit
duidt aan dat ten minste één band
zacht is.
Controleer en pas, indien nodig, de
bandenspanning van de vier banden
aan als de banden koud zijn.
Het waarschuwingslampje gaat na een
paar minuten rijden uit.
208T36504-4
209T36518-2
139
Page 142 of 248

BELANGRIJK Onverwachte afnamen in
bandenspanning (klapband, enz.)
worden mogelijk niet door het systeem
gedetecteerd.
Het waarschuwingslampje knippert
samen met een speciaal bericht op het
display en een geluidssignaal (waar
aanwezig).
Dit bericht gaat gepaard met het
waarschuwingslampjeSTOP.
Dit betekent dat ten minste een van de
banden lek is of heel zacht is. Vervang
de band of neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk als de band lek is.
Pomp de band weer op als deze zacht
is.
Controlelampje 1 fig. 208 knippert een
paar seconden voordat het permanent
aanblijft en een bijbehorend bericht
wordt weergegeven.
Dit bericht gaat gepaard met het lampje
.
Ze geven aan dat een van de banden
geen sensor heeft (bijv. de
reserveband). Neem in alle overige
gevallen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.Nieuwe voorschriften omtrent
bandenspanning
De bandenspanning moet met
koude banden worden
gecontroleerd(zie het etiket aan de
kolom van het bestuurdersportier). Als
de bandenspanning niet metkoude
banden kan worden gecontroleerd,
verhoog dan de spanning 0,2-0,3 bar
(3 PSI).
Laat een hete band nooit leeglopen.
Voertuig met TPMS
In geval van een lekke band (lekkage,
onvoldoende lucht, enz.) gaat het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden. Zie
paragraaf “TPMS – TYRE PRESSURE
MONITORING SYSTEM”.
Reservewiel
Als het voertuig over een reserveband
beschikt, bevat deze geen sensor. Als
de band op het voertuig is gemonteerd,
knippert controlelampje 1 fig. 208 een
paar seconden voordat het samen met
lampje
aanblijft, terwijl een
bijbehorend bericht op het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
Spuitbus voor de reparatie van
banden en opblaaskit
Gebruik conform de specificaties van
het ventiel alleen apparatuur
goedgekeurd door het Fiat
Servicenetwerk.Raadpleeg de paragraaf "Bandenkit" in
het hoofdstuk "Noodgevallen".
BELANGRIJK Deze functie biedt de
bestuurder extra ondersteuning, maar
kan de bestuurder niet vervangen. U
wordt hierdoor niet vrijgesteld van de
gebruikelijke rijveiligheid of de
verantwoordelijkheid in geval van een
ongeval. Controleer de
bandenspanning, inclusief die van de
reserveband, één keer per maand.
BELANGRIJK Voor de veiligheid van de
bestuurder en alle andere inzittenden
moet u stoppen zodra de
verkeersomstandigheden dit toestaan
wanneer hetSTOP
waarschuwingslampje aan gaat.
140
VEILIGHEID
Page 188 of 248

Wanneer het profielpatroon is versleten
tot de hoogte van de
waarschuwingsverhogingen, worden
deze zichtbaar 2 fig. 280: uw banden
moeten worden vervangen, want de
profieldiepte is ongeveer 1,6 mm en dat
betekent weinig grip op gladde wegen.
Een overbelast voertuig, te lang op
snelwegen rijden, zelfs bij warm weer,
of op hobbelig terrein rijden dragen bij
aan een snellere slijtage van de banden.
BANDENSPANNING
Houd de banden (inclusief de
reserveband) op de juiste spanning;
controleer de bandenspanning ten
minste één keer per jaar en vóór een
lange reis (zie het etiket op de kolom
van het bestuurdersportier). De
spanning moet met koude banden
gecontroleerd worden: bereken niet de
hogere spanning die behaald kunnen
worden tijdens warme maanden of na
hard rijden. Als de bandenspanning niet
met koude banden kan worden
gecontroleerd, verhoog dan de
spanning 0,2 tot 0,3 bar (of 3 PSI).
Laat een hete band nooit leeglopen.
Voertuigen uitgerust met TPMS:in
geval van te zwakke inflatie of een gat,
gaat het waarschuwingslampje
op
het instrumentenpaneel branden. Zie
paragraaf “TPMS – Tyre Pressure
Monitoring System” in het hoofdstuk
“Veiligheid”.Etiket A fig. 282
Open het portier aan bestuurderszijde
fig. 283 om het te lezen.B: spanning voorbanden als niet over
een snelweg wordt gereden of met
minder dan vier inzittenden.
C: spanning achterbanden als niet
over een snelweg wordt gereden of met
minder dan vier inzittenden.
D: spanning voorbanden als over
een snelweg wordt gereden of met een
aanmerkelijke belasting.
E: spanning achterbanden als over
een snelweg wordt gereden of met een
aanmerkelijke belasting.
BELANGRIJK Voor auto's met een
volledige belasting (max. toelaatbare
belasting) en een trekhaak is de max.
snelheid beperkt tot 100 km/h en moet
de bandenspanning met 0,2 bar
worden verhoogd. Zie de paragraaf
“Gewichten” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.Gevaar van
klapbanden.
RESERVEBAND
Raadpleeg de paragraaf "Een band
vervangen" in het hoofdstuk
"Noodgevallen".
TIPS VOOR HET
OMWISSELEN VAN DE
BANDEN
We raden u aan dergelijke handelingen
niet uit te voeren.
GEBRUIK IN DE WINTER
55) 56) 57) 58)
Kettingen
Uit veiligheidsoverwegingen mogen
sneeuwkettingen niet op de achteras
worden aangebracht.
282T36619
283T36615
186
ONDERHOUD EN ZORG
Page 246 of 248

PBA-systeem
(Panic Brake Assist).........136
Periodieke controles
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........179
Portieren...................21
Achterklep...............24
Centrale portiervergrendeling/-
ontgrendeling voor opengaande
delen...................25
Handmatige portiervergrendeling/
-ontgrendeling.............25
Openslaande achterportieren....23
Voorportieren..............21
Zijschuifportier.............22
Prestaties.................226
Radiozendapparatuur en mobiele
telefoons..................5
Regeleenheid van de zekeringen
in het interieur.............160
Remsysteem...............197
Ruitbediening................63
Ruitenwisser / Achterruitwisser.....42
Slepen van het voertuig........171
Sleutels...................13
Elektronische Sleutel.........16
Sleutel met afstandsbediening . . .13
Speed limiter................77
Start&Stop-systeem...........34
Starten met hulpaccu..........168
Starten van de motor..........142
Startsysteem................48
Stoelen....................29
Voorstoelen...............29
Sturen...................199
Stuurwiel / Stuurbekrachtiging.....33
Stuurwiel/Stuurbekrachtiging
Het stuurwiel in de gewenste
stand zetten..............33
Stuurbekrachtiging..........33
Symbolen...................4
Tanken...................44
Tips voor het rijden...........149
TPMS – Tyre Pressure Monitoring
System.................139Traction Plus...............137
Transmissie................198
TSA (Trailer Stability Assist):......137
Veiligheidsgordels............100
Veiligheidssystemen voor
inzittenden...............100
Veiligheidssystemen voor
kinderen................109
Verificatie van de peilen.........180
Verwarming en ventilatie.........50
Vloeistoffen en smeermiddelen. . . .224
Voorruitsproeier/
achterruitsproeier............42
Voorste hoofdsteun............28
Wielen en banden...........185
Wisserbladen...............188
Zekeringen in het interieur......159
Zijairbags.................108
Gordijnairbag.............108
ALFABETISCH REGISTER
FCA Italy S.p.A. - MOPAR - Technical Service Operations - Service Engineering
Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Torino (Italy)
603.91.628N 09/ 2 L - 2018 - Druknummer
Editie