ESP FIAT TIPO 5DOORS STATION WAGON 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: TIPO 5DOORS STATION WAGON, Model: FIAT TIPO 5DOORS STATION WAGON 2018Pages: 304, PDF Size: 7.65 MB
Page 2 of 304

Dit Instructieboek is bedoeld om de bedrijfsomstandigheden van het voertuig te verduidelijken.
Voor de enthousiaste gebruiker die de inzichten, curiositeiten en gedetailleerde informatie over de eigenschappen en functies van het
voertuig wil weten, biedt Fiat de gelegenheid om een speciaal gedeelte te raadplegen dat beschikbaar is in elektronisch formaat.
ONLINE INSTRUCTIEBOEK
Het volgende symbool is weergegeven in de tekst van het Instructieboek, naast de onderwerpen waarvoor updates worden verschaft.
Ga naar de website www.mopar.eu/owner
en open uw persoonlijke zone.
Op de pagina “Onderhoud en zorg” vindt u alle informatie over uw voertuig en de link om toegang te krijgen tot eLUM, waar u alle details van het
Instructieboek zult kunnen vinden.
Of ga voor toegang tot deze informatie naar de website http://aftersales.fiat.com/elum/
.
De eLUMwebsite is gratis en zal u in de gelegenheid stellen, naast heel veel andere dingen, gemakkelijk de boorddocumenten te raadplegen van alle
andere voertuigen van de Group.
Veel leesplezier en goede reis!
Page 3 of 304

Beste klant,
Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Fiat hebt gekozen.
Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van dit voertuig te leren kennen en het op de beste manier te
gebruiken.
Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van het voertuig, zodat u het
maximum uit de technologische eigenschappen kunt halen.
Het wordt geadviseerd het eerst helemaal te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat, om bekend te raken met de
bedieningselementen en met name die elementen die betrekking hebben op de remmen, stuurinrichting en versnellingsbak,
tegelijkertijd kunt u het gedrag van het voertuig op verschillende wegdekken begrijpen.
In dit document vindt u een beschrijving van de speciale kenmerken en tips, evenals essentiële informatie over veilig rijden,
onderhoud van en zorg voor uw voertuig.
Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in de toekomst
gemakkelijk kunt raadplegen en om ervoor te zorgen dat het aan boord van het voertuig blijft indien het verkocht mocht
worden.
In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook een beschrijving van de Diensten die Fiat haar klanten biedt, het
Garantiecertificaat en de details van de voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe auto en de service
van de mensen bij Fiat zult waarderen.
Veel leesplezier gewenst. ... en goede reis!
Dit instructieboekje beschrijft alle voertuigversies. Opties, uitrusting die bestemd is voor bepaalde markten of
versies zijn niet expliciet in de tekst aangegeven: derhalve dient uitsluitend de informatie in beschouwing te
worden genomen die betrekking heeft op het uitrustingsniveau, de motor en de versie die u gekocht hebt.
Bijzonderheden die tijdens de fabricage van het model geïntroduceerd zijn, behalve het speciale verzoek om
opties op het moment van de aanschaf, zullen aangegeven worden met de tekst(waar aanwezig).
Alle in deze publicatie vermelde gegevens zijn bedoeld om u te helpen uw voertuig op de best mogelijke wijze te
gebruiken. FCA Italy S.p.A. streeft naar een constante verbetering van de gefabriceerde voertuigen. Daarom
behoudt zij zich het recht voor wijzigingen aan het beschreven model aan te brengen om technische en/of
commerciële redenen.
Neem voor meer informatie contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Page 21 of 304

Stoel terugplaatsen
(TIPO STATION WAGON versie)
Verwijder de bevestigingsmechanismen
van de veiligheidsgordel uit de
elastieken bevestigingen en controleer
of ze kunnen draaien als u de
rugleuning heeft teruggeplaatst.
Controleer of op de zitting geen
voorwerpen zijn achtergebleven.
Beweeg de zittingen naar achter, breng
ze onder de rugleuning aan en druk
erop tot u ze hoort vastklikken.
Controleer visueel of ze weer in de
originele stand terug zijn geplaatst.
BELANGRIJK Haal de
bevestigingsmechanismen van de
veiligheidsgordel altijd los voordat u de
zitting weer terug plaatst zodat de
zitting correct en zonder schade op te
lopen kan worden teruggeplaatst.
BELANGRIJK
11)Voer de aanpassingen alleen uit
wanneer de auto stilstaat.
12)Controleer na het loslaten van de
hendel of de stoel goed geblokkeerd is
door te proberen hem naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel niet
geblokkeerd is, kan hij plotseling
verschuiven met mogelijk controleverlies
over de auto tot gevolg.13)Zorg ervoor dat de rugleuningen aan
beide zijden (niet zichtbare "rode
merktekens) goed zijn vergrendeld om te
voorkomen dat deze bij bruusk remmen
naar voren kunnen klappen en zo eventueel
de passagiers kunnen verwonden.
14)Mensen die geen pijn op de huid
voelen door vergevorderde leeftijd,
chronische ziekten, diabetes, beschadiging
van het ruggenmerg, medicatie, alcohol,
uitputting of andere fysieke condities,
moeten voorzichtig zijn met het gebruik van
de stoelverwarming. Deze kan
brandwonden veroorzaken zelfs bij een
lage temperatuur, in het bijzonder bij
gebruik voor lange periodes.
15)Plaats geen voorwerpen op de stoel of
op tegen de rugleuning die de warmte
kunnen isoleren, zoals een afdekking of een
kussen. Het kan ervoor zorgen dat het
stoelverwarmingssysteem oververhit raakt.
Zitten op een oververhitte stoel kan
ernstige brandwonden veroorzaken door
de toename van de temperatuur op het
oppervlak van de stoel.
BELANGRIJK
4)De bekleding van uw voertuig is
ontworpen om bestand te zijn tegen slijtage
bij normaal gebruik van het voertuig. Er
moeten wel enkele voorzorgsmaatregelen
getroffen worden. Vermijd excessief
schuren tegen kledingaccessoires zoals
metalen gespen en klittenband die, als ze
veel druk uitoefenen in een klein gebied,
zouden kunnen afbreken, met beschadiging
van de bekleding als gevolg.
HOOFDSTEUNEN
16)
HOOFDSTEUNEN VOOR
Verstellen
Deze kunnen op 4 hoogtestanden
worden afgesteld (volledig omhoog /
2 tussenstanden / volledig omlaag).
Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
Omlaag verstellen: druk op knop 1
fig. 21 en breng de hoofdsteun omlaag.
Verwijderen
Ga als volgt te werk om de hoofdsteun
te verwijderen:
Klap de rugleuning naar voren (om te
voorkomen dat de hoofdsteun het dak
raakt);
druk op beide knoppen 1 and 2
fig. 21 aan de zijkanten van de twee
2104076J0001EM
19
Page 28 of 304

21)De dagverlichting mag het dimlicht niet
vervangen tijdens het rijden in het donker
en in tunnels. Het gebruik van de
dagverlichting wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt. Neem de wettelijke
voorschriften in acht.INTERIEUR-
VERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING
VOOR
Schakelaar 1 fig. 34 wordt gebruikt om
de plafondverlichting in/uit te schakelen.
Standen schakelaar 1:
middenpositie: lampjes 2 en
5 worden in- resp. uitgeschakeld als de
portieren geopend resp. gesloten
worden;
links ingedrukt (OFF): de lampjes
2 en 5 blijven altijd gedoofd;
rechts ingedrukt (): de lampjes
2 en 5 blijven altijd ingeschakeld.
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
Schakelaar 3 schakelt lampje 2 aan/uit.
Schakelaar 4 schakelt lampje 5 aan/uit.
Als de lichten handmatig wordeningeschakeld, zullen ze, alleen als het
contact in de stand STOP staat, na
15 minuten automatisch uitschakelen
om de acculading te behouden.
BELANGRIJK Controleer, voordat het
voertuig verlaten wordt, of de
plafondverlichting uit is; zo wordt
voorkomen dat de accu ontlaadt als de
portieren eenmaal gesloten zijn. Als er
een lampje per ongeluk is blijven
branden, wordt de plafondverlichting in
ieder geval ongeveer 15 minuten na het
uitzetten van de motor automatisch
uitgeschakeld.
Tijdregeling plafondverlichting
Bij sommige versies zijn er om het
in-/uitstappen in het donker en op
slecht verlichte plaatsen te
vergemakkelijken twee tijdregelingen
voorzien.
Tijdregeling bij het instappen
De plafondverlichting schakelt op de
volgende manieren in:
een paar seconden wanneer de
portieren worden ontgrendeld;
ongeveer 3 minuten wanneer een
portier worden geopend;
een paar seconden wanneer de
portieren worden vergrendeld.
De tijdregeling wordt onderbroken
wanneer de contactinrichting naar MAR
wordt gedraaid.
3404136J0001EM
26
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 49 of 304

ECO-FUNCTIE
(waar aanwezig)
Druk op de knop ECO fig. 72 om deze
functie in te schakelen.
De ECO-functie werkt alleen in de
automatische modus en zorgt voor een
schakelwijze waarbij de rijstijl zo
brandstofzuinig mogelijk is.
Wanneer de functie actief is, brandt de
LED op de knop. Deze functie wordt
opgeslagen: wanneer het voertuig
opnieuw wordt gestart, behoudt het
systeem de instelling die het vóór het
afzetten van de motor had. Druk
opnieuw op de ECO-knop om de
functie uit te schakelen en de normale
rij-instelling te herstellen.
BELANGRIJK Als de accu wordt
losgekoppeld/aangesloten zal de
ECO-functie worden uitgeschakeld en
zullen de normale rij-instellingen worden
hersteld.
BELANGRIJK Voor versies met
adaptieve Cruise-Control (ACC) werkt
de ECO-functie ook op de
acceleratierespons van de adaptieve
cruisecontrol. Als meer responsief
gedrag gewenst is, kan de ECO-functie
worden uitgeschakeld of het gaspedaal
worden bediend. In dit laatste geval zal
de normale adaptieve Cruise-Control
worden hervat als het pedaal wordt
losgelaten.
72P2000155
47
Page 54 of 304

DISPLAY
BESCHRIJVING
Het voertuig is uitgerust met een
display waarop nuttige informatie voor
de bestuurder weergegeven kan
worden tijdens het rijden.
Met de startinrichting in de STOP-stand
en verwijderde contactsleutel, schakelt
het display in en toont enkele seconden
de tijd en de totaalstand van de
kilometerteller (in km of mijlen) wanneer
een portier geopend/gesloten wordt.
SCHAKELINDICATOR
Het GSI-systeem (Gear Shift Indicator)
geeft een melding (2 fig. 76 voor versies
met multifunctioneel display of 4
fig. 77 voor versies met multifunctioneel
display) op het instrumentenpaneel om
de bestuurder te adviseren wanneer
moet worden geschakeld.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Wanneer het symbool
op het
display verschijnt, stelt GSI voor naar
een hogere versnelling te schakelen.
Wanneer het symbool
wordt
weergegeven, stelt de GSI voor te
schakelen naar een lagere versnelling.De aanduiding op het display blijft
branden tot er een versnelling wordt
ingeschakeld of de rijomstandigheden
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
Bij sommige versies worden de
gekozen en de aanbevolen versnelling
weergegeven naast het symbool
of
.
Het pictogram
ofkan
verschijnen als het GSI aanbeveelt twee
versnellingen op te schakelen ten
opzichte van de versnelling die nu is
gekozen. Bij deze versies toont het
systeem alleen de gekozen versnelling
als de rijomstandigheden geen
schakeling vereisen om het
brandstofverbruik te optimaliseren.
De meldingen van de gekozen
versnelling en de aanbevolen
schakeling verdwijnen tijdelijk van het
display tijdens de schakeling en
verschijnen weer zodra de schakeling is
voltooid.
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Op het display fig. 76 wordt de
volgende informatie weergegeven:
1: Stand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht)
2: Schakelindicator (GSI)
3: Indicatie ingeschakelde versnelling
4: Tijd
5: Buitentemperatuur (voor bepaalde
versies/markten)
6: Kilometerteller (weergave aantal
gereden kilometers/mijlen)
7: Display van "Cruise Control" of
huidige snelheid (voor versies/markten,
waar voorzien)
7605036J0001EM
52
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 86 of 304

De RESET-procedure moet worden
uitgevoerd:
elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel
verwisseld wordt;
wanneer de banden worden
gedraaid of omgewisseld;
wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gemonteerd.
Pomp, voordat de RESET-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").
Als de reset niet wordt uitgevoerd in alle
bovenstaande gevallen, kan het
waarschuwingslampje
verkeerde
aanduidingen over een of meer banden
geven.
Om de RESET uit te voeren, met
stilstaand voertuig en de motor aan, de
Resetknop
ingedrukt houden op het
linker bedieningspaneel
fig. 85 gedurende tenminste
2 seconden.
Wanneer de RESET procedure
uitgevoerd is, en afhankelijk van het
type instrumentenpaneel, klinkt er alleen
een zoemer of het bericht "reset
opgeslagen" verschijnt samen met de
zoemer om aan te duiden dat het
zelfleren is gestart.BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
In enkele situaties zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen) kan de signalering vertraagd
worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan een
band slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
voertuig asymmetrisch beladen aan één
kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band,
montage van het noodreservewiel,
gebruik van de "Fix&Go Automatic"
bandenreparatiekit, gebruik van
sneeuwkettingen, verschillende banden
op de assen gemonteerd) kan het
systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk uitgeschakeld worden.Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden en blijft
daarna vast branden; tegelijkertijd
wordt op het display een
waarschuwingsbericht weergegeven.
Deze aanduiding wordt ook
weergegeven na het afzetten en
opnieuw starten van de motor, als de
correcte bedrijfsomstandigheden niet
hersteld worden.
In het geval van abnormale signalen,
wordt het aanbevolen om de
RESET-procedure uit te voeren. Als de
signalen opnieuw verschijnen wanneer
de RESET-procedure al is begonnen,
controleer dan of het type banden dat
wordt gebruikt hetzelfde is op alle vier
de wielen en of de banden niet
beschadigd zijn; als het
ruimtebesparende wiel wordt gebruikt,
plaats dan zo snel mogelijk een band
met normale afmetingen in plaats van
het ruimtebesparende wiel, indien
mogelijk verwijder de sneeuwkettingen,
zorg ervoor dat de lading correct
verspreid is en herhaal de
RESET-procedure, en rijd op een
schoon en verhard wegdek. Als het
probleem aanhoudt, contact opnemen
met het Fiat Servicenetwerk.
8506056J0001EM
84
VEILIGHEID
Page 89 of 304

GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit.
Om de gordels vast te maken, de gesp
1 fig. 86 vastpakken en deze in sluiting
2 steken, totdat de klik van het
vergrendelen wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Om de gordel los te maken, druk op
knop 3 fig. 86 en begeleid de gordel
tijdens het teruglopen met de hand,
zodat hij niet draait.
72) 73)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit is
normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
Eenmaal zittend op de stoel, de
achterste veiligheidsgordels vastzetten
zoals getoond in fig. 87.
HOOGTE VAN DE
VEILIGHEIDSGORDEL
VAN DE VOORSTOEL
INSTELLEN
74) 75)
Er zijn vier verschillende
hoogteverstellingen mogelijk.
Om de hoogte aan de bovenkant in te
stellen, van boven naar onder, moet
knop 1 fig. 88 worden ingedrukt, en
moet de handgreep naar beneden
geschoven worden.Om de hoogte aan de kant van de ruit
in te stellen, van boven naar onder,
moet de handgreep verschoven worden
(zonder iets in te drukken).
Stel de hoogte van de veiligheidsgordel
altijd zodanig af dat hij de persoon die
hem draagt goed past: deze
voorzorgsmaatregel kan het risico op
letsel in geval van een aanrijding
aanzienlijk beperken.
De gordel is goed afgesteld als hij
halverwege tussen de nek en het
uiteinde van de schouder ligt.BELANGRIJK
72)Druk tijdens het rijden nooit op knop 3.
8606056J0004EM
87P103FI84-000-000
8806056J0003EM
87
Page 125 of 304

buitengewoon lage
buitentemperatuur;
onvoldoende acculading;
bezig met regeneratie van het
roetfilter (DPF) (alleen bij
Dieselmotoren);
bestuurdersportier niet gesloten;
veiligheidsgordel van de bestuurder
niet omgelegd;
ingeschakelde achteruit (bijv. bij het
parkeren);
alleen bij versies met een
automatische klimaatregeling, wanneer
een comfortabele temperatuur in het
interieur moet worden bereikt of bij
ingeschakelde MAX-DEF functie;
tijdens de inrijperiode, als het
systeem wordt geïnitialiseerd.
VOORWAARDEN
WAARONDER DE MOTOR
WEER GESTART WORDT
Uit oogpunt van comfort,
emissieregeling en veiligheid kan de
motor automatisch opnieuw worden
ingeschakeld, dus zonder tussenkomst
van de bestuurder. Dit is het geval
wanneer er voor de auto en de
klimaatregeling in de passagiersruimte
aan bepaalde voorwaarden wordt
voldaan, zoals:
Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleenautomatisch weer worden gestart door
het koppelingspedaal helemaal in te
trappen.
VEILIGHEIDS-
INSTELLINGEN
Als het Stop/Start-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent het
bestuurders- of het passagiersportier,
dan kan de motor alleen opnieuw
gestart worden met de startinrichting.
De bestuurder wordt hiervan op de
hoogte gebracht door een
geluidssignaal en een bericht op het
display.
"ENERGY SAVING"
FUNCTIE
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende enige tijd
(ongeveer 3 minuten) geen enkele
handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief
uit om brandstof te besparen.
In dergelijke gevallen kan de motor
alleen opnieuw gestart worden met
behulp van de startinrichting.
OPMERKING De motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door het
systeem uit te schakelen.
ONREGELMATIGE
WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Stop/Start-systeem uitgeschakeld.
Zie voor storingsmeldingen de
paragraaf "Lampjes en berichten" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
LANGDURIGE STILSTAND
VAN DE AUTO
122)
Als het voertuig enige tijd niet gebruikt
wordt (of als de accu wordt vervangen),
moet speciale aandacht besteed
worden aan het loskoppelen van de
stroomvoorziening van de accu.
BELANGRIJK
122)Laat de accu alleen vervangen door
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Vervang de accu door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type en met
dezelfde specificaties.
BELANGRIJK
48)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Start&Stop-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
123
Page 132 of 304

Bij versies met een handgeschakelde
versnellingsbak kan worden geschakeld
terwijl het systeem actief is om de
versnelling te kiezen die het best past
bij de ingestelde snelheid en het
systeem ingeschakeld te laten.
Het systeem wordt geannuleerd
wanneer u het koppelingspedaal
ingetrapt houdt of de versnellingspook
langer dan een bepaalde tijd in de
vrijstand zet.
De automatische versnellingsbak (of
automatische versnellingsbak met
dubbele koppeling) kan naar een lagere
versnelling schakelen als een helling
wordt afgereden of geaccelereerd
wordt. Dit is normaal en noodzakelijk
om de ingestelde snelheid te
handhaven.
Het systeem wordt ook uitgeschakeld
tijdens het rijden als de remmen
oververhit raken.
ACCELERATIE BIJ
INHALEN
Wanneer met een snelheid van meer
dan 50 km/u achter een voertuig wordt
gereden met de adaptieve
Cruise-Control aan, zal bij het
inschakelen van de richtingaanwijzer
extra worden geaccelereerd om sneller
te kunnen inhalen.Bij auto's met stuur links wordt de
inhaalassistent geactiveerd als de
linkerrichtingaanwijzer wordt
ingeschakeld en bij auto's met stuur
rechts als de rechterrichtingaanwijzer
wordt ingeschakeld.
In landen waar rechts wordt gereden,
werkt de inhaalassistent alleen als de
linker rijbaan wordt gebruikt om een
voorligger in te halen (voor landen waar
rechts wordt gereden, geldt de
tegengestelde activeringslogica).
Het systeem herkent automatisch de
gewijzigde richting van het verkeer op
het moment dat het verkeer niet meer
rechts rijdt maar links. In dat geval
wordt de inhaalassistent alleen
ingeschakeld wanneer het
referentievoertuig aan de linkerkant
wordt ingehaald.
De extra acceleratie vindt plaats op het
moment dat de bestuurder richting naar
links aangeeft.
De inhaalassistent werkt dan niet meer
aan de linkerzijde tot die vaststelt dat
de auto weer links rijdt.
BELANGRIJK Voor versies met
automatische versnellingsbak met
dubbele koppeling werkt de
ECO-functie ook op de
acceleratierespons van de adaptieve
Cruise-Control. Als meer responsief
gedrag gewenst is, kan de ECO-functieworden uitgeschakeld of het gaspedaal
worden bediend. In dit laatste geval zal
de normale adaptieve Cruise-Control
worden hervat als het pedaal wordt
losgelaten.
DE SNELHEID WEER
OPROEPEN
Als de cruisecontrol tijdelijk niet is
gebruikt maar nog wel is ingeschakeld,
kunt u weer gaan rijden met een eerder
ingestelde snelheid door kort op de
knop RES te drukken en even uw voet
van het gaspedaal te halen.
De laatst opgeslagen snelheid wordt
dan hersteld.
Als u wilt terugkeren naar de eerder
ingestelde snelheid, gaat u met
ongeveer die snelheid rijden en drukt u
kort op de knop RES.
BELANGRIJK Gebruik deze functie
alleen als de weg- en
verkeersomstandigheden dit toestaan.
Als u via deze functie een eerder
gebruikte snelheid oproept, moet u er
altijd op bedacht zijn dat het voertuig
ineens harder of zachter kan gaan
rijden. Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregelen kan leiden tot
ernstige ongevallen met fatale afloop.
130
STARTEN EN RIJDEN