airbag FIAT TIPO 5DOORS STATION WAGON 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2020, Model line: TIPO 5DOORS STATION WAGON, Model: FIAT TIPO 5DOORS STATION WAGON 2020Pages: 316, PDF Size: 9.17 MB
Page 10 of 316

INSTRUMENTENPANEEL
Versie met Uconnect™Radio, Uconnect™5" Live en Uconnect™5" Nav Live
1. Verstelbare luchtroosters aan de zijkant 2. Linkerhendel: richtingaanwijzers, grootlicht,
knippermodus 3. Instrumentenpaneel 4. Bedieningstoetsen op stuurwiel 5. Rechter hendel: ruitenwisser/-sproeier,
achterruitwisser/-sproeier, instelling gevoeligheid regensensor 6.Uconnect™7. Bedieningsknoppen 8. Frontairbag
passagierszijde 9. Verstelbare middelste luchtroosters 10. Dashboardkastje 11. Klimaatregeling 12. Toetsen op de
middenconsole: stoelverwarming, USB-poort + AUX-poort (indien aanwezig) paneel,
aansluiting/sigarettenaansteker 13. Contactslot 14. Frontairbag bestuurderszijde 15. Bedieningstoetsen op
stuurwiel 16. Bedieningspaneel: mistlampen voor (waar aanwezig), mistlampen achter, hoogteregeling koplampen, iTPMS
resetten, ESC UIT (waar aanwezig).
1P03036J005
8
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 11 of 316

Versie met Uconnect™7" HD LIVE en Uconnect™7" HD Nav LIVE
1. Verstelbare luchtroosters aan de zijkant 2. Linkerhendel: richtingaanwijzers, grootlicht,
knippermodus 3. Instrumentenpaneel 4. Bedieningstoetsen op stuurwiel 5. Rechter hendel: ruitenwisser/-sproeier,
achterruitwisser/-sproeier, instelling gevoeligheid regensensor 6.Uconnect™7. Bedieningsknoppen 8. Frontairbag
passagierszijde 9. Verstelbare middelste luchtroosters 10. Dashboardkastje 11. Klimaatregeling 12. Toetsen op de
middenconsole: stoelverwarming, USB-poort + AUX-poort (indien aanwezig) paneel,
aansluiting/sigarettenaansteker 13. Contactslot 14. Frontairbag bestuurderszijde 15. Bedieningstoetsen op
stuurwiel 16. Bedieningspaneel: mistlampen voor (waar aanwezig), mistlampen achter, hoogteregeling koplampen, iTPMS
resetten, ESC UIT (waar aanwezig).
2P2000230-000-000
9
Page 55 of 316

6: Kilometerteller (weergave aantal
gereden kilometers/mijlen)
7: Display van "Cruise Control" of
huidige snelheid (voor versies/markten,
waar voorzien)
HOOFDMENU
Het menu omvat de volgende opties:
“Dimmer” (verlichting)
"Snelheid"
"Uur" (Tijd instellen)
"Zoemer" (Akoestische
waarschuwing)
"Eenheden" (Meeteenheid)
"Flank" (Flanklichten)
"Bag P" (Airbag passagier)
"DRL" (Dagrijverlichting) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Bag P (Airbag passagier)
Met deze functie kan de frontairbag aan
passagierszijde in- of uitgeschakeld
worden.
Ga als volgt te werk:
druk op de knopOKen druk na
weergave van het bericht
(“Passagiersairbag: Uit, om te
deactiveren) of het bericht "Bag pass:
Aan, om te activeren) door te drukken
op
/, druk op de knop;
op het display verschijnt een bericht
met het verzoek om bevestiging;
druk op de knoppen/om (Ja)
te selecteren (om het inschakelen/
uitschakelen te bevestigen) of (Nee) (om
te annuleren);
druk kort op de knopOK:er
verschijnt een bevestigingsbericht van
de selectie en u kunt terug naar het
menuscherm.
MetPassagiersbescherming
uitgeschakeldgaat de LED
permanent branden op het
instrumentenpaneel.
Opmerking Bij hetUconnect™
systeem worden sommige menuopties
weergegeven en beheerd op het
display van dat systeem en niet op het
display op het instrumentenpaneel (zie
het speciale Multimedia-hoofdstuk of
het supplement beschikbaar online).HERCONFIGUREERBAAR
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Op het display fig. 75 wordt de
volgende informatie weergegeven:
1: stand hoogteregeling
koplampen,indicatie gebruikte
versnelling, buitentemperatuur, kompas
(waar aanwezig), datum.
2: voertuigsnelheid,
waarschuwingsberichten/alle
storingsindicaties.
75P2000078-000-000
53
Page 56 of 316

3: totaal aantal afgelegde kilometers
(of mijlen) en symbolen van alle
storingsindicaties.
4: indicatie van de schakelsuggestie
(GSI).
HOOFDMENU
Het menu omvat de volgende opties:
TRIP
GSI
INFO VOERTUIG
DRIVER ASSIST
AUDIO (functie beschikbaar op
versies en markten waar aanwezig)
TELEFOON (functie beschikbaar op
versies en markten waar aanwezig)
NAVIGATIE (functie beschikbaar op
versies en markten waar aanwezig)
WAARSCHUWINGEN
VOERTUIGINSTELLINGEN
Voertuiginstellingen
Door middel van deze menuoptie
kunnen de instellingen gewijzigd
worden voor:
Scherm
Eenheden;
Klok & Datum;
Veiligheid
Veiligheid / Hulp;
Lichten;
Portieren & VergrendelingDisplay
Door het kiezen van de optie "Display"
kan toegang verkregen worden tot de
instellingen/informatie met betrekking
tot: "Display-instellingen", "Taal", "Zie
telefoon" (beschikbaar op versies en
markten waar aanwezig), "Zie navigatie"
(beschikbaar op versies en markten
waar aanwezig), "Automatische reset
trip B", "Displayverlichting".
Eenheden
Selecteer optie "Eenheden" om de
meeteenheid te kiezen tussen:
"Imperiaal", "Metrisch",
"Gepersonaliseerd".
Tijd en datum
Selecteer optie "Klok & Datum" om de
volgende instellingen te maken: “Tijd
instellen", "Tijdformaat", "Datum
instellen".
Veiligheid
Selecteer de optie "Veiligheid" om de
volgende instellingen te maken:
"AIRBAG passagier",
"Snelheidszoemer", "Zoemer
veiligheidsgordel".
Met de instelling "AIRBAG passagier"
kan de airbag aan passagierszijde
in-/uitgeschakeld worden.
Passagiersbescherming
uitgeschakeld:deled
gaat
permanent branden op het dashboard.Veiligheid / Hulp
Selecteer de optie "Veiligheid / Hulp"
om de volgende instellingen te maken:
Regensensor, Waarschuwingsvolume,
Brake Control, Gev. Brake Control, Park
Assist, Vol. Park Assist.
Lichten
Selecteer de optie "Lichten" om de
volgende instellingen te maken:
"Welkomstverlicht", "Dagverlichting",
"Flanklichten", "Koplampsensor",
"Follow me".
Portieren & Vergrendeling
Selecteer de optie "Portieren &
Vergrendeling" om de volgende
instellingen te maken: "Autoclose",
"Lichten bij sluiten", "Portier open bij
uitstapp.".
Opmerking Bij hetUconnect™
systeem worden sommige menuopties
weergegeven en beheerd op het
display van dat systeem en niet op het
display op het instrumentenpaneel (zie
het speciale Multimedia-hoofdstuk of
het supplement beschikbaar online).
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 61 of 316

Waarschuwingslampje Wat het betekent
roodTE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Het lampje op het display gaat branden wanneer de motor oververhit is.
Tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet de motor af en controleer of het
koelvloeistofniveau in het reservoir niet onder het MIN-teken staat. Als dit het geval is, wacht dan tot de
motor is afgekoeld, draai vervolgens langzaam en voorzichtig de dop open, vul koelvloeistof bij en
controleer of het peil tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir staat. Controleer ook op de
aanwezigheid van vloeistoflekken. Als na het starten het lampje opnieuw gaat branden, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
Wanneer het voertuig onder zware omstandigheden wordt gebruikt(bijv. wanneer er tijdens het
rijden hoge prestaties worden gevraagd): minder snelheid en, als het lampje blijft branden, breng het
voertuig tot stilstand. Stop gedurende twee of drie minuten met lopende motor en geef een beetje gas om
de circulatie van de koelvloeistof te vergemakkelijken, schakel vervolgens de motor uit. Controleer of het
koelvloeistofpeil correct is, zoals hiervoor beschreven is.
BELANGRIJK Het is raadzaam om onder zware bedrijfsomstandigheden de motor voor het afzetten enkele
minuten te laten draaien met het gaspedaal iets ingetrapt.
roodSTORING DYNAMO
Als dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer de motor draait, duidt dit op een voertuig
laadsysteemstoring. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
roodPORTIER OPEN
Het waarschuwingslampje of het symbool gaat branden als een of meer portieren niet volledig gesloten zijn
(voor bepaalde versies/markten). Bij geopende portieren en als de auto rijdt klinkt er een geluidssignaal.
Sluit de portieren goed.
roodSTORING AIRBAGSYSTEEM
Als het lampje permanent blijft branden, dan is er een storing in het airbagsysteem.
35) 36)
59
Page 62 of 316

BELANGRIJK
35)Als, wanneer de startinrichting naar MAR is gedraaid, het waarschuwingslampjeniet gaat branden of tijdens het rijden blijft branden,
dan is er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen. In dat geval kunnen de airbags of gordelspanners mogelijk niet in werking treden bij
een botsing of, in een zeer beperkt aantal gevallen, per ongeluk in werking treden. Laat het systeem controleren door het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
36)De storing van het waarschuwingslampje
wordt aangegeven door het aangaan van het symboolop het display van het
instrumentenpaneel (of, bij bepaalde versies, door het knipperen van het lampje voor een algemene storing). In dergelijke gevallen kan het
lampje mogelijk geen storingen in de veiligheidssystemen aangeven. Laat het systeem controleren door het Fiat Servicenetwerk voordat u
verder gaat te rijden.
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 63 of 316

Gele waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
amberALGEMENE STORING
Wanneer dit waarschuwingslampje of symbool begint te knipperen, voor versies/markten waar voorzien,
duidt dit op een fout in het airbagwaarschuwingslampje. In dit geval kan het zijn dat de airbag geen
mogelijke airbagsysteemstoringen aanduidt. Neem onmiddellijk contact op met een Fiat Servicenetwerk.
Wanneer dit waarschuwingslampje of symbook gaat branden, kan dit duiden op een interventie of een
probleem met het brandstofafsluitsysteem of een storing in de motoroliedruksensor.
amberiTPMS
Storing iTPMS/iTPMS tijdelijk uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje knippert ongeveer 75 seconden en blijft daarna permanent branden (er
verschijnt ook een bericht op het display) om aan te geven dat het systeem tijdelijk uitgeschakeld of defect
is. Het systeem gaat weer normaal werken zodra de bedrijfsomstandigheden dat toelaten. Als dat niet het
geval is, voer dan na het herstellen van de normale bedrijfsomstandigheden de resetprocedure uit.
Als de storingswaarschuwing zich blijft voordoen, zo snel mogelijk contact opnemen met een het Fiat
Servicenetwerk.
Lage bandenspanning
Het waarschuwingslampje gaat continu branden om aan te geven dat de spanning van een van de banden
lager is dan de aanbevolen waarde en/of dat de band langzaam leegloopt. Onder deze omstandigheden
kunnen de optimale levensduur van de banden en het brandstofverbruik niet gegarandeerd worden. Het
wordt geadviseerd de juiste bandendruk te herstellen (zie paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk "Technische
gegevens"). Voer de Resetprocedure uit zodra de normale bedrijfsomstandigheden van het voertuig
hersteld zijn.
WAARSCHUWING Rijd niet verder met een of meerdere lekke banden, dit kan de bestuurbaarheid van de
auto in gevaar brengen. Breng het voertuig tot stilstand, voorkom bruusk remmen en sturen.
amberSTORING ABS
Het lampje gaat branden om een storing van het ABS aan te geven. In dat geval blijft het remsysteem
normaal werken, maar met uitsluiting van het ABS-systeem. Rijd zeer voorzichtig wendt u zo snel mogelijk
tot het Fiat Servicenetwerk.
61
Page 77 of 316

VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk.
Hierin worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN. .76
RIJHULPSYSTEMEN...........80
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN...............87
VEILIGHEIDSGORDELS.........87
SBR-SYSTEEM (SEAT BELT
REMINDER)................89
VOORAANSPANNERS.........91
KINDERZITJES..............93
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM
(SRS) - AIRBAGS............106
75
Page 89 of 316

35)Bij het slepen van een aanhangwagen
(met modules geïnstalleerd na het kopen
van het voertuig), een ander voertuig of
tijdens laadmanoeuvres op of in een
oprijwagen of autotransporter, moet het
systeem worden uitgeschakeld via het
Uconnect™5"or7" HDsysteem.
36)Was niet met hogedrukjets in de
onderste zone van de bumber: in het
bijzonder, niet werken op de elektrische
connector van het systeem.
37)Wees voorzichtig in het geval van
reparaties en nieuwe verf in de zone rond
de sensor (paneel dat de sensor bedekt op
de linkerkant van de bumper). In het geval
van een frontale botsing kan de sensor
automatisch buiten werking worden gesteld
en kan er op het display een bericht
worden weergegeven dat de sensor
gerepareerd moet worden. Ook als er geen
storingsmeldingen worden gegeven, moet
het systeem uitgeschakeld worden als u
denkt dat de plaats van de radarsensor is
gewijzigd (bijv. wegens een frontale
aanrijding op lage snelheid zoals tijdens
parkeermanoeuvres). Ga in deze gevallen
naar een Fiat Servicenetwerk om de
radarsensor te laten uitlijnen of vervangen.BESCHERMINGS-
SYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste
veiligheidsvoorzieningen van de auto
behoren de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
airbags voorin, zij-airbags en omlaag
komende airbags (indien aanwezig).
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang
dat de beschermingssystemen op de
juiste manier gebruikt worden om het
maximaal mogelijke veiligheidsniveau
voor de bestuurder en de passagiers te
garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf
"Hoofdsteunen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig".
VEILIGHEID-
SGORDELS
Alle stoelen van het voertuig zijn
uitgerust met veiligheidsgordels met
drie verankeringspunten en een
oprolautomaat.
Het mechanisme van de oprolautomaat
werkt door vergrendeling van de gordel
wanneer er heftig geremd wordt of door
een sterke deceleratie wegens een
botsing. Zo kan de gordel vrij schuiven
en kan hij zich aanpassen aan het
lichaam van de inzittende. In het geval
van een ongeval, zal de gordel
geblokkeerd worden waardoor het
risico van impact binnenin het interieur
en het naar buiten geslingerd worden
van een persoon beperkt worden.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt
gebruikt houden en moet er ook voor
zorgen dat andere inzittenden van het
voertuig deze voorschriften naleven.
Leg de veiligheidsgordel altijd om
alvorens weg te rijden.
87
Page 98 of 316

GESCHIKTHEID VAN DE PASSAGIERSSTOELEN VOOR HET GEBRUIK VAN
UNIVERSELE KINDERZITJES
In overeenstemming met de Europese Richtlijn 2000/3/EG is de geschiktheid van elke passagiersstoel voor de montage van
universele kinderzitjes in de volgende tabel weergegeven:
“Universeel” kinderzitje monteren
Groep GewichtsgroepPassagier voor
(*)Passagier
achterin in het
middenPassagiers
achterin aan de
zijkanten Airbag
ingeschakeldAirbag
uitgeschakeld
Groep 0 tot 13 kg X U X U
Groep 0+ tot 13 kg X U X U
Groep 1 9-18 kg X U X U
Groep 2 15-25 kg U U X U
Groep 3 22-36 kg U U X U
(*)BELANGRIJK: Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel als de airbag actief is. Als u een achterstevoren geplaatst kinderzitjeop de voorstoel
wilt plaatsen, deactiveer dan eerst de betreffende airbag (zie instructies in de paragraaf (Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) - Airbag")
X = Ongeschikte zitplaats voor kinderen in deze gewichtscategorie.
U = geschikt voor kinderzitjes van de "Universele" categorie overeenkomstig de Europese ECE/R44-norm voor de aangegeven
"Groepen".
96
VEILIGHEID