alarm Hyundai H-1 (Grand Starex) 2010 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2010, Model line: H-1 (Grand Starex), Model: Hyundai H-1 (Grand Starex) 2010Pages: 324, PDF Size: 46.85 MB
Page 9 of 324
23
Uw auto in één oogopslag
DASHBOARD, OVERZICHT
1. Instrumentenpaneel ............................4-32
2. Schakelaar verlichting/richtingaanwijzers............................................................4-48
3. Claxon.................................................4-27
4. Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers ............................................................4-54
5. Airbag bestuurder* ..............................3-37
6. Contactslot ............................................5-4
7. Digitale klok* .......................................4-77
8. Audio* .................................................4-79
9. Schakelaar alarmknipperlichten .....................................................4-48, 6-2
10. Verwarmings- en ventilatiesysteem* ............................................................4-60
11. Handrem ...........................................5-19
12. Selectiehendel ...........................5-11, 5-8
13. Airbag voorpassagier* ......................3-37
14. Dashboardkastje ...............................4-72
* : indien van toepassing
B020000ATQ OTQ027002G
Page 65 of 324
4
Sleutels / 4-3
Portiervergrendeling met afstandsbediening / 4-4
Antidiefstalsysteem / 4-6
Sloten / 4-8
Achterklep / 4-13
Ruiten / 4-16
Motorkap / 4-21
Tankdopklep / 4-23
Stuurwiel / 4-26
Spiegels / 4-28
Instrumentenpaneel / 4-32
Parkeerhulp / 4-46
Alarmknipperlichten / 4-48
Lighting / 4-48
Ruitenwissers en ruitensproeiers / 4-54
Interieurverlichting / 4-57
Ontwaseming / 4-59
Handbediend verwarmings- en ventilatiesysteem / 4-60
Voorruit ontdooien en ontwasemen / 4-70
Opbergvak / 4-72
Overige voorzieningen / 4-73
Audiosysteem / 4-79
Kenmerken van uw auto
Page 68 of 324
Kenmerken van uw auto
4
4
Werking centrale
portiervergrendeling metafstandsbediening
D020101APA
Vergrendelen
Alle portieren (en de achterklep) worden
vergrendeld wanneer op de toets
vergrendelen/ontgrendelen (1) wordt
gedrukt als een voorportier is
ontgrendeld. Als alle portieren (en de
achterklep) gesloten zijn, knipperen de
alarmknipperlichten eenmaal om aan te
geven dat de portieren (en de
achterklep) vergrendeld zijn. Als een
portier (of achterklep) echter open is,
knipperen de alarmknipperlichten niet. Als alle portieren (en de achterklep) met
de vergrendeltoets zijn vergrendeld,
knipperen de alarmknipperlichteneenmaal.
D020102APA
Ontgrendelen
Alle portieren (en de achterklep) worden
ontgrendeld wanneer op de toets
vergrendelen/ontgrendelen (1) wordt
gedrukt als beide voorportieren zijn
vergrendeld. De alarmknipperlichten
knipperen tweemaal opnieuw om aan te
geven dat alle portieren (en de
achterklep) ontgrendeld zijn. Na het
indrukken van deze toets zullen de
portieren (en de achterklep) automatisch
vergrendeld worden tenzij u ze binnen 30s opent.
D020200AEN
Voorzorgsmaatregelen afstandsbediening
✽✽
AANWIJZING
In de volgende omstandigheden werkt
de afstandsbediening niet:
Als de contactsleutel in het contactslot zit.
Als de afstandsbediening buiten het
bereik is van de ontvanger (ongeveer
10 m [30 feet]).
Als de batterij in de afstandsbediening (bijna) leeg is.
Als het signaal wordt geblokkeerd door andere auto's of objecten.
Als de buitentemperatuur extreem laag is.
Als de afstandsbediening zich in de buurt bevindt van een radiozender of
een luchthaven, waardoor de normale
werking van de afstandsbediening
verstoord wordt.
Vergrendel en ontgrendel de portieren
met de contactsleutel wanneer de
afstandsbediening niet juist werkt.
Neem contact op met een officiële
HYUNDAI-dealer als de
afstandsbediening niet goed werkt.
PORTIERVERGRENDELING MET AFSTANDSBEDIENING (INDIEN VAN TOEPASSING)
OTQ047002
Page 70 of 324
Kenmerken van uw auto
6
4
D030000AEN
Dit systeem is ontworpen om inbraak in
de auto te voorkomen. Het systeem heeft
drie standen: in de eerste is het alarm
ingeschakeld, in de tweede stand klinkt
het alarm en in de derde stand is het
alarm uitgeschakeld. Als het systeem
wordt geactiveerd, klinkt er een alarm en
knipperen de alarmknipperlichten. D030100ATQ
Antidiefstalsysteem ingeschakeld
Parkeer de auto en zet de motor uit.
Schakel het alarm in zoals hieronder
beschreven is.
1. Verwijder de sleutel uit het contact.
2. Controleer of alle portieren, de
motorkap en de achterklep goed gesloten zijn.
3. Vergrendel de portieren met de afstandsbediening.
Na het voltooien van bovenstaandestappen knipperen de
alarmknipperlichten eenmaal om aan te
geven dat het alarm is ingeschakeld.
Als een portier, de achterklep of de
motorkap open is, knipperen de
alarmknipperlichten niet en schakelt het
antidiefstalsysteem niet in. Als alle
portieren, de achterklep en de motorkap
met de vergrendeltoets zijn gesloten,
knipperen de alarmknipperlichteneenmaal.
✽✽ AANWIJZING
De sleutel kan door een officiële
HYUNDAI-dealer worden geactiveerd
voor het antidiefstalsysteem. Raadpleeg
een officiële HYUNDAI-dealer indien u
van deze functie gebruik wilt maken.
Schakel het alarm pas in als alle
passagiers de auto verlaten hebben.
Als het alarm wordt ingeschakeldterwijl er nog iemand in de auto zit,
wordt het alarm geactiveerd als
diegene de auto verlaat. Als binnen 30
seconden na het inschakelen van het
alarm een portier, de achterklep of de
motorkap wordt geopend, wordt het
systeem uitgeschakeld om onnodig
activeren van het alarm te voorkomen.
ANTIDIEFSTALSYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
Antidiefstal
systeem
ingescha
-keld
Alarm
geacti-veerd
Alarm
uitgescha-keld
Page 71 of 324
47
Kenmerken van uw auto
D030200AEN-EE
Alarm geactiveerd
Het alarm wordt geactiveerd als een van
de volgende situaties zich voordoet
terwijl het alarm is ingeschakeld.
Een van de voor- of achterportierenwordt geopend zonder de afstandsbediening.
De achterklep wordt geopend zonder de afstandsbediening.
De motorkap wordt geopend. De claxon klinkt en de
alarmknipperlichten knipperen
gedurende 30 seconden. Het alarm kan
worden uitgeschakeld door de portieren
te ontgrendelen met deafstandsbediening. D030400BTQ
Alarm uitgeschakeld
Het systeem wordt uitgeschakeld zodra
de portieren (en achterklep) worden
ontgrendeld met de afstandsbediening.
Na het drukken op de ontgrendeltoets
knipperen de alarmknipperlichten
tweemaal om aan te geven dat het alarm
is uitgeschakeld. Als er op de
ontgrendeltoets van de
afstandsbediening wordt gedrukt en er
binnen 30 seconden geen portier (of
achterklep) wordt geopend, wordt het
alarm weer ingeschakeld.
✽✽
AANWIJZING - A uto's zonder
startblokkeersysteem
Probeer de motor niet te starten als het alarm is ingeschakeld. De
startmotor wordt uitgeschakeld als
het alarm is geactiveerd.
Steek, als het alarm niet met de
afstandsbediening is uitgeschakeld, de
contactsleutel in het contact, zet het
contact in stand ON en wacht 30
seconden. Daarna zal het alarm
worden uitgeschakeld.
Raadpleeg een officiële HYUNDAI- dealer als u uw sleutels verloren bent. ✽
✽
AANWIJZING -
Startblokkeersysteem
Steek, als het systeem niet uitgeschakeld is met de
afstandsbediening. De contactsleutel
in contactslot en start de motor.
Daarna zal het alarm worden
uitgeschakeld.
Raadpleeg een officiële HYUNDAI-
dealer als u uw sleutels verloren bent.
OPMERKING
Breng geen wijzigingen aan in het
antidiefstalsysteem. Hierdoor kandit defect raken. Laat het systeemindien nodig controleren en
repareren door een officiëleHYUNDAI-dealer.
Storingen veroorzaakt dooronjuiste afstelling of eigenhandigeaanpassingen van het
antidiefstalsysteem vallen nietonder de fabrieksgarantie.
Page 112 of 324
Kenmerken van uw auto
48
4
ALARMKNIPPERLICHTEN LIGHTING
D170400AEN
Zelfdiagnose
Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of
als de zoemer met tussenpozen klinkt als
u de stand R inschakelt, kan dit duiden op
een storing in de parkeerhulp. Laat in dat
geval uw auto zo snel mogelijk
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
D180000AUN
De alarmknipperlichten moeten worden
gebruikt als u door omstandigheden
gedwongen bent de auto op een
gevaarlijke plaats tot stilstand te
brengen. Zet, als u de auto innoodsituaties tot stilstand moet brengen,
de auto zo ver mogelijk naast de rijbaan.
De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld door de schakelaar voor de
alarmknipperlichten in te drukken.
Hierdoor gaan alle richtingaanwijzers
tegelijk knipperen. De
alarmknipperlichten werken ook als desleutel niet in het contactslot zit.
Druk nogmaals op de schakelaar voor de
alarmknipperlichten om ze uit te
schakelen.D190100AUN
Energiebesparingsfunctie
Deze functie voorkomt dat de accu
ontladen raakt. Het systeem schakelt
automatisch de parkeerlichten uit
wanneer de contactsleutel verwijderd
wordt of wanneer het portier aan
bestuurderszijde wordt geopend.
De parkeerlichten worden automatisch uitgeschakeld als de auto in het donker
langs de kant van de weg geparkeerd
wordt.
Volg onderstaande procedure als de
parkeerlichten moeten blijven branden
wanneer de contactsleutel is
verwijderd:
1) Open het portier aan
bestuurderszijde.
2) Schakel de parkeerlichten UIT en AAN met de lichtschakelaar op de
stuurkolom.
WAARSCHUWING
Schade aan de auto en persoonlijk
letsel, ontstaan vanwege het
onjuist functioneren van de
parkeerhulp, vallen niet onder de
garantie. Rijd altijd veilig en
voorzichtig.OTQ067001L
Page 197 of 324
537
Rijden met uw auto
E120102ATQ
Sneeuwkettingen
Omdat de wangen van een radiaalband
vrij dun zijn, kunnen ze door sommige
typen sneeuwkettingen beschadigd
raken. Daarom wordt aanbevolen om
winterbanden te gebruiken in plaats van
sneeuwkettingen. Monteer geen
sneeuwkettingen op auto’s met
lichtmetalen velgen, omdat de velgen
daardoor beschadigd kunnen raken. Als
het onvermijdelijk is om sneeuwkettingen
te gebruiken, gebruik dan
sneeuwkettingen met een dikte van
minder dan 15 mm (0,59 in). Schade aan
uw auto die het gevolg is van het gebruik
van ongeschikte sneeuwkettingen valt
niet onder de fabrieksgarantie van uw
auto.Breng sneeuwkettingen altijd aan om deachterwielen.
Aanbrengen van sneeuwkettingen
Volg voor het plaatsen van de kettingen
de aanwijzingen van de fabrikant en trek
de kettingen zo strak mogelijk aan. Matig
uw snelheid als u met sneeuwkettingen
rijdt. Als u de kettingen tegen de
carrosserie of het chassis hoort slaan,
stop dan meteen en trek de kettingen
aan. Als ze daarna nog tegen de autoslaan, matig uw snelheid dan totdat dit
niet meer gebeurt. Verwijder de kettingen
zodra u weer op een schone weg rijdt.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de
sneeuwkettingen geschikt zijnvoor de maat en het type band dat op uw auto gemonteerd is.
Ongeschikte sneeuwkettingen kunnen schade toebrengen aande carrosserie en de wielophanging, wat buiten de
fabrieksgarantie valt. Bovendien kunnen de bevestigingshakenbeschadigd raken bij contact met
de auto, waardoor de sneeuwkettingen los kunnenraken. Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen van SAE-klasse
S.
Controleer nadat u ongeveer 0,5 - 1 km (0,3 - 0,6 mijl) hebt geredenof de kettingen nog goed zitten. Span de kettingen of monteer ze
opnieuw als ze los zitten.
WAARSCHUWING -
Monteren van
sneeuwkettingen
Parkeer de auto op een vlakke
ondergrond en uit de buurt van het
overige verkeer voor het monteren
van de sneeuwkettingen. Zet de
alarmknipperlichten aan en plaats
indien mogelijk een
gevarendriehoek achter de auto.
Zet de transmissie in stand P,
activeer de parkeerrem en zet de
motor af alvorens de
sneeuwkettingen te monteren.
OTQ057011
Page 199 of 324
539
Rijden met uw auto
E120600AUN
Voorkom bevriezing van de sloten
Spuit een goedgekeurde slotontdooier of
glycerine in het sleutelgat om bevriezing
van de sloten te voorkomen. Verwijder
het ijs van een bevroren slot door het in
te spuiten met een goedgekeurde
slotontdooier. Een inwendig bevroren slotkunt u proberen te ontdooien met behulp
van een verwarmde sleutel. Zorg ervoor
dat u zich niet brandt aan de verwarmdesleutel. E120700AEN
Gebruik goedgekeurde
ruitensproeiervloeistof
Vul het ruitensproeierreservoir met
ruitensproeierantivries volgens de
aanwijzingen op de verpakking om
bevriezing van het
ruitensproeiersysteem te voorkomen.
Ruitensproeierantivries is verkrijgbaar bij
een officiële HYUNDAI-dealer en de
meeste automaterialenzaken. Gebruik
geen koelvloeistof of andere middelen
omdat deze de lak kunnen beschadigen.E120800AUN
Voorkom vastvriezen van de parkeerrem Onder bepaalde omstandigheden kan de
parkeerrem in geactiveerde toestand
vastvriezen. De kans daar op is het
grootst als er rond de achterremmen
sprake is van een opeenhoping vansneeuw of ijs of als de remmen nat zijn.
Als de kans bestaat dat de parkeerrem
vast gaat vriezen, gebruik hem danalleen maar tijdelijk tijdens het in stand P
zetten van de transmissie (automatische
transmissie) of in de 1e versnelling of
achteruit zetten (handgeschakelde
transmissie) en het blokkeren van de
wielen. Deactiveer daarna de
parkeerrem.
E120900AUN
Voorkom dat ijs en sneeuw zich
ophopen aan de onderzijde vande auto
In sommige gevallen kunnen sneeuw en
ijs zich ophopen onder de schermen en
de bewegingen van de stuurinrichting
belemmeren. Controleer regelmatig of de
onderdelen van de stuurinrichting vrij
kunnen bewegen als u in
omstandigheden rijdt waarin
opeenhoping van sneeuw of ijs het geval
zou kunnen zijn
E121000AUN Neem de benodigde uitrusting
voor noodgevallen mee
Afhankelijk van de
weersomstandigheden waaronder u rijdt,kan het nodig zijn de juiste
voorzorgsmaatregelen te treffen en
bepaalde zaken mee te nemen. Onder
deze zaken vallen bijvoorbeeld
sneeuwkettingen, een sleepkabel of -
ketting, een zaklantaarn, een
alarmknipperlicht, zand, een schep,
hulpstartkabels, een ruitenkrabber,
handschoenen, een stuk zeil of een
kleed, een deken, enz.
Page 210 of 324
Wat te doen in een noodgeval
2
6
WAARSCHUWINGSSIGNALEN
F010100AUN
Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten dienen ervoor
om de overige weggebruikers te
waarschuwen om extra voorzichtigheid inacht te nemen bij het naderen, inhalen of
passeren van uw auto. Ze dienen te worden gebruikt innoodsituaties of als de auto aan de kant
van de weg tot stilstand is gekomen.
Druk de schakelaar van de
alarmknipperlichten in met het contact in
een willekeurige stand. De schakelaar
alarmknipperlichten bevindt zich in het
dashboard. De schakelaar zorgt ervoor
dat alle knipperlichten geactiveerd
worden.
• De alarmknipperlichten werken
ongeacht of de motor draait of niet.
De richtingaanwijzers werken niet wanneer de alarmknipperlichten
ingeschakeld zijn.
Wees voorzichtig bij het gebruiken van de alarmknipperlichten wanneer de
auto gesleept wordt. F020100AUN Als de motor afslaat op een kruising of kruispunt
Zet de selectiehendel in stand N als de
motor afslaat op een kruising of
kruispunt en duw de auto naar een
veilige plek.
handgeschakelde transmissie en niet
is voorzien van een contactslot, kan de
auto naar voren bewegen wanneer u
naar de tweede of derde versnelling
schakelt en vervolgens de startmotor
inschakelt zonder het
koppelingspedaal in te trappen.
F020200AUN Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Als tijdens het rijden een band leegloopt:
1. Laat het gaspedaal los en verminder vaart terwijl u rechtuit blijft rijden. Trap niet direct het rempedaal in en probeer
ook niet direct naar de kant van de wegte sturen omdat u hierdoor de controle
over de auto zou kunnen verliezen.
Rem voorzichtig zodra de snelheid zo
laag is dat u dat veilig kunt doen en zet
de auto aan de kant van de weg.
WAT TE DOEN IN EEN
NOODGEVAL TIJDENS HETRIJDEN
OTQ067001L
Page 211 of 324
63
Wat te doen in een noodgeval
Zet de auto zoveel mogelijk aan de
kant van de weg en parkeer op een
stevige, vlakke ondergrond. Parkeer
niet in de middenberm als u op een
snelweg rijdt met gescheiden rijbanen.
2. Zet als de auto stilstaat de alarmknipperlichten aan, activeer de
parkeerrem en zet de transmissie in
stand P (automatische transmissie) of
in de achteruit (handgeschakelde
transmissie).
3. Laat alle inzittenden uitstappen. Laat iedereen uitstappen aan die zijde van
de auto die van het langsrijdende
verkeer afgewend is.
4. Volg bij het vervangen van een lekke band de aanwijzingen in dit hoofdstuk.
F020300AEN Als de motor afslaat tijdens het rijden
1. Laat de auto geleidelijk uitrollen en blijf daarbij rechtuit rijden. Probeer de auto
op een veilige plaats tot stilstand tebrengen.
2. Schakel de alarmknipperlichten in.
3. Probeer de motor te starten. Neem contact op met een officiële
HYUNDAI-dealer of een hulpdienst als
de motor niet gestart kan worden. F030100AUN Als de motor niet of langzaam
ronddraait
1. Controleer als uw auto is uitgerust met
een automatische transmissie of de selectiehendel in stand N of P staat en
of de parkeerrem geactiveerd is.
2. Controleer of de accuklemmen schoon zijn en goed vastzitten.
3. Schakel de interieurverlichting in. Als de interieurverlichting zwakker gaat
branden of uitgaat als u de startmotor
bedient, is de accu te ver ontladen.
4. Controleer of de aansluitingen van de startmotor goed vastzitten.
5. Probeer de auto niet aan te slepen of aan te duwen. Zie de aanwijzingen bij
“Starten met hulpaccu”. F030200AEN
Als de motor wel ronddraait maar niet aanslaat
1. Controleer het brandstofniveau.
2. Zet het contact in stand LOCK en
controleer alle stekkerverbindingen
van de ontsteking, de bobine en de
bougies. Sluit een eventuele losse
stekker weer aan.
3. Controleer de brandstofleiding in de motorruimte.
4. Neem contact op met een officiële HYUNDAI-dealer of een hulpdienst als
de motor nog steeds niet gestart kan
worden.
ALS DE MOTOR NIET GESTART
KAN WORDEN
WAARSCHUWING
Probeer de auto niet aan te slepen
of aan te duwen. Hierdoor kan een
aanrijding of andere schade
ontstaan. Verder kan de katalysator
door overbelasting beschadigd
raken en brand veroorzaken als de
auto wordt aangesleept of
aangeduwd.