alarm Hyundai Santa Fe 2010 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2010, Model line: Santa Fe, Model: Hyundai Santa Fe 2010Pages: 409, PDF Size: 30.88 MB
Page 10 of 409

23
Uw auto in één oogopslag
DASHBOARD, OVERZICHT
1. Airbag bestuurder* ..................................3-44
2. Schakelaar verlichting/richtingaanwijzers.................................................................4-67
3. Instrumentenpaneel ................................4-40
4. Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers .................................................................4-74
5. Cruise control-schakelaars*....................5-42
6. Contactslot .................................................5-4
7. Stuurwiel ..................................................4-33
8. Digitale klok* ..........................................4-109
9. Audioafstandsbediening* ......................4-121
10. Schakelaar alarmknipperlichten ...........4-66
11. Verwarmings- en ventilatiesysteem* ....4-91
12. Stoelverwarming* ....................................3-9
13. Selectiehendel .......................................5-17
14. Aansteker.............................................4-105
15. Aansluiting ...........................................4-108
16. Houder Smart Key* of asbak* ...5-13/4-106
17. Airbag voorpassagier* ..........................3-44
18. Knop uitstoomopening ..........................4-85
19. Dashboardkastje .................................4-103
20. Parkeerrem*...........................................5-32
21. Remsystem ...........................................5-31
22. Gaspedaal .............................................5-6
* : indien van toepassing
OCM010002L
B020000AFD
Page 74 of 409

4
Sleutels / 4-3
Portiervergrendeling met afstandsbediening / 4-6
Smart key / 4-8
Antidiefstalsysteem / 4-11
Sloten / 4-14
Achterklep / 4-18
Ruiten / 4-20
Motorkap / 4-24
Tankdopklep / 4-26
Schuif-/kanteldak / 4-29
Stuurwiel / 4-33
Spiegels / 4-35
Instrumentenpaneel / 4-40
Parkeerhulp / 4-63
Alarmknipperlichten / 4-66
Verlichting / 4-67
Ruitenwissers en ruitensproeiers / 4-74
Interieurverlichting / 4-78
Ontwaseming / 4-81
Handbediend verwarmings- en ventilatiesysteem / 4-82
Automatisch verwarmings- en ventilatiesysteem / 4-91
Kenmerken van uw auto
Page 79 of 409

Kenmerken van uw auto
6
4
D020101ACM Werking centrale
portiervergrendeling metafstandsbediening
Vergrendelen (1)
Druk op deze toets om alle portieren te
vergrendelen.
Als alle portieren gesloten zijn, knipperen
de alarmknipperlichten eenmaal om aan
te geven dat de portieren vergrendeld zijn.
Echter, als een portier open is, knipperen
de alarmknipperlichten niet. Zodra alle
portieren gesloten zijn, zullen de
alarmknipperlichten alsnog knipperen.
D020102AUN
Ontgrendelen (2)
Druk op deze toets om alle portieren te
ontgrendelen.
De alarmknipperlichten knipperen
tweemaal om aan te geven dat alle
portieren ontgrendeld zijn.
Na het indrukken van deze toets zullen de
portieren automatisch vergrendeld
worden tenzij u ze binnen 30 s opentD020104ACM
Alarm (3, indien van toepassing)
De claxon klinkt en de
alarmknipperlichten gaan ongeveer 30seconden knipperen als langer dan 0,5
seconden op deze knop wordt gedrukt.
Druk op een willekeurige toets op de afstandsbediening om de claxon en
alarmknipperlichten te stoppen. D020200AFD
Voorzorgsmaatregelen afstandsbediening
✽✽
AANWIJZING
In de volgende omstandigheden werkt
de afstandsbediening niet:
Als de contactsleutel in het contactslot zit.
Als de afstandsbediening buiten het bereik is van de ontvanger (ongeveer
10 m [30 feet]).
Als de batterij in de
afstandsbediening (bijna) leeg is.
Als het signaal wordt geblokkeerd
door andere auto's of objecten.
Als de buitentemperatuur extreem
laag is.
PORTIERVERGRENDELING MET AFSTANDSBEDIENING (INDIEN VAN TOEPASSING)
OCM040001A
OCM040004
OCM040006E
Type A
(indien van toepassing)
Type A
(indien van toepassing)
Type A
(indien van toepassing)
Page 81 of 409

Kenmerken van uw auto
8
4
Met de Smart Key kunt u de portieren (en
achterklep) ver- en ontgrendelen en zelfs
de motor starten zonder dat u de sleutel
ergens in hoeft te steken. De toetsen op
de Smart Key werken hetzelfde als die
van de afstandsbediening. (Raadpleeg
"Portiervergrendeling metafstandsbediening" in dit hoofdstuk.) Smart Key-functies
Wanneer u de Smart Key bij u hebt, kunt
u de portieren (en de achterklep)
vergrendelen en ontgrendelen. U kunt
ook de motor starten. Meer informatie
hierover vindt u in de volgende
paragraaf.
Vergrendelen
Alle portieren (en de achterklep) worden
vergrendeld als u op de toets in de
portiergrepen van de voorportieren of de
greep van de achterklep drukt, terwijl een
van de portieren (of de achterklep)
ontgrendeld is. De alarmknipperlichten
knipperen eenmaal om aan te geven dat
alle portieren (en de achterklep)
vergrendeld zijn.
De toets werkt alleen als de Smart Key zich
binnen een afstand van 0,7 m van de
portiergrepen aan de buitenzijde bevindt.
Als u wilt controleren of een portier is
vergrendeld, kunt u het beste de
vergrendelknop in de auto controleren of
aan de portiergreep aan de buitenzijde
trekken.
Ook al drukt u op de toets, de portieren
worden niet vergrendeld en de zoemer
klinkt in een van de volgende situaties:
De Smart Key bevindt zich in de auto.
De toets ENGINE START/STOP staat in
de stand ACC of ON.
Een portier, maar niet de achterklep, is open.
SMART KEY (INDIEN VAN TOEPASSING)
OCM040007
OCM040011
Type A
Type BOCM040006E
OCM040006
Type A
Type B
Page 82 of 409

49
Kenmerken van uw auto
Ontgrendelen
Alle portieren (en de achterklep) worden
ontgrendeld als u op de toets in de
portiergrepen van de voorportieren of de
greep van de achterklep drukt terwijl alle
portieren (en de achterklep) gesloten en
vergrendeld zijn. De alarmknipperlichten
knipperen tweemaal om aan te geven dat
alle portieren (en de achterklep)
ontgrendeld zijn. De toets werkt alleen
als de Smart Key zich binnen een
afstand van 0,7 m van de portiergrepen
aan de buitenzijde bevindt. Als de Smart
Key zich binnen 0,7 meter van de
portiergrepen aan de buitenzijde bevindt,
kunnen ook personen zonder Smart Key
een portier openen.
Starten
U kunt de motor starten zonder de
sleutel in het contactslot te plaatsen. Zie
voor meer informatie "Starten met een
Smart Key" in hoofdstuk 5.Voorzorgsmaatregelen voor de
Smart Key
✽✽
AANWIJZING
Als u de Smart Key verliest, kunt u de motor niet starten. Laat de auto,
indien nodig, wegslepen en neem
contact op met een officiële
HYUNDAI-dealer.
Er kunnen per auto maximaal 2
Smart Keys worden geregistreerd. Als
u een Smart Key verliest, dient u de
auto onmiddellijk naar een officiële
HYUNDAI-dealer te brengen om
diefstal te voorkomen.
Onder de volgende omstandigheden werkt de Smart Key niet:
- Als de Smart Key zich in de buurtvan een andere zender (bijvoorbeeld
van een radiostation of een
luchthaven) bevindt, waardoor de
normale werking van de Smart Key
verstoord wordt.
- De Smart Key bevindt zich in de buurt van een radio met zend- en
ontvangstinstallatie of een mobiele
telefoon.
- Dicht bij uw auto wordt de Smart Key van een andere auto gebruikt. Vergrendel en ontgrendel de portieren
met de contactsleutel wanneer de Smart
Key niet correct werkt. Als u een
probleem hebt met de Smart Key, neem
dan contact op met een officiële
HYUNDAI- dealer.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de Smart Key niet
nat wordt. Beschadiging van deSmart Key door water of andere
vloeistoffen, valt niet onder de fabrieksgarantie.
Page 84 of 409

411
Kenmerken van uw auto
D030000AUN-EE
Dit systeem is ontworpen om inbraak in
de auto te voorkomen. Het systeem heeft
drie standen: in de eerste is het alarm
ingeschakeld, in de tweede stand klinkt
het alarm en in de derde stand is het
alarm uitgeschakeld. Als het systeem
wordt geactiveerd, klinkt er een alarm en
knipperen de alarmknipperlichten.D030100AUN-EE
Antidiefstalsysteem ingeschakeld
Parkeer de auto en zet de motor uit.
Schakel het alarm in zoals hieronder
beschreven is.
1. Verwijder de sleutel uit het contact en
stap uit de auto.
2. Controleer of alle portieren, de motorkap en de achterklep goed gesloten zijn.
3. Vergrendel de portieren met de afstandsbediening.
Na het voltooien van bovenstaandestappen knipperen de
alarmknipperlichten eenmaal om aan te
geven dat het alarm is ingeschakeld.
Als een portier, de achterklep of de
motorkap open is, knipperen de
alarmknipperlichten niet en schakelt het
antidiefstalsysteem niet in. Als alle
portieren, de achterklep en de motorkap
met de vergrendeltoets zijn gesloten,
knipperen de alarmknipperlichteneenmaal.
Schakel het alarm pas in als alle
passagiers de auto verlaten hebben.
Als het alarm wordt ingeschakeldterwijl er nog iemand in de auto zit,
wordt het alarm geactiveerd als
diegene de auto verlaat. Als binnen
30 seconden na het inschakelen van
het alarm een portier, de achterklep
of de motorkap wordt geopend,
wordt het systeem uitgeschakeld
om onnodig activeren van het alarm
te voorkomen.
ANTIDIEFSTALSYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
Antidiefstal
systeem
ingescha
-keld
Alarm
geacti-veerd
Alarm
uitgescha-keld
Page 85 of 409

Kenmerken van uw auto
12
4
D030200ACM
Alarm geactiveerd
Het alarm wordt geactiveerd als een van
de volgende situaties zich voordoet
terwijl het alarm is ingeschakeld.
Een van de portieren voor of achter
wordt geopend zonder dat deze door de contactsleutel (*) of de
afstandsbediening (Smart key) is
ontgrendeld.
De achterklep wordt geopend zonder dat deze door de contactsleutel (*) of
de afstandsbediening (Smart key) is
ontgrendeld.
De motorkap wordt geopend.
Het alarm klinkt en de
alarmknipperlichten knipperengedurende 27 seconden, tenzij het
systeem wordt uitgeschakeld. Het alarm
kan worden uitgeschakeld door de
portieren te ontgrendelen met decontactsleutel (*) of afstandsbediening. (*): Raadpleeg uw HYUNDAI Erkend
Reparateur voor de functies van decontactsleutel. D030400ACM
Alarm uitgeschakeld
Het alarm zal in de volgende situaties
worden gedeactiveerd:
De portieren worden ontgrendeld door
de afstandsbediening, de smart key of de contactsleutel(*).
De motor wordt gestart.
Het contact staat gedurende 30 seconden of meer in de stand ON.
Na het drukken op de ontgrendeltoets
knipperen de alarmknipperlichten
tweemaal om aan te geven dat het alarm
is uitgeschakeld.
Als er op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening wordt gedrukt en er
binnen 30 seconden geen portier wordt
geopend, wordt het alarm weer
ingeschakeld.✽✽ AANWIJZING - A uto's zonder
startblokkeersysteem
Probeer de motor niet te starten als het alarm is ingeschakeld. De
startmotor wordt uitgeschakeld als
het alarm is geactiveerd.
Steek, als het alarm niet met de
afstandsbediening is uitgeschakeld, de
contactsleutel in het contact, zet het
contact in stand ON en wacht 30
seconden. Daarna zal het alarm
worden uitgeschakeld.
Raadpleeg een officiële HYUNDAI Erkend Reparateur als u uw sleutels
verloren bent.
✽
✽ AANWIJZING -
Startblokkeersysteem
Steek, als het systeem niet uitgeschakeld is met de
afstandsbediening. De contactsleutel
in contactslot en start de motor.
Daarna zal het alarm worden
uitgeschakeld.
Raadpleeg een officiële HYUNDAI Erkend Reparateur als u uw sleutels
verloren bent.
Page 124 of 409

451
Kenmerken van uw auto
D150303AFD
WaarschuwingslampjeABS
(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden als het contact
in stand ON wordt gezet en gaat na
ongeveer 3 s uit als het systeem in orde
is.
Als het waarschuwingslampje ABS blijft
branden, gaat branden tijdens het rijden
of niet gaat branden als het contact in
stand ON wordt gezet, is er een storing in
het ABS aanwezig.
Laat in dat geval uw auto zo snel mogelijk controleren door een officiële
HYUNDAI Erkend Reparateur. Het
normale remsysteem werkt in dat geval
nog wel maar het antiblokkeersysteemniet. Waarschuwingslampje EBD
Als tijdens het rijden twee
waarschuwingslampjes
gelijktijdig gaan branden, zit
er een probleem in het ABS-en EBD-systeem.
In dat geval werken het
antiblokkeersysteem en het
remsysteem misschien niet normaal.
Laat de auto zo snel mogelijk controleren
door een officiële HYUNDAI Erkend
Reparateur.
D150304ACM
Waarschuwingssysteem
voor de veiligheidsgordels (indien van toepassing)
Als herinnering voor bestuurder gaat
telkens als het contact
in stand ON wordt gezet het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordels gedurende 6
seconden knipperen of branden.
Zie voor meer informatie
Veiligheidsgordels in hoofdstuk 3.
Richtingaanwijzers
De knipperende groene pijlen geven aan
aan welke kant van de auto de
richtingaanwijzers knipperen. Als de pijl
gaat branden maar niet knippert, sneller
knippert dan normaal of helemaal niet
gaat branden, is er een defect in het
richtingaanwijzersysteem aanwezig.
Neem voor reparatie contact op met uw
dealer. Dit controlelampje gaat ook knipperen
wanneer de schakelaar voor de
alarmknipperlichten ingedrukt wordt.
WAARSCHUWING
Als zowel het
waarschuwingslampje ABS als het
waarschuwingslampje remsysteem
brandt en blijft branden, zal hetremsysteem niet normaal werken.
Er kan dus een onverwachte en
gevaarlijke situatie ontstaan bij
plotseling remmen. Vermijd in dit
geval hard rijden en plotseling
remmen. Laat uw auto zo snel
mogelijk controleren door een
officiële HYUNDAI Erkend
Reparateur.
Page 139 of 409

Kenmerken van uw auto
66
4
De achteruitrijcamera wordt geactiveerd
als het achteruitrijlicht brandt met hetcontact in stand ON en de
versnellingspook in de
achteruitversnelling (R). Dit is een aanvullend systeem dat de
ruimte achter de auto weergeeft via de
achteruitkijkspiegel terwijl u achteruit
rijdt.
Om de camera opnieuw in te schakelen
drukt u nogmaals op de toets OFF
wanneer het contact in de stand ON ende selectiehendel in de stand R
(achteruit) staat. De camera wordt ook
automatisch ingeschakeld wanneer hetcontact uit- en dan opnieuw
ingeschakeld wordt.
D180000AUN
De alarmknipperlichten moeten worden
gebruikt als u door omstandigheden
gedwongen bent de auto op een
gevaarlijke plaats tot stilstand te
brengen. Zet, als u de auto innoodsituaties tot stilstand moet brengen,
de auto zo ver mogelijk naast de rijbaan.
De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld door de schakelaar voor de
alarmknipperlichten in te drukken.
Hierdoor gaan alle richtingaanwijzers
tegelijk knipperen. De
alarmknipperlichten werken ook als desleutel niet in het contactslot zit.
Druk nogmaals op de schakelaar voor de
alarmknipperlichten om ze uit te
schakelen.
ACHTERUITRIJCAMERA (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Dit systeem heeft alleen een aanvullende functie. Het is de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om altijd in de
binnen- en buitenspiegels te
kijken en de ruimte achter de
auto te controleren voor en
tijdens het achteruitrijden, omdater een dode hoek is die met de
camera niet gezien kan worden.
Zorg er voor dat de lens van de camera altijd schoon is. Als er
vuil op de lens aanwezig is, werkt
de camera mogelijk niet correct.
OCM040110
OCM040090
AchteruitrijschermOCM040111
ALARMKNIPPERLICHTEN
Page 264 of 409

555
Rijden met uw auto
E120102ACM
Sneeuwkettingen
Omdat de wangen van een radiaalband
vrij dun zijn, kunnen ze door sommige
typen sneeuwkettingen beschadigd
raken. Daarom wordt aanbevolen om
winterbanden te gebruiken in plaats van
sneeuwkettingen. Monteer geen
sneeuwkettingen op auto’s met
lichtmetalen velgen, omdat de velgen
daardoor beschadigd kunnen raken. Als
het onvermijdelijk is om sneeuwkettingen
te gebruiken, gebruik dan
sneeuwkettingen met een dikte van
minder dan 15 mm (0,59 in). Schade aan
uw auto die het gevolg is van het gebruik
van ongeschikte sneeuwkettingen valt niet
onder de fabrieksgarantie van uw auto.
Breng, wanneer u sneeuwkettingen
gebruikt, de sneeuwkettingen als volgt
aan op de aangedreven wielen.
2WD: Voorwielen
4WD: Alle wielen
Als voor een 4WD-auto geen
complete set kettingen beschikbaar
is, brengt u de kettingen alleen aan
op de voorwielen.
Aanbrengen van sneeuwkettingen
Volg voor het plaatsen van de kettingen
de aanwijzingen van de fabrikant en trek
de kettingen zo strak mogelijk aan. Matig
uw snelheid als u met sneeuwkettingen
rijdt. Als u de kettingen tegen de
carrosserie of het chassis hoort slaan,
stop dan meteen en trek de kettingen
aan. Als ze daarna nog tegen de autoslaan, matig uw snelheid dan totdat dit
niet meer gebeurt. Verwijder de kettingen
zodra u weer op een schone weg rijdt.
WAARSCHUWING -
Monteren van
sneeuwkettingen
Parkeer de auto op een vlakke
ondergrond en uit de buurt van het
overige verkeer voor het monteren
van de sneeuwkettingen. Zet de
alarmknipperlichten aan en plaats
indien mogelijk een
gevarendriehoek achter de auto.
Zet de transmissie in stand P,
activeer de parkeerrem en zet de
motor af alvorens de
sneeuwkettingen te monteren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de sneeuwkettingen geschikt zijn voor de maat en hettype band dat op uw auto
gemonteerd is. Ongeschiktesneeuwkettingen kunnen schadetoebrengen aan de carrosserie ende wielophanging, wat buiten de
fabrieksgarantie valt. Bovendienkunnen de bevestigingshaken beschadigd raken bij contact met deauto, waardoor de sneeuwkettingen
los kunnen raken. Gebruikuitsluitend sneeuwkettingen van SAE-klasse S.
Controleer nadat u ongeveer 0,5 - 1 km (0,3 - 0,6 mijl) hebt gereden
of de kettingen nog goed zitten. Span de kettingen of monteer zeopnieuw als ze los zitten.1VQA3007