ABS JEEP CHEROKEE 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: CHEROKEE, Model: JEEP CHEROKEE 2019Pages: 380, PDF Size: 6.59 MB
Page 13 of 380
ACHTERKLEP....................... 63Openen....................... 63
Sluiten........................ 64
Handsfree achterklep - indien aanwezig . . . 65
BOORDAPPARATUUR.................. 66VOEDINGSUITGANGEN............. 66
Spanningsomvormer — indien aanwezig . . . 68
UW INSTRUMENTENPANEEL LE-
REN KENNEN
DISPLAY IN DE INSTRUMENTENGROEP........ 70Locatie en bedieningselementen display in de
instrumentengroep................. 70
Selecteerbare items op display in
instrumentengroep................. 71
Dieseldisplays................... 71
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF)..... 72
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN..... 72Rode waarschuwingslampjes........... 73
Gele waarschuwingslampjes........... 76
Gele controlelampjes............... 81
Groene controlelampjes.............. 82
Witte controlelampjes............... 83
Blauwe controlelampjes.............. 84
BOORDDIAGNOSESYSTEEM — OBD II......... 85Boorddiagnosesysteem (OBD II) en
cyberveiligheid................... 85
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN.............. 86Antiblokkeersysteem (ABS)........... 86
Elektronisch remregelsysteem.......... 87
ONDERSTEUNENDE RIJSYSTEMEN........... 99Dodehoekbewaking — indien aanwezig.... 99
Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking - indien aanwezig....... 102
Bandenspanningscontrolesysteem....... 106
BEVEILIGINGSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN . . . 111Beveiligingssystemen voor inzittenden.... 111
Belangrijke veiligheidsmaatregelen...... 111
Veiligheidsgordelsystemen........... 112
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)..... 123
Kinderzitjes — Kinderen veilig vervoeren . . 135
Vervoer van huisdieren............. 152
VEILIGHEIDSTIPS................... 153Passagiers vervoeren............... 153
Uitlaatgas..................... 153
Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto . 154
Veiligheidscontroles buiten de auto...... 156
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN.................. 157Normaal starten — benzinemotor....... 157
Extreem lage temperaturen (lager dan -22 °F of
-30°C) ....................... 157
Normaal starten — dieselmotor........ 157
AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN........... 159
HANDREM....................... 160
Elektrische handrem (EPB)........... 160
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK — INDIEN
AANWEZIG....................... 162
Schakelen..................... 163
Terugschakelen.................. 164
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK — INDIEN
AANWEZIG....................... 165
Sleutelblokkering................. 166
Blokkeersysteem rem/transmissie....... 166Negentraps automatische versnellingsbak . . 167
Versnellingen................... 168
WERKING VAN DE VIERWIELAANDRIJVING...... 1691-traps vierwielaandrijving (4X4) — indien
aanwezig...................... 169
2-traps vierwielaandrijving (4x4) — indien
aanwezig...................... 170
Schakelstanden.................. 171
Schakelprocedures................ 172
Elektronisch sperdifferentieel achter (E-Locker) —
indien aanwezig................. 174
SELEC-TERRAIN.................... 175Omschrijving................... 175
STOP/START-SYSTEEM................ 176Automatische modus.............. 176
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt................ 177
De motor starten in de stand autostop.... 177
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen................... 178
Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen.................... 179
STOP/START-SYSTEEM - ALLEEN
DIESELMODELLEN................... 179
Automatische modus.............. 179
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt................ 180
De motor starten in de stand autostop.... 180
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen................... 181
Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen.................... 182
11
Page 75 of 380
kerlampjes worden indien van toepassing
eerst weergegeven. Het systeemcontrole-
menu kan er anders uitzien op basis van
uitrusting en opties en de huidige status van
het voertuig. Sommige verklikkerlampjes zijn
optioneel en worden mogelijk niet weergege-
ven.
Rode waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje voor de vei-
ligheidsgordels
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de
veiligheidsgordel van de bestuurder of passa-
gier niet is vastgemaakt. Wanneer het contact
de eerste keer in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet en als de veiligheidsgor-
del van de bestuurder is losgegespt, klinkt er
een geluidssignaal en gaat het lampje aan.
Als tijdens het rijden de veiligheidsgordel van
de bestuurder of de voorpassagier niet is
vastgegespt, gaat het waarschuwingslampje
voor de veiligheidsgordels branden of knippe-
ren en klinkt er een geluidssignaal.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Dit waarschuwingslampje gaat branden bij
een storing in de airbag. Het lampje gaat ter
controle vier tot acht seconden branden als
de contactschakelaar in de stand ON/RUN of
ACC/ON/RUN wordt gezet. Dit lampje gaat
branden met één geluidssignaal wanneer er
een storing in de airbag is gedetecteerd en
blijft branden totdat de storing is verholpen.
Wanneer het lampje niet brandt tijdens het
starten, blijft branden of gaat branden tijdens
het rijden, moet het systeem zo snel mogelijk
door een erkende dealer worden nagekeken.
— Waarschuwingslampje voor het
remsysteem
Dit waarschuwingslampje geeft verschillende
functies van het remsysteem aan, zoals het
remvloeistofpeil en het aantrekken van de
handrem. Als het waarschuwingslampje voor
het remsysteem gaat branden, is het mogelijk
dat de handrem is aangetrokken, het vloei-
stofpeil in het remvloeistofreservoir te laag is
of dat zich een probleem voordoet met het
ABS-systeem.Als het lampje blijft branden wanneer de
handrem niet is aangetrokken en het rem-
vloeistofpeil in het reservoir van de hoofdrem-
cilinder zich ter hoogte van het Full-
merkteken bevindt, kan er sprake zijn van een
storing in het hydraulische remcircuit of is er
een probleem met de rembekrachtiging gede-
tecteerd door het ABS-systeem / elektronisch
stabiliteitsregelsysteem (ESC). In dat geval
blijft het lampje branden tot de oorzaak is
verholpen. Als het probleem verband houdt
met de rembekrachtiging, zal de ABS-pomp
actief zijn tijdens het remmen en voelt u
mogelijk een trilling in het rempedaal.
De dubbel uitgevoerde remcircuits zorgen
voor reserve-remvermogen als ergens een sto-
ring optreedt in het hydraulisch systeem. Als
er in één helft van het dubbele remsysteem
sprake is van lekkage, geeft het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem dit aan;
het lampje gaat branden wanneer het rem-
vloeistofpeil in de hoofdcilinder is gedaald tot
onder een bepaald niveau.
Het lampje blijft branden tot de oorzaak is
verholpen.
73
Page 76 of 380
OPMERKING:
Het lampje kan bij het nemen van een
scherpe bocht even knipperen, doordat dan
het vloeistofpeil verandert. Breng de auto
naar de dealer voor onderhoud en laat het
remvloeistofpeil controleren.
Als een storing van het remsysteem wordt
aangegeven, laat de auto dan onmiddellijk
repareren.
WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het rode waar-
schuwingslampje voor het remsysteem
brandt, is gevaarlijk. Een deel van het
remsysteem is mogelijk defect. De remweg
wordt dan langer. U kunt een aanrijding
veroorzaken. Laat de auto onmiddellijk
controleren.
Auto’s die met een ABS-systeem zijn uitge-
rust, beschikken ook over elektronische rem-
krachtverdeling (EBD). Bij een storing van
EBD, gaat het waarschuwingslampje voor het
remsysteem branden, samen met het ABS-
lampje. Het ABS-systeem moet dan onmid-
dellijk worden gerepareerd.U kunt de werking van het waarschuwings-
lampje voor het remsysteem controleren door
de contactschakelaar van de stand OFF in de
stand ON/RUN te zetten. Het lampje moet
dan gedurende ongeveer vier seconden bran-
den. Het lampje moet vervolgens doven, ten-
zij de handrem is aangetrokken of een storing
van het remsysteem is gedetecteerd. Als het
lampje niet gaat branden, moet u het lampje
door een erkende dealer laten controleren.
Het lampje gaat ook branden als de handrem
wordt aangetrokken wanneer de contactscha-
kelaar in de stand ON/RUN staat.
OPMERKING:
Dit lampje geeft dan alleen aan dat de hand-
rem is aangetrokken. Het geeft niet aan hoe
krachtig de handrem is aangetrokken.
— Waarschuwingslampje acculading
Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer de accu niet goed wordt opgeladen. Als
het blijft branden terwijl de motor loopt, is er
mogelijk een storing in het laadsysteem.
Neem dan zo snel mogelijk contact op met
een erkende dealer.Dit duidt op een mogelijk probleem met het
elektrische systeem of een daaraan gerela-
teerd onderdeel.
— Waarschuwingslampje deur open
Dit lampje gaat branden wanneer een portier
niet volledig is gesloten.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een ge-
luidssignaal.
— Waarschuwingslampje voor storing
elektrische stuurbekrachtiging
Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer er sprake is van een storing in het
EPS-systeem (elektrische stuurbekrachti-
ging). Raadpleeg de paragraaf "Stuurbe-
krachtiging" in het hoofdstuk "Starten en rij-
den" in het instructieboekje voor meer
informatie.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
74
Page 79 of 380
— Storingslampje elektronische par-
keerrem
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de elektronische parkeerrem
niet correct werkt en moet worden nageke-
ken. Neem contact op met een erkende dea-
ler.
— Waarschuwingslampje antiblok-
keerremsysteem (ABS)
Dit waarschuwingslampje is een indicator
van het ABS-systeem. Het lampje gaat bran-
den wanneer u het contact in de stand ON/
RUN of ACC/ON/RUN zet en kan daarna nog
vier seconden blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of
gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functio-
neert en dat onderhoud zo snel mogelijk moet
worden uitgevoerd. Het gewone remsysteem
zal echter normaal functioneren ervan uit-
gaande dat het waarschuwingslampje rem-
systeem niet brandt.Wanneer het ABS-lampje niet gaat branden
als het contact in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet, moet het remsysteem
worden gecontroleerd door een erkende dea-
ler.
— Waarschuwingslampje ESC actief —
indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje geeft aan wanneer
het elektronisch stabiliteitsregelsysteem ac-
tief is. Het controlelampje van het elektro-
nisch stabiliteitsregelsysteem (ESC) in de in-
strumentengroep gaat branden wanneer het
contact in de stand ON/RUN of ACC/ON/RUN
wordt gezet en ESC actief is. Als de motor
draait, behoort dit lampje uit te gaan. Wan-
neer het controlelampje ESC continu blijft
branden terwijl de motor draait, is een storing
gedetecteerd in het ESC-systeem. Als het
waarschuwingslampje blijft branden nadat er
verschillende keren is gestart en u meerdere
kilometers (mijlen) hebt gereden met een
snelheid hoger dan 48 km/u (30 mph), dient
u zo snel mogelijk contact op te nemen met
een erkende dealer om het probleem te laten
opsporen en verhelpen.• Het controlelampje "ESC uitgeschakeld" en
het controlelampje "ESC" gaan kort bran-
den wanneer het contact in de stand ON/
RUN of ACC/ON/RUN wordt gezet.
• Het ESC-systeem maakt zoemende of klik-
kende geluiden wanneer het actief is. Dit is
normaal. De geluiden houden op wanneer
ESC inactief wordt.
• Dit lampje gaat branden bij een ingreep van
ESC.
— Waarschuwingslampje ESC uitge-
schakeld — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat het
elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESC) is
uitgeschakeld.
Telkens wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN of ACC/ON/RUN wordt gezet,
wordt het ESC-systeem ingeschakeld, ook
wanneer dit eerder werd uitgeschakeld.
— Waarschuwingslampje laag brand-
stofpeil
Als het brandstofpeil is gezakt tot ongeveer
7,5 liter (2 gal), gaat dit lampje aan en blijft
het branden tot er brandstof wordt bijgevuld.
77
Page 88 of 380
VEILIGHEIDSVOORZIENIN-
GEN
Antiblokkeersysteem (ABS)
Het ABS-systeem zorgt voor extra voertuigs-
tabiliteit en meer remwerking onder de
meeste remomstandigheden. Het systeem
voorkomt automatisch het blokkeren van de
wielen en verbetert de beheersbaarheid van
het voertuig tijdens remmen.
Het ABS-systeem voert een zelftest uit om te
controleren of het ABS naar behoren functi-
oneert telkens wanneer de auto wordt gestart
en wordt gereden. Tijdens de zelftest hoort u
mogelijk ook een zacht klikkend geluid en
enkele hieraan gerelateerde motorgeluiden.
ABS wordt geactiveerd wanneer het systeem
detecteert dat één of meer wielen beginnen
te blokkeren tijdens het remmen. Als de auto
over ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of
voorwerpen rijdt of wanneer u een noodstop
maakt neemt de kans dat ABS ingrijpt toe.Wanneer het ABS-systeem actief is, kunt u
dit als volgt merken:
• Geluid van de ABS-pompmotor (deze kan
nog korte tijd blijven draaien nadat de auto
al tot stilstand is gekomen).
• De magneetventielen maken klikgeluiden.
• U voelt pulsaties in het rempedaal.
• Het rempedaal daalt iets bij de
eindaanslag.
Dit zijn normale kenmerken van het
ABS-systeem.
WAARSCHUWING!
• Het ABS-systeem bevat geavanceerde
elektronica die mogelijk gevoelig is voor
storingen van onjuist geïnstalleerde of
krachtige zendapparatuur. Dergelijke
storingen kunnen ertoe leiden dat de
werking van het ABS-systeem volledig
uitvalt. Dergelijke apparatuur mag uit-
sluitend door bevoegde vakmensen wor-
den geïnstalleerd.
• Pompend remmen heeft op het ABS-
systeem een averechtse uitwerking. De
WAARSCHUWING!
effectieve remkracht wordt hierdoor ver-
minderd en het risico van een ongeval
neemt toe. Pompend remmen verlengt
de remweg. Wanneer u moet afremmen
of stoppen, trap dan alleen stevig het
rempedaal in.
• Met het ABS-systeem wordt niet voorko-
men dat de auto onderworpen blijft aan
de wetten van de natuur. De effectiviteit
van de remmen wordt door ABS niet
verder verhoogd dan de remmen, ban-
den en grip van de auto toelaten.
• Het ABS voorkomt geen ongelukken ten
gevolge van bijvoorbeeld te hoge snelhe-
den in bochten, te weinig afstand hou-
den of aquaplaning.
• Gebruik de mogelijkheden van een auto
met ABS nooit op een roekeloze of risi-
covolle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar brengt.
ABS is ontworpen voor gebruik met originele
banden. Wijziging kan leiden tot verminderde
prestaties van het ABS.
VEILIGHEID
86
Page 89 of 380
ABS-waarschuwingslampje
Het gele ABS-waarschuwingslampje gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN staat en kan daarna nog vier secon-
den blijven branden.
Als het ABS-waarschuwingslampje tijdens
het rijden blijft of gaat branden, wijst dit erop
dat het ABS-gedeelte van het remsysteem
niet functioneert en dat onderhoud nodig is.
Het gewone remsysteem zal echter normaal
functioneren wanneer het ABS-
waarschuwingslampje brandt.
Wanneer het ABS-waarschuwingslampje
brandt, moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren om weer van de
voordelen van ABS te kunnen profiteren. Als
het ABS-waarschuwingslampje niet gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN is gezet, moet u het lampje zo snel
mogelijk laten repareren.
Elektronisch remregelsysteem
Uw auto is uitgerust met een geavanceerde
elektronische remkrachtregeling (EBC). Dit
systeem bestaat uit een elektronische rem-
krachtverdeling (EB), antiblokkeersysteem
(ABS), een remassistent (Brake Assist Sys-
tem (BAS)), Hill Start Assist (HSA), een tran-
ctieregelsysteem (Traction Control System
(TCS)), elektronische stabiliteitsregeling
(ESC), elektronische kantelbeveiliging (Elec-
tronic Roll Mitigation (ERM)). Deze systemen
werken samen zodat de auto stabiel en be-
stuurbaar is bij verschillende rijomstandighe-
den.
Uw auto is mogelijk tevens uitgerust met
antislingerregeling (TSC), Ready Alert Bra-
king (RAB), Rain Brake Support (RBS), en
Dynamic Steering Torque (DST), Hill Descent
Control (HDC), and Selec-Speed Control
(SSC).
Elektronische remkrachtverdeling (EBD)
Deze functie regelt de verdeling van het rem-
koppel over de voor- en achteras door de
remdruk op de achteras te begrenzen. Dit
wordt gedaan om overmatige wielslip van deachterwielen en instabiliteit van het voertuig
te voorkomen, en om te voorkomen dat ABS
eerder ingrijpt op de achteras dan op de
vooras.
Waarschuwingslampje remsysteem
Het rode waarschuwingslampje van het rem-
systeem gaat branden wanneer u het contact
in de stand ON/RUN zet en kan daarna nog
vier seconden blijven branden.
Als het waarschuwingslampje van het rem-
systeem tijdens het rijden aan blijft of gaat
branden, wijst dit erop dat het remsysteem
niet functioneert en dat onmiddellijk onder-
houd nodig is. Als het waarschuwingslampje
van het remsysteem niet gaat branden wan-
neer u het contact in de stand ON/RUN zet,
moet u het lampje zo snel mogelijk laten
repareren.
Remassistent (BAS)
De remassistent (BAS) is ontworpen om de
remwerking van de auto te optimaliseren tij-
dens noodremsituaties. Het systeem herkent
een noodremsituatie aan de hand van de
snelheid en kracht waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt en optimaliseert de remdruk
87
Page 90 of 380
dienovereenkomstig. Dit draagt bij aan een
verkorting van de remweg. Het BAS-systeem
vult het ABS-systeem aan. Wanneer u het
rempedaal zeer snel intrapt, is de assistentie
van het BAS-systeem optimaal. Om van het
systeem te profiteren moet u aanhoudend
remdruk uitoefenen tijdens het stoppen (niet
"pompend" remmen). Verminder de druk op
het rempedaal niet, tenzij u niet langer hoeft
te remmen. Zodra u het rempedaal loslaat,
wordt het BAS-systeem uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Met het BAS-systeem wordt niet voorko-
men dat de auto onderworpen blijft aan de
wetten van de natuur en het systeem zorgt
evenmin voor meer grip op het wegdek.
BAS kan geen ongevallen voorkomen, ze-
ker geen ongevallen die worden veroor-
zaakt door te hoge snelheden in bochten,
het rijden op zeer glad wegdek, of aqua-
planing. Gebruik de mogelijkheden van
een auto met BAS nooit op een roekeloze
of risicovolle wijze die de veiligheid van
uzelf of anderen in gevaar brengt.
Hill Start Assist (HSA)
Het HSA-systeem is bedoeld om terugrollen
op een helling vanuit volledige stilstand te
voorkomen. Als de bestuurder de rem loslaat
na gestopt te zijn op een helling, handhaaft
het HSA-systeem nog een korte tijd de rem-
druk. Als de bestuurder geen gas geeft tij-
dens deze periode, wordt de remdruk wegge-
nomen en rolt de auto normaal van de helling
af.
HSA wordt geactiveerd als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
• Deze functie moet worden ingeschakeld.
• De auto moet stilstaan.
• Handrem moet zijn uitgeschakeld.
• Het bestuurdersportier is gesloten.
• De auto moet zich op een voldoende steile
helling bevinden.• De gekozen versnelling moet overeenko-
men met de stand van de auto op de helling
(in een vooruitversnelling als de voorkant
van de auto naar boven is gericht; in de
achteruitversnelling (REVERSE) als de
voorkant van de auto naar beneden is ge-
richt).
• HSA werkt in alle vooruitversnellingen en in
de achteruit. Het systeem treedt niet in
werking als de versnellingsbak in PARK of
NEUTRAL staat. Bij voertuigen met hand-
geschakelde versnellingsbak blijft HSA ac-
tief wanneer de koppeling wordt ingetrapt.
WAARSCHUWING!
Er kunnen situaties optreden waarbij het
HSA-systeem (Hill Start Assist) niet wordt
geactiveerd en de auto enigszins kan gaan
rollen. Voorbeelden hiervan zijn lichte hel-
lingen, als de auto beladen is of een aan-
hangwagen trekt. HSA is geen systeem dat
de taken en verantwoordelijkheden van de
bestuurder overneemt. De bestuurder
blijft te allen tijde verantwoordelijk voor
het houden van afstand ten opzichte van
andere voertuigen, personen en objecten,
VEILIGHEID
88
Page 194 of 380
Algemene waarschuwingen
Als de melding “PARKSENSE UNAVAILA-
BLE WIPE REAR SENSORS" (Parkeerhulp
niet beschikbaar, achtersensoren reinigen) of
"PARKSENSE UNAVAILABLE WIPE FRONT
SENSORS” (Parkeerhulp niet beschikbaar,
voorsensoren reinigen) verschijnt in het dis-
play van het instrumentenpaneel, reinigt u de
ParkSense-sensoren met water, een schoon-
maakmiddel voor auto's en een zachte doek.
Gebruik geen ruwe of harde doeken. Maak de
sensoren voorzichtig schoon (niet hard druk-
ken of borstelen). Anders kunnen de senso-
ren beschadigd raken.
ACTIEF
PARKEERHULPSYSTEEM
PARKSENSE — INDIEN
AANWEZIG
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
is bedoeld om de bestuurder te helpen bij
fileparkeren en insteekparkeren door een ge-schikte parkeerplaats aan te wijzen,
hoorbare/visuele instructies te geven en het
stuurwiel te bedienen. Het actieve parkeer-
hulpsysteem ParkSense is een semi-
automatisch systeem, omdat de bestuurder
het gaspedaal, de schakelhendel en de rem-
men zelf moet bedienen. Afhankelijk van de
door de bestuurder gekozen parkeermanoeu-
vre, kan het actieve parkeerhulpsysteem
ParkSense insteekparkeren en fileparkeren
aan beide zijden (bestuurders- of passagiers-
zijde).
OPMERKING:
• De bestuurder is te allen tijde zelf verant-
woordelijk voor het besturen van het voer-
tuig, verantwoordelijk voor eventuele objec-
ten in de omgeving, en moet zo nodig
ingrijpen.
• Het systeem is bedoeld als hulpmiddel voor
de bestuurder, niet als vervanging van de
bestuurder.
• Als de bestuurder tijdens een semi-
automatische manoeuvre het stuurwielaanraakt nadat hij de instructie heeft ge-
kregen het stuur los te laten, wordt het
systeem geannuleerd en dient de bestuur-
der de parkeermanoeuvre handmatig te vol-
tooien.
• Het systeem werkt mogelijk niet onder alle
omstandigheden (bijv. weersomstandighe-
den zoals zware regen, sneeuw, enz., of bij
het zoeken naar een parkeerplaats met op-
pervlakken die de ultrasone sensorgolven
absorberen).
• Nieuwe voertuigen van de dealer moeten
ten minste 48 km (30 mijl) hebben gere-
den voordat het actieve parkeerhulpsys-
teem ParkSense volledig is gekalibreerd en
nauwkeurig werkt. Dit is te wijten aan dy-
namische voertuigkalibratie van het sys-
teem ter verbetering van de prestaties van
de functie. Het systeem voert eveneens
continu de dynamisch voertuigkalibratie uit
om rekening te houden met verschillen,
zoals te harde of te zachte banden en
nieuwe banden.
STARTEN EN RIJDEN
192
Page 204 of 380
OPMERKING:
Bij het werken met AdBlue (UREUM) is het
volgende van belang:
• Alle reservoirs of onderdelen die in contact
komen met AdBlue (UREUM), moeten
compatibel zijn met AdBlue (UREUM)
(kunststof of roestvrij staal). Koper, mes-
sing, aluminium, ijzer of niet-roestvrij staal
moet worden vermeden, omdat ze onderhe-
vig zijn aan corrosie door AdBlue
(UREUM).
• Als AdBlue (UREUM) wordt gemorst, moet
het volledig worden opgeveegd.
AdBlue (UREUM) toevoegen
OPMERKING:
Rijomstandigheden (hoogte, rijsnelheid, be-
lading enz.) zijn van invloed op het verbruik
van AdBlue (UREUM) door uw auto.
AdBlue-vulprocedure (UREUM) met pomp-
mondstuk
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Vloeistoffen en
smeermiddelen" in het hoofdstuk "Techni-
sche gegevens" voor de juiste vloeistofsoort.1. Parkeer de auto op een vlakke onder-
grond. Zet de motor uit door de contact-
schakelaar in de stand OFF te draaien.
Open de brandstofvulklep, draai vervol-
gens de dop van de AdBlue-vulopening
(UREUM) los en verwijder deze.
2. Steek de adapter/vulpistool voor AdBlue
(UREUM) in de AdBlue-vulopening
(UREUM).
LET OP!
•Om morsen van AdBlue (UREUM) en
mogelijke schade aan de AdBlue-tank
(UREUM) als gevolg van overlopen te
voorkomen, mag u de AdBlue-tank
(UREUM) niet overmatig vullen.
• VUL NOOIT TE VEEL VLOEISTOF BIJ.
AdBlue (UREUM) bevriest onder 12 ºF
(-11 ºC). Het AdBlue-systeem (UREUM)
is ontworpen om te werken bij tempera-
turen lager dan het vriespunt van de
AdBlue (UREUM); als echter de tank te
ver wordt gevuld en bevriest, kan het
systeem beschadigd raken.
• Als u AdBlue (UREUM) morst, reinig dan
onmiddellijk de plaats met water en ge-
bruik een absorberend materiaal om de
gemorste vloeistof op de grond op te
nemen.
• Probeer niet uw motor te starten als u
per ongeluk AdBlue (UREUM) in de
brandstoftank heeft bijgevuld, aange-
zien dit kan leiden tot ernstige schade
aan uw motor, met inbegrip van maar
niet beperkt tot storingen in de brand-
stofpomp en de verstuivers.
Brandstofvulklep
1 - AdBlue-vuldop (UREUM)
2 - Brandstofvulklep
STARTEN EN RIJDEN
202
Page 270 of 380
HET VOERTUIG OMHOOG
TE BRENGEN
Indien het nodig is om het voertuig omhoog te
brengen, ga dan naar een erkende dealer of
naar een servicestation.
BANDEN
Banden — Algemene informatie
Tire Pressure (bandenspanning)
Voor de veiligheid en goede rijeigenschappen
is een juiste bandenspanning absoluut nood-
zakelijk. Als de bandenspanning niet juist is,
heeft dit gevolgen voor het onderstaande:
• Veiligheid en stabiliteit van de auto
• Slijtage en brandstofverbruik
• Bandenslijtage
• RijcomfortVeiligheid
WAARSCHUWING!
• Een onjuiste bandenspanning is gevaar-
lijk en kan leiden tot ongelukken.
• Bij een te lage bandenspanning veert de
band te veel in en kan de band te warm
worden en lek raken.
• Bij een te hoge bandenspanning zal de
band schokken op het wiel minder goed
opvangen. Voorwerpen op de weg en
gaten in het wegdek kunnen de banden
beschadigen waardoor ze lek raken.
• Banden met een te hoge of te lage span-
ning kunnen het rijgedrag van de auto
beïnvloeden en kunnen een klapband
veroorzaken waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen.
• Als niet alle banden dezelfde spanning
hebben, kunnen besturingsproblemen
optreden. U kunt de controle over de
auto verliezen.
• Als de bandenspanning van de linker-
banden verschilt van die van de rechter-
banden kan de auto naar links of rechts
gaan trekken.
WAARSCHUWING!
• Zorg dat alle banden altijd op de voorge-
schreven spanning (voor koude banden)
zijn.
Zowel een te lage als een te hoge banden-
spanning hebben invloed op de stabiliteit van
de auto en kunnen een gevoel van een trage
of overgevoelige reactie van de stuurinrich-
ting tot gevolg hebben.
OPMERKING:
• Een ongelijke bandenspanning tussen
linker- en rechterbanden kan leiden tot een
onnauwkeurige en onvoorspelbare bestu-
ring.
• Ongelijke bandenspanning links en rechts
kan leiden tot naar links of naar rechts
trekken van de auto.
Brandstofverbruik
Door een te lage bandenspanning wordt ook
de rolweerstand van de band hoger, waardoor
het brandstofverbruik toeneemt.
SERVICE EN ONDERHOUD
268