alarm JEEP CHEROKEE 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: CHEROKEE, Model: JEEP CHEROKEE 2019Pages: 380, PDF Size: 6.59 MB
Page 12 of 380
WELKOM VAN FCA
HOE U UW INSTRUCTIEBOEKJE ONLINE KUNT
TERUGVINDEN....................... 3
INLEIDING
HOE GEBRUIKT U DEZE HANDLEIDING?......... 5Essentiële informatie................ 5
Symbolen....................... 5
WAARSCHUWING VOOR OVER DE KOP SLAAN..... 5
BELANGRIJKE OPMERKING................ 5
WAARSCHUWINGEN EN AANDACHTSPUNTEN..... 7
WIJZIGINGEN/AANPASSINGEN VAN DE AUTO..... 7
GRAFISCHE INHOUDSOPGAVE
INSTRUMENTENPANEEL................ 15
INTERIEUR........................ 16
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
SLEUTELS........................ 17Sleutelhouder................... 17
CONTACTSCHAKELAAR................. 19Contactschakelaarmodule (IGNM) — indien
aanwezig...................... 19
Keyless Enter-N-Go (contact) — indien
aanwezig...................... 20
STARTSYSTEEM MET AFSTANDSBEDIENING — INDIEN
AANWEZIG....................... 21
Starten met afstandsbediening......... 22
De modus starten met afstandsbediening
activeren...................... 22
ALARMSYSTEEM — INDIEN AANWEZIG....... 23Alarm inschakelen................ 23
Alarm uitschakelen................ 24
PORTIEREN....................... 24Keyless Enter-N-Go — Passive Entry...... 24
De portieren vergrendelen met een of meer
portieren open................... 28
STOELEN........................ 28Handmatig verstellen (achterbank)....... 29
Geheugenstoel — indien aanwezig....... 30
Stoelverwarming.................. 32
Stoelventilatie voor — indien aanwezig.... 34
HOOFDSTEUNEN..................... 35Actieve hoofdsteunen — voorstoelen...... 35
Hoofdsteunen achterin.............. 37
STUURWIEL....................... 38Verstelbare stuurkolom.............. 38
Stuurverwarming — indien aanwezig...... 38
BUITENVERLICHTING.................. 39Multifunctionele hendel............. 39
Koplampschakelaar................ 39
Daglichtlampen — Indien aanwezig...... 40
Schakelaar dimlicht/grootlicht.......... 40
Regeling automatisch grootlicht — indien
aanwezig...................... 40
Lichtsignaal.................... 41
Automatisch inschakelende koplampen — indien
aanwezig...................... 41
Parkeerlichten................... 41
Koplampen aan bij ingeschakelde ruitenwissers
(uitsluitend beschikbaar in combinatie met
automatische koplampen)............ 41
Vertragingsduur van de koplampverlichting . . 41
Waarschuwingssignaal verlichting aan..... 42
Mistlampen vóór en mistachterlichten — indien
aanwezig...................... 42
Richtingaanwijzers................. 43Automatische hoogteverstelling koplampen —
alleen voor hogedrukontladingslampen (HID) . 43
Accuspaarfunctie................. 43
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS........... 43Bediening van de ruitenwissers......... 44
Regensensor — indien aanwezig........ 45
Achterruitwisser/-sproeier............ 46
KLIMAATREGELING................... 46Overzicht handmatige klimaatregeling met
touchscreen..................... 47
Functies van de klimaatregeling......... 55
Automatische temperatuurregeling (ATC) — Indien
aanwezig...................... 55
Aanwijzingen voor de bediening........ 56
RAMEN......................... 57Bedieningselementen voor de elektrische
raambediening................... 57
Automatische sluitfunctie met klembeveiliging.58
Raamblokkeerschakelaar............. 58
Windgeruis..................... 59
ELEKTRISCH BEDIENBAAR ZONNEDAK MET ELEKTRISCH
BEDIENDE ZONWERING — INDIEN AANWEZIG.... 59
Zonnedak openen................. 60
Ventilatiestand zonnedak............. 60
Zonnedak sluiten.................. 60
Openen Elektrisch Bediende Zonwering.... 61
Elektrisch bediende zonwering sluiten..... 61
Klembeveiliging.................. 61
Onderhoud van zonnedak............. 62
Werking bij uitgeschakeld contact....... 62
MOTORKAP....................... 62De motorkap openen............... 62
Motorkap sluiten.................. 62
INHOUD
10
Page 21 of 380
Alle portieren kunnen worden geprogram-
meerd om te worden ontgrendeld bij de eer-
ste druk op de ontgrendeltoets. Raadpleeg de
paragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.
OPMERKING:
Als de auto wordt ontgrendeld met een sleu-
telhouder en er binnen 60 seconden geen
portier wordt geopend, worden de portieren
weer vergrendeld en wordt het alarmsysteem,
indien aanwezig, ingeschakeld. Om de hui-
dige instelling te veranderen raadpleeg de
paragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" van het instructie-
boekje voor meer informatie.
Portieren en achterklep vergrendelen
Druk kort op de vergrendelknop van de sleu-
telhouder om alle portieren en de achterklep
te vergrendelen.
Voertuigen met Keyless Enter-N-Go — Passive Entry
Als één of meer portieren geopend zijn, of als
de achterklep open is, worden de portieren
vergrendeld. De portieren zullen automatisch
weer ontgrendelen als de sleutel in de passa-
giersruimte is gebleven, anders blijven de
portieren vergrendeld.
Verzoek om extra sleutelhouders
OPMERKING:
De auto kan alleen bediend en gestart worden
met sleutelhouders die specifiek zijn gepro-
grammeerd voor de elektronica van de auto.
Nadat een sleutelhouder voor een auto is
geprogrammeerd, kan deze niet voor een an-
dere auto worden geprogrammeerd.
WAARSCHUWING!
•Verwijder altijd de sleutelhouders uit de
auto en vergrendel alle portieren wanneer u
de auto zonder toezicht achterlaat.
•Als uw voertuig is uitgerust met Keyless
Enter-N-Go contact, vergeet dan niet de con-
tactschakelaar in de stand OFF te zetten.
Duplicaten van sleutelhouders kunnen wor-
den geleverd door een erkende dealer. Deze
procedure bestaat uit het programmeren van
een 'blanco' sleutelhouder voor de elektro-
nica van het voertuig. Een blanco sleutelhou-
der is een exemplaar dat niet eerder is gepro-
grammeerd.
OPMERKING:
Als de Sentry Key startonderbreker moet wor-
den gerepareerd, dient u alle sleutels van de
auto naar de erkende dealer mee te brengen.
CONTACTSCHAKELAAR
Contactschakelaarmodule (IGNM) —
indien aanwezig
De Ignition Node Module (IGNM) werkt op
dezelfde manier als een contactschakelaar.
Er zijn vier bedieningsstanden, waaronder
drie klikstanden en een stand met veerbelas-
ting. De klikstanden zijn OFF, ACC en ON/
RUN. De stand START is een veerbelaste
contactstand. Bij het loslaten uit de stand
START keert de schakelaar automatisch terug
in de stand ON/RUN.
19
Page 22 of 380
Keyless Enter-N-Go (contact) — indien
aanwezig
Met deze functie kan de bestuurder de con-
tactschakelaar bedienen door op een toets te
drukken, zolang de sleutelhouder zich in de
passagiersruimte bevindt.
De bedrijfsmodi van de contactschakelaar
zijn OFF, ACC, ON/RUN en START.
OPMERKING:
Wanneer de contactschakelaar na het indruk-
ken van een toets niet reageert, is de batterij
van de sleutelhouder mogelijk bijna leeg of
leeg. Als dit het geval is, kan de contactscha-
kelaar ook op een andere manier worden
bediend. Druk de voorzijde (zijde tegenover
de noodsleutel) van de sleutelhouder tegen
de toets ENGINE START/STOP om de con-
tactschakelaar te bedienen.De contactschakelaar in de vorm van een
drukknop kan in de volgende modi worden
gezet:
OFF (UIT)
• De motor wordt uitgeschakeld.
• Sommige elektrische apparaten (bijv. cen-
trale vergrendeling, alarm, enz. ) zijn nog
steeds beschikbaar.
Contactschakelaar
1 — OFF
2 — ACC (accessoirestand)
3 — ON/RUN
4—START
Keyless Push Button Ignition
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
20
Page 24 of 380
OPMERKING:
• Met remote start (starten op afstand) draait
de motor slechts 15 minuten (time-out),
tenzij het contact in de stand ON/RUN is
gezet.
• Het voertuig moet worden gestart met de
sleutel na twee opeenvolgende time-outs.
Starten met afstandsbediening
Druk twee keer binnen vijf seconden op de
toets remote start (starten op afstand) op de
sleutelhouder. Door een derde keer op de
toets remote start (starten op afstand) te
drukken wordt de motor uitgeschakeld.
Om met de auto te rijden, drukt u op de
ontgrendeltoets, steekt u de sleutel in het
contact en draait u deze naar de stand ON/
RUN.
OPMERKING:
• Met remote start (starten op afstand) draait
de motor slechts 15 minuten (time-out),
tenzij het contact in de stand ON/RUN is
gezet.
• Het voertuig moet worden gestart met de
sleutel na twee opeenvolgende time-outs.Aan alle volgende voorwaarden moet worden
voldaan om de motor met de afstandsbedie-
ning te kunnen starten:
• Schakelhendel in de stand PARK
• Portieren gesloten
• Motorkap gesloten
• Achterklep gesloten
• Schakelaar waarschuwingsknipperlichten
uit
• Remschakelaar niet geactiveerd (rempe-
daal niet ingetrapt)
• Accu voldoende geladen
• Lampje Motor controleren zal niet aanwezig
zijn
• Systeem niet uitgeschakeld door eerder
starten met de afstandsbediening
• Controlelampje alarmsysteem knippert
• Contactschakelaar in de stand STOP/OFF
• Brandstofniveau voldoet aan de minimale
vereisten
• Alarmsysteem meldt geen inbraak
WAARSCHUWING!
• Laat een motor niet in een gesloten
garage of afgesloten ruimte draaien. Uit-
laatgas bevat koolmonoxide (CO), het-
geen geurloos en kleurloos is. Koolmo-
noxide is giftig en kan bij inademing
leiden tot erstig of dodelijk letsel.
• Houd sleutelhouders buiten het bereik
van kinderen. Door met de afstandsbe-
diening de motor te starten of de ramen,
portiersloten of andere onderdelen te
bedienen kunt u of kunnen anderen ern-
stig gewond raken of om het leven ko-
men.
De modus starten met afstandsbediening
activeren
Druk tweemaal binnen vijf seconden op de
toets remote start (starten op afstand) op de
sleutelhouder. De portieren worden vergren-
deld, de parkeerlichten knipperen en de
claxon klinkt twee keer (indien geprogram-
meerd). De motor start en het voertuig blijft
15 minuten in de modus voor starten met
afstandsbediening.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
22
Page 25 of 380
OPMERKING:
• Als er sprake is van een storing in de motor
of het brandstofpeil te laag is, slaat de
motor aan en vervolgens binnen 10 secon-
den weer af.
• De parkeerlichten gaan branden en blijven
tijdens de modus starten met afstandsbe-
diening branden.
• Om veiligheidsredenen, kunnen de elek-
trisch bedienbare ramen en het zonnedak
(indien aanwezig) niet worden bediend
wanneer de modus starten met afstandsbe-
diening actief is.
• De motor kan tweemaal achter elkaar met
de sleutelhouder worden gestart. Voordat u
de startprocedure een derde keer kunt her-
halen moet u echter het contact in en uit
schakelen door twee keer op de START/
STOP-knop te drukken (of het contactslot
eerst in de stand ON/RUN te zetten).ALARMSYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG
Het alarmsysteem bewaakt de portieren, mo-
torkap, achterklep en het Keyless Enter-N-Go
contact tegen bediening door onbevoegden.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld, zijn de
schakelaars van de portiersloten en de ach-
terklep in het interieur uitgeschakeld. Als het
alarm afgaat, geeft het alarmsysteem de vol-
gende geluids- en lichtsignalen:
• De claxon klinkt.
• De richtingaanwijzers knipperen.
• Het controlelampje van het alarmsysteem
in de instrumentengroep knippert.
Alarm inschakelen
Volg deze stappen om het alarmsysteem in te
schakelen:
1. Zorg ervoor dat het contact van het voer-
tuig in de stand "OFF" staat.• Als uw voertuig is uitgerust met
Keyless Entry (portierontgrendeling),
dient u ervoor te zorgen dat het bijbe-
horende ontstekingssysteem zonder
sleutel op OFF is gezet.
2. Sluit de auto op een van de volgende
manieren af:
• Druk op de vergrendeltoets op de scha-
kelaar voor de centrale portiervergren-
deling in het interieur terwijl het
bestuurders- en/of passagiersportier is
geopend.
• Druk op de vergrendeltoets op de Pas-
sive Entry-handgreep aan de buiten-
zijde, terwijl een geldige sleutelhouder
zich ook aan de buitenzijde bevindt.
Raadpleeg de paragraaf "Portieren" in
het hoofdstuk "Uw voertuig leren ken-
nen" in uw instructieboekje voor meer
informatie.
• Druk op de vergrendeltoets op de
sleutelhouder.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
23
Page 26 of 380
Alarm uitschakelen
Het alarmsysteem kan op de volgende manie-
ren worden uitgeschakeld:
• Druk op de ontgrendeltoets op de sleutel-
houder.
• Pak de Passive Entry-portiergreep om het
portier te ontgrendelen, raadpleeg de para-
graaf "Portieren" in het hoofdstuk "Uw voer-
tuig leren kennen" in uw instructieboekje
voor meer informatie.
• Zet het contact uit de stand OFF om het
systeem te deactiveren.
OPMERKING:
• Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld via de slotcilinder van het
bestuurdersportier of de achterklepknop op
de sleutelhouder.
• Het alarmsysteem blijft actief wanneer de
elektrisch bediende achterklep wordt ge-
opend. Als u op de achterklepknop drukt,
wordt het alarmsysteem niet uitgescha-
keld. Als iemand de auto binnendringt via
de achterklep en een portier opent, gaat het
alarm af.• Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt u
de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portierver-
grendeling in het interieur.
Het alarmsysteem is bedoeld om uw voertuig
te beveiligen. Er zijn echter omstandigheden
die een ongewenst alarm kunnen veroorza-
ken. Als een van de eerder beschreven proce-
dures voor het inschakelen van het alarm is
uitgevoerd, zal het alarmsysteem worden in-
geschakeld, ongeacht of u zich in het voer-
tuig bevindt. Wanneer u dan in de auto blijft
zitten en vervolgens een portier opent, gaat
het alarm af. Als deze situatie zich voordoet,
schakel dan het alarmsysteem uit.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd en
de accu wordt losgekoppeld, blijft het alarm-
systeem actief nadat de accu weer is aange-
sloten; de buitenlampen knipperen en de
claxon geeft een geluidssignaal. Als deze
situatie zich voordoet, schakel dan het alarm-
systeem uit.
PORTIEREN
Keyless Enter-N-Go — Passive Entry
Het Passive Entry systeem is een uitbreiding
van het afstandsbedieningsysteem van het
voertuig en is een functie van Keyless Enter-
N-Go — Passive Entry. Met deze functie kunt
u de portieren en de brandstofvulklep van het
voertuig vergrendelen en ontgrendelen zon-
der dat u op de vergrendel- en ontgrendel-
knoppen van de sleutelhouder hoeft te druk-
ken.
OPMERKING:
• Passive Entry kan geprogrammeerd worden
in de standen ON/OFF (aan/uit). Raadpleeg
de paragraaf "Instellingen van Uconnect" in
het hoofdstuk "Multimedia" in het instruc-
tieboekje voor meer informatie.
• Als u handschoenen draagt of als de por-
tiergreep met Passive Entry is natgeregend
of -gesneeuwd, is het mogelijk dat de ver-
grendeling minder gevoelig wordt en daar-
door langzamer reageert.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
24
Page 27 of 380
• Als de auto wordt ontgrendeld met Passive
Entry en er binnen 60 seconden geen por-
tier wordt geopend, worden de portieren
weer vergrendeld en het alarmsysteem, in-
dien aanwezig, ingeschakeld.
• De sleutelhouder kan mogelijk niet worden
gevonden door het Passive Entry-systeem
van het voertuig wanneer deze zich naast
een mobiele telefoon, laptop of andere
elektronische apparaten bevindt. Deze ap-
paraten kunnen het draadloze signaal van
de sleutelhouder blokkeren, waardoor de
Passive Entry-greep het voertuig niet kan
vergrendelen en ontgrendelen.
• Passive Entry activeert verlichting bij nade-
ring gedurende de door de klant ingestelde
tijd (0, 30, 60 of 90 seconden) en knippert
de richtingaanwijzers. Raadpleeg de para-
graaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatieOntgrendelen vanaf de bestuurderszijde
Houd een geldige sleutelhouder met Passive
Entry binnen 1,5 m (5 ft) van de handgreep
van het bestuurdersportier en pak deze hand-
greep vast om het bestuurdersportier auto-
matisch te ontgrendelen.OPMERKING:
Als "alle portieren ontgrendelen met eerste
druk op de ontgrendelknop" is geprogram-
meerd, worden alle portieren ontgrendeld
wanneer u de handgreep van het bestuur-
dersportier vastpakt. Raadpleeg de paragraaf
"Instellingen van Uconnect" in het hoofdstuk
"Multimedia" in het instructieboekje voor
meer informatie over de keuze tussen "be-
stuurdersportier ontgrendelen met eerste
druk op de ontgrendelknop" en "alle portieren
ontgrendelen met eerste druk op de ontgren-
delknop".
Ontgrendelen vanaf de passagierszijde
Houd een bijbehorende sleutelhouder met
Passive Entry op minder dan 1,5 m (5 ft) van
de handgreep van het voorste passagierspor-
tier en pak deze handgreep vast om alle vier
de portieren en de achterklep automatisch te
ontgrendelen.
Pak de portiergreep vast om te
ontgrendelen
25
Page 78 of 380
— Waarschuwingslampje oliedruk
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de motoroliedruk laag is. Als
het lampje tijdens het rijden gaat branden,
zet het voertuig dan veilig stil, zet de motor zo
snel mogelijk af en neem contact op met een
erkende dealer. Als het lampje aangaat,
klinkt er een geluidsignaal.
Start de motor pas opnieuw wanneer het
probleem is verholpen. Dit lampje geeft geen
informatie over het motoroliepeil. Het motor-
oliepeil moet worden gecontroleerd in de mo-
torruimte.
— Waarschuwingslampje olietempe-
ratuur
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de temperatuur van de
motorolie hoog is. Als het lampje tijdens het
rijden gaat branden, zet de auto dan veilig stil
en zet de motor zo snel mogelijk af. Wacht
totdat de olie is afgekoeld tot de normale
temperatuur.
— Waarschuwingslampje versnellings-
baktemperatuur — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om te
waarschuwen voor een hoge temperatuur van
de transmissievloeistof. Dit kan gebeuren bij
veeleisend gebruik, zoals het trekken van een
aanhanger. Als dit lampje gaat branden, moet
u het voertuig stoppen en de motor stationair
of iets sneller laten draaien met de versnel-
lingsbak in PARK of NEUTRAL, totdat het
lampje uitgaat. Zodra het lampje uitgaat,
kunt u weer normaal rijden.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het bij het
lampje voor de versnellingsbaktempera-
tuur brandt, kan de vloeistof overkoken, in
aanraking komen met hete motor- of uit-
laatonderdelen en brand veroorzaken.
LET OP!
Als u door blijft rijden terwijl het lampje
voor de versnellingsbaktemperatuur
brandt, kan de versnellingsbak ernstig be-
schadigd of defect raken.
— Waarschuwingslampje van alarm-
systeem — indien aanwezig
Dit lampje knippert snel gedurende circa
15 seconden, wanneer het alarmsysteem
wordt ingeschakeld, en knippert vervolgens
langzaam totdat het alarmsysteem wordt uit-
geschakeld.
Gele waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje storing
adaptieve cruisecontrol (ACC) — indien
aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat er sprake is van een storing
in het ACC-systeem. Neem contact op met
een plaatselijke erkende dealer voor onder-
houd.
Raadpleeg voor meer informatie de paragraaf
"Adaptieve cruise control (ACC)" in het hoofd-
stuk "Starten en rijden".
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
76
Page 129 of 380
tale botsingen die ernstige schade aan het
voertuig tot gevolg hebben, zoals bepaalde
aanrijdingen tegen palen, aanrijdingen waar-
bij de auto onder een vrachtwagen terecht-
komt en aanrijdingen onder een hoek.
Daarentegen kunnen frontairbags, afhanke-
lijk van de aard van de botsing en de plaats
waar het voertuig wordt geraakt, opgeblazen
worden bij aanrijdingen die geringe schade
aan de voorkant van het voertuig tot gevolg
hebben, maar die aanvankelijk een grote af-
name van de snelheid veroorzaken.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het voer-
tuig in de loop van de tijd meten, zijn de snelheid
van het voertuig en de schade op zichzelf geen
goede indicatoren voor de noodzaak van het wel
of niet opblazen van een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen
noodzakelijk voor uw bescherming en om uw
lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (OCR) zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de frontairbagsmoeten worden geactiveerd. Een grote hoe-
veelheid niet-giftig gas wordt gegenereerd om
de frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op
de rechterbovenzijde van het instrumenten-
paneel komen los en worden verwijderd ter-
wijl de airbags volledig worden opgeblazen.
De frontairbags worden binnen een oogwenk
volledig opgeblazen. De frontairbags lopen
vervolgens snel leeg terwijl ze de bestuurder
en de voorpassagier bescherming bieden.
Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de
bestuurder en de voorpassagier te bescher-
men en hen correct te laten zitten bij het
eventueel opblazen van de frontairbags.
WAARSCHUWING!
• U mag nooit in de kniebeschermingen
boren of snijden of deze op een andere
manier bewerken.
• Monteer geen accessoires op de kniebe-
schermingen zoals alarmverlichting,
audio-installaties, 27 MC-apparatuur,
enz.
Extra knieairbag aan bestuurderszijde
Deze auto is aan de bestuurderszijde voorzien
van een knieairbag, die zich in het instrumen-
tenpaneel onder de stuurkolom bevindt. De
extra knieairbag aan bestuurderszijde biedt
meer bescherming en werkt bij frontale aan-
rijdingen samen met de veiligheidsgordels,
de gordelspanners en de frontairbags.
Aanvullende zijairbags
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's) —
indien aanwezig
Dit voertuig is mogelijk ook uitgerust met
aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's).
Raadpleeg de onderstaande informatie wan-
neer uw voertuig is uitgerust met aanvullende
zijairbags in de stoelen (SAB's).
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's)
bevinden zich aan de buitenzijde van de
voorstoelen. De zijairbags in de stoelen zijn
gemarkeerd met het opschrift "SRS AIRBAG"
of "AIRBAG", op een label of op de bekleding
aan de buitenzijde van de stoelen.
127
Page 210 of 380
WAARSCHUWINGSKNIP-
PERLICHTEN
De schakelaar voor de waarschuwingsknip-
perlichten bevindt zich midden onder in het
instrumentenpaneel.
Druk op de schakelaar om de
alarmknipperlichten in te schake-
len. Zodra u de schakelaar in-drukt, gaan alle richtingaanwijzers knipperen
om het verkeer achter u te waarschuwen voor
een noodsituatie. Druk nogmaals op de scha-
kelaar om de waarschuwingsknipperlichten
uit te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor nood-
situaties. Gebruik het systeem niet tijdens
het rijden. Gebruik het alleen bij autopech en
wanneer uw auto een gevaar vormt voor an-
dere weggebruikers.Als u de auto moet verlaten om hulp op te
roepen, blijven de waarschuwingsknipper-
lichten ook werken wanneer de contactscha-
kelaar in de stand OFF is gezet.
OPMERKING:
Bij langdurig gebruik van de waarschuwings-
knipperlichten kan uw accu leeg raken.
GLOEILAMPEN VERVANGEN
Vervangingslampen
Gloeilampen van de binnenverlichting
Gloeilampnummer
Bagageruimteverlichting TL212–2
Leeslamp in dakconsole PLW214–2A
Leeslamp WL212–2IN GEVAL VAN NOOD/PECH
208