alarm JEEP COMPASS 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2019Pages: 400, PDF Size: 6.72 MB
Page 10 of 400

WELKOM VAN FCA
HOE U UW INSTRUCTIEBOEKJE ONLINE KUNT
TERUGVINDEN....................... 1
HOE GEBRUIKT U DEZE
HANDLEIDING?
HOE GEBRUIKT U DEZE HANDLEIDING?......... 3Essentiële informatie................ 3
Symbolen....................... 3
WAARSCHUWING OVER DE KOP SLAAN......... 3
BELANGRIJKE OPMERKING................ 4
WAARSCHUWINGEN EN AANDACHTSPUNTEN..... 5
GRAFISCHE INHOUDSOPGAVE
INSTRUMENTENPANEEL................ 13
INTERIEUR........................ 14
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
SLEUTELS........................ 15Sleutelhouders................... 15
CONTACTSCHAKELAAR................. 17Keyless Enter-N-Go — Contact — indien
aanwezig...................... 17
Geïntegreerd/handmatig contact — indien
aanwezig...................... 19
Elektronisch stuurslot — indien aanwezig . . . 19
Mechanisch stuurslot — indien aanwezig . . . 19
STARTSYSTEEM MET AFSTANDSBEDIENING — INDIEN
AANWEZIG....................... 20
Starten met afstandsbediening — indien
aanwezig...................... 20
De modus starten met afstandsbediening
activeren...................... 21
ALARMSYSTEEM — INDIEN AANWEZIG....... 21Alarm inschakelen................ 22
Alarm uitschakelen................ 22
Alarmsysteem handmatig omzeilen....... 23
PORTIEREN....................... 23Keyless Enter-N-Go — Passive Entry...... 23
Kinderslot — achterportieren.......... 26
STOELEN........................ 27Handmatig verstellen (achterbank)....... 27
Geheugenstoel — indien aanwezig....... 29
Stoelverwarming voor — indien aanwezig . . . 31
Stoelventilatie voor — indien aanwezig.... 32
40/20/40 armsteun achter - indien aanwezig . 32
HOOFDSTEUNEN.................... 33Afstellen hoofdsteun voor............ 33
Hoofdsteunen achterin.............. 34
STUURWIEL....................... 35Verstelbare stuurkolom.............. 35
Stuurverwarming — indien aanwezig...... 36
BUITENVERLICHTING.................. 36Multifunctionele hendel............. 36
Koplampschakelaar................ 36
Daglichtlampen — Indien aanwezig...... 37
Schakelaar dimlicht/grootlicht.......... 37
Regeling automatisch grootlicht — indien
aanwezig...................... 37
Lichtsignaal.................... 38
Automatisch inschakelende koplampen — indien
aanwezig...................... 38
Vertragingsduur van de koplampverlichting . . 38
Lichtverklikker - indien aanwezig........ 39
Mistlampen vóór en mistachterlichten — indien
aanwezig...................... 39
Richtingaanwijzers................. 39Hoogteverstelling koplampen — Indien
aanwezig...................... 40
Accuspaarfunctie................. 40
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS........... 40Bediening van de ruitenwissers......... 41
Regensensor — indien aanwezig........ 42
Achterruitwisser/-sproeier............ 43
KLIMAATREGELING................... 43Overzicht handmatige klimaatregeling met
touchscreen..................... 43
Functies van de klimaatregeling......... 50
Automatische temperatuurregeling (ATC) — Indien
aanwezig...................... 51
Aanwijzingen voor de bediening........ 51
RAMEN.......................... 53Bedieningselementen voor de elektrische
raambediening................... 53
Ramen automatisch volledig openen...... 53
Automatische sluitfunctie met
klembeveiliging.................. 54
Raamblokkeerschakelaar............. 54
Windgeruis..................... 54
ELEKTRISCH BEDIENBAAR ZONNEDAK MET ELEKTRISCH
BEDIENDE ZONWERING — INDIEN AANWEZIG.... 54
Zonnedak openen................. 55
Zonnedak openen — ventilatie......... 56
Zonnedak sluiten.................. 56
Openen Elektrisch Bediende Zonwering.... 56
Elektrisch bediende zonwering sluiten..... 57
Klembeveiliging.................. 57
Onderhoud van zonnedak............. 57
Werking bij uitgeschakeld contact....... 58
MOTORKAP....................... 58De motorkap openen............... 58
Motorkap sluiten.................. 58
INHOUD
8
Page 20 of 400

De contactschakelaar in de vorm van een
drukknop kan in de volgende modi worden
gezet:
OFF (UIT)
• De motor wordt uitgeschakeld.
• Sommige elektrische apparaten (bijv. cen-
trale vergrendeling, alarm, enz. ) zijn nog
steeds beschikbaar.
ON/RUN
• Rijmodus.
•
Alle elektrische apparaten zijn beschikbaar.
START
• Start de motor.
WAARSCHUWING!
• Verwijder altijd de sleutelhouder uit het
voertuig bij het verlaten van het voertuig
en sluit het voertuig af.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten.
• Het achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om verschillende
redenen gevaarlijk. Kinderen of derden
lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal
of de schakelhendel mogen komen.
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van het voertuig (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ON/RUN
staan. Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
WAARSCHUWING!
• Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
• Verwijder nooit de mechanische sleutel
tijdens het rijden, omdat het stuur auto-
matisch wordt vergrendeld zodra de
sleutel wordt gedraaid. Dit geldt ook voor
voertuigen die worden gesleept.
LET OP!
Een niet-afgesloten voertuig is een uitno-
diging voor dieven. Verwijder altijd de
sleutelhouder uit het voertuig en vergren-
del alle portieren wanneer u het voertuig
zonder toezicht achterlaat.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "De motor starten" in
het hoofdstuk "Starten en rijden" in het in-
structieboekje voor meer informatie.
START/STOP-contactschakelaar
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
18
Page 21 of 400

Geïntegreerd/handmatig contact — indien
aanwezig
Dit voertuig is mogelijk uitgerust met een
geïntegreerde/handmatige contactschake-
laar. Er zijn drie bedieningsstanden, waaron-
der twee klikstanden en een stand met veer-
belasting. De klikstanden zijn OFF, ON/RUN
en START. De stand START is een veerbelaste
contactstand. Bij het loslaten uit de stand
START keert de schakelaar automatisch terug
in de stand RUN.
OFF (Uit)
• De motor wordt uitgeschakeld.
• De sleutel kan uit de contactschakelaar
worden verwijderd.
• De stuurkolom kan worden vergrendeld (na-
dat u de contactsleutel hebt verwijderd).
• Sommige elektrische apparaten (bijv. cen-
trale portiervergrendeling, alarm, enz.) zijn
nog steeds beschikbaar.ON/RUN
• Rijpositie.
• Elektrische apparaten zijn beschikbaar.
START
• Start de motor.
De contactschakelaar is voorzien van een
veiligheidsmechanisme. Als de motor niet
aanslaat, moet het contact weer op de stand
STOP/OFF worden gezet voordat de startpro-
cedure wordt herhaald.
Bij modellen met een automatische trans-
missie kan de contactsleutel alleen worden
verwijderd wanneer de schakelhendel in
PARK (P) is gezet.
Elektronisch stuurslot — indien aanwezig
Uw auto is mogelijk uitgerust met een passief
elektronisch stuurslot. Dit slot zorgt ervoor
dat de auto niet kan worden gestuurd als de
contactschakelaar in de stand OFF staat. Het
stuurslot wordt ontgrendeld als het contact in
de stand ON staat. Als het slot niet ontgren-
delt en de auto niet start, draai het stuurwiel
dan naar links en naar rechts om het stuurslot
te ontgrendelen.
Mechanisch stuurslot — indien aanwezig
Uw auto is mogelijk uitgerust met een me-
chanisch stuurslot. Dit slot zorgt ervoor dat
de auto niet kan worden gestuurd als de
contactschakelaar in de stand OFF staat.
Draai het stuurwiel een halve slag in een van
beide richtingen bij draaiende motor (zes-
uur-stand). Zet de motor af en verwijder de
contactsleutel. Draai het stuur een iets in een
willekeurige richting tot het wordt vergren-
deld.
19
Page 23 of 400

• Controlelampje alarmsysteem knippert
• Contactschakelaar in de stand STOP/OFF
• Brandstofniveau voldoet aan de minimale
vereisten
• Alarmsysteem meldt geen inbraak
WAARSCHUWING!
•Laat een motor niet in een gesloten garage
of afgesloten ruimte draaien. Uitlaatgas
bevat koolmonoxide (CO), hetgeen geur-
loos en kleurloos is. Koolmonoxide is giftig
en kan bij inademing leiden tot erstig of
dodelijk letsel.
• Houd sleutelhouders buiten het bereik
van kinderen. Door met de afstandsbe-
diening de motor te starten of de ramen,
portiersloten of andere onderdelen te
bedienen kunt u of kunnen anderen ern-
stig gewond raken of om het leven ko-
men.
De modus starten met afstandsbediening
activeren
Druk tweemaal binnen vijf seconden op de
toets remote start (starten op afstand) op de
sleutelhouder. De portieren worden vergren-
deld, de parkeerlichten knipperen en de
claxon klinkt twee keer (indien geprogram-
meerd). De motor start en het voertuig blijft
15 minuten in de modus voor starten met
afstandsbediening.
OPMERKING:
• Als er sprake is van een storing in de motor
of het brandstofpeil te laag is, slaat de
motor aan en vervolgens binnen 10 secon-
den weer af.
• De parkeerlichten gaan branden en blijven
tijdens de modus starten met afstandsbe-
diening branden.
• Om veiligheidsredenen, kunnen de elek-
trisch bedienbare ramen en het zonnedak
(indien aanwezig) niet worden bediend
wanneer de modus starten met afstandsbe-
diening actief is.• De motor kan tweemaal achter elkaar met
de sleutelhouder worden gestart. Voordat u
de startprocedure een derde keer kunt her-
halen moet u echter het contact in en uit
schakelen door twee keer op de START/
STOP-knop te drukken (of het contactslot
eerst in de stand ON/RUN te zetten).
ALARMSYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG
Het alarmsysteem bewaakt de portieren, mo-
torkap, achterklep en het Keyless Enter-N-Go
contact tegen bediening door onbevoegden.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld, zijn de
schakelaars van de portiersloten en de ach-
terklep in het interieur uitgeschakeld. Als het
alarm afgaat, geeft het alarmsysteem de vol-
gende geluids- en lichtsignalen:
• De claxon klinkt
• De richtingaanwijzers knipperen
• Het controlelampje van het alarmsysteem
in de instrumentengroep knippert
21
Page 24 of 400

Alarm inschakelen
Volg deze stappen om het alarmsysteem in te
schakelen:
1. Zorg ervoor dat het contact van het voer-
tuig in de stand "OFF" staat.
• Als uw voertuig is uitgerust met
Keyless Entry (portierontgrendeling),
dient u ervoor te zorgen dat het bijbe-
horende ontstekingssysteem zonder
sleutel op OFF is gezet.
2. Sluit de auto op een van de volgende
manieren af:
•
Druk op de vergrendeltoets op de schake-
laar voor de centrale portiervergrendeling
in het interieur terwijl het bestuurders-
en/of passagiersportier is geopend.
•Druk op de vergrendeltoets op de Passive
Entry-handgreep aan de buitenzijde, ter-
wijl een geldige sleutelhouder zich ook
aan de buitenzijde bevindt, raadpleeg de
paragraaf "Portieren" in het hoofdstuk
"Uw voertuig leren kennen" in het instruc-
tieboekje voor meer informatie.
• Druk op de vergrendeltoets op de Pas-
sive Entry-handgreep aan de buiten-
zijde, terwijl een geldige sleutelhouder
zich ook aan de buitenzijde bevindt.
• Druk op de vergrendeltoets op de
sleutelhouder.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
Alarm uitschakelen
Het alarmsysteem kan op de volgende manie-
ren worden uitgeschakeld:
• Druk op de ontgrendeltoets op de sleutel-
houder.
• Pak de Passive Entry-portiergreep om het
portier te ontgrendelen, raadpleeg de para-
graaf "Portieren" in het hoofdstuk "Uw voer-
tuig leren kennen" in het instructieboekje
voor meer informatie.
• Zet het contact uit de stand OFF om het
systeem te deactiveren.
OPMERKING:
• Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld via de slotcilinder van het
bestuurdersportier of de achterklepknop op
de sleutelhouder.• Het alarmsysteem blijft actief wanneer de
elektrisch bediende achterklep wordt ge-
opend. Als u op de achterklepknop drukt,
wordt het alarmsysteem niet uitgescha-
keld. Als iemand de auto binnendringt via
de achterklep en een portier opent, gaat het
alarm af.
• Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt u
de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portierver-
grendeling in het interieur.
Het alarmsysteem is bedoeld om uw voertuig
te beveiligen. Er zijn echter omstandigheden
die een ongewenst alarm kunnen veroorza-
ken. Als een van de eerder beschreven proce-
dures voor het inschakelen van het alarm is
uitgevoerd, zal het alarmsysteem worden in-
geschakeld, ongeacht of u zich in de auto
bevindt. Wanneer u dan in de auto blijft
zitten en vervolgens een portier opent, gaat
het alarm af. Als deze situatie zich voordoet,
schakel dan het alarmsysteem uit.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
22
Page 25 of 400

Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd en
de accu wordt losgekoppeld, blijft het alarm-
systeem actief nadat de accu weer is aange-
sloten; de buitenlampen knipperen en de
claxon geeft een geluidssignaal. Als deze
situatie zich voordoet, schakel dan het alarm-
systeem uit.
Alarmsysteem handmatig omzeilen
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld
als u de portieren vergrendelt met de knop-
pen voor handmatige portiervergrendeling.
PORTIEREN
Keyless Enter-N-Go — Passive Entry
Het Passive Entry systeem is een uitbreiding
van het afstandsbedieningsysteem van het
voertuig en is een functie van Keyless Enter-
N-Go — Passive Entry. Met deze functie kunt
u de portieren en de brandstofvulklep van het
voertuig vergrendelen en ontgrendelen zon-
der dat u op de vergrendel- en ontgrendel-
knoppen van de sleutelhouder hoeft te druk-
ken.OPMERKING:
• Passive Entry kan door middel van pro-
grammeren worden in- en uitgeschakeld.
• Als u handschoenen draagt of als de por-
tiergreep met Passive Entry is natgeregend
of -gesneeuwd, is het mogelijk dat de ver-
grendeling minder gevoelig wordt en daar-
door langzamer reageert.
• Als de auto wordt ontgrendeld met Passive
Entry en er binnen 60 seconden geen por-
tier wordt geopend, worden de portieren
weer vergrendeld en het alarmsysteem, in-
dien aanwezig, ingeschakeld.
• De sleutelhouder kan mogelijk niet worden
gevonden door het Passive Entry-systeem
wanneer deze zich naast een mobiele tele-
foon, laptop of andere elektronische appa-
raten bevindt. Deze apparaten kunnen het
draadloze signaal van de sleutelhouder
blokkeren, waardoor het Passive Entry-
systeem het voertuig niet kan vergrendelen
en ontgrendelen.Ontgrendelen vanaf de bestuurderszijde
Houd een geldige sleutelhouder met Passive
Entry binnen 5 ft (1,5 m) van de handgreep
van het bestuurdersportier en pak deze hand-
greep vast om het bestuurdersportier auto-
matisch te ontgrendelen.
Pak de portiergreep vast om te
ontgrendelen
23
Page 75 of 400

vastgegespt, gaat het waarschuwingslampje
voor de veiligheidsgordels branden of knippe-
ren en klinkt er een geluidssignaal.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje storing
transmissie
Dit lampje gaat branden (en er wordt een
bericht in het display van de instrumenten-
groep weergegeven en er klinkt een zoemer)
om aan te geven dat er een storing in de
transmissie zit. Neem contact op met de
erkende dealer als het bericht terugkomt na-
dat de motor opnieuw is gestart.
— Waarschuwingslampje versnellings-
baktemperatuur — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om te
waarschuwen voor een hoge temperatuur van
de transmissievloeistof. Dit kan gebeuren bij
veeleisend gebruik, zoals het trekken van een
aanhanger. Als dit lampje gaat branden, moet
u het voertuig stoppen en de motor stationair
of iets sneller laten draaien met de versnel-lingsbak in PARK of NEUTRAL, totdat het
lampje uitgaat. Zodra het lampje uitgaat,
kunt u weer normaal rijden.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het bij het
lampje voor de versnellingsbaktempera-
tuur brandt, kan de vloeistof overkoken, in
aanraking komen met hete motor- of uit-
laatonderdelen en brand veroorzaken.
LET OP!
Als u door blijft rijden terwijl het lampje voor
de versnellingsbaktemperatuur brandt, kan
de versnellingsbak ernstig beschadigd of de-
fect raken.
— Waarschuwingslampje van alarm-
systeem — indien aanwezig
Dit lampje knippert snel gedurende circa
15 seconden, wanneer het alarmsysteem
wordt ingeschakeld, en knippert vervolgens
langzaam totdat het alarmsysteem wordt uit-
geschakeld.
Gele waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje antiblok-
keerremsysteem (ABS)
Dit waarschuwingslampje is een indicator
van het ABS-systeem. Het lampje gaat bran-
den wanneer u het contact in de stand ON/
RUN of ACC/ON/RUN zet en kan daarna nog
vier seconden blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of
gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functio-
neert en dat onderhoud zo snel mogelijk moet
worden uitgevoerd. Het gewone remsysteem
zal echter normaal functioneren ervan uit-
gaande dat het waarschuwingslampje rem-
systeem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje niet gaat branden
als het contact in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet, moet het remsysteem
worden gecontroleerd door een erkende dea-
ler.
73
Page 81 of 400

De optimale omstandigheden voor het vol-
tooien van het proces worden bereikt bij een
snelheid van 60 km/u (37 mph) met een
toerental van meer dan 2000 tpm.
Als dit lampje/bericht aanschakelt, duidt dat
niet op een storing van de auto en hoeft dus
niet naar de garage gebracht te worden.
OPMERKING:
Bij sommige uitvoeringen, wordt samen met
het oplichten van het symbool, een speciale
melding op het display getoond.
LET OP!
De voertuigsnelheid van de auto moet al-
tijd worden aangepast aan de verkeers- en
weersomstandigheden en moet voldoen
aan de wettelijke verkeersregels.
De motor kan uitgeschakeld worden als het
DPF-waarschuwingslampje brandt; maar her-
haaldelijk onderbrekingen van het regenera-
tieproces kan leiden tot vroegtijdige verslech-
tering van de motorolie. Daarom is het
belangrijk om te wachten totdat het symbool
uitgaat voordat u de motor uitzet. Voer niet de
DPF-regeneratie uit wanneer de auto stilstaat.
— Controlelampje Forward Collision
— indien aanwezig
Deze indicator gaat branden om u te waar-
schuwen voor een mogelijke aanrijding met
een voertuig vóór u.
— Controlelampje Forward Collision
Warning uit — indien aanwezig
Dit controlelampje licht op om aan te geven
aan dat Forward Collision Warning uitgescha-
keld is.
— Startblokkering defect / controle-
lampje VPS elektrisch alarm
Dit verklikkerlampje gaat branden wanneer
het alarmsysteem heeft gedetecteerd dat ie-
mand heeft geprobeerd in te breken in het
voertuig.
OPMERKING:
Nadat de contactschakelaar in de stand ON/
RUN is gedraaid, zou het waarschuwings-
lampje van het alarmsysteem kunnen gaan
branden als er een probleem met het systeem
wordt gedetecteerd. De motor wordt dan na
twee seconden uitgeschakeld.
— Controlelampje Laag niveau AdBlue-
additief (UREUM) — indien aanwezig
Het controlelampje Laag niveau AdBlue-
additief (UREUM) gaat branden wanneer het
AdBlue-niveau (UREUM) laag is.
Vul de AdBlue-tank (UREUM) zo snel moge-
lijk bij met ten minste 5 liter (1,3 gallon)
AdBlue (UREUM).
Als het bijvullen is uitgevoerd met een bijna
lege AdBlue-tank (UREUM), moet u mogelijk
2 minuten wachten voordat u de motor start.
Raadpleeg "Starten en rijden" voor meer in-
formatie hierover.
— Controlelampje mistachterlichten
— indien aanwezig
Dit controlelampje gaat branden wanneer de
mistachterlichten zijn ingeschakeld.
— Controlelampje water in brandstof
— indien aanwezig
De indicator "Water in brandstof" brandt als
water wordt gedetecteerd in het brandstoffil-
ter. Als dit lampje blijft branden, mag u de
auto NIET starten voordat u het water uit het
79
Page 130 of 400

Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de
bestuurder en de voorpassagier te bescher-
men en hen correct te laten zitten bij het
eventueel opblazen van de frontairbags.
WAARSCHUWING!
• U mag nooit in de kniebeschermingen
boren of snijden of deze op een andere
manier bewerken.
•
Monteer geen accessoires op de kniebe-
schermingen zoals alarmverlichting,
audio-installaties, 27 MC-apparatuur, enz.
Aanvullende zijairbags in de stoelen
(SAB's) (indien aanwezig)
Dit voertuig is mogelijk ook uitgerust met
aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's).
Raadpleeg de onderstaande informatie wan-
neer uw voertuig is uitgerust met aanvullende
zijairbags in de stoelen (SAB's).
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's)
bevinden zich aan de buitenzijde van de
voorstoelen. De zijairbags in de stoelen zijngemarkeerd met het opschrift "SRS AIRBAG"
of "AIRBAG", op een label of op de bekleding
aan de buitenzijde van de stoelen.
De zijairbags (indien aanwezig) kunnen hel-
pen om het risico van letsel van inzittenden
te beperken tijdens bepaalde zijdelingse bot-
singen, als aanvulling op de potentiële letsel-
reductie door de veiligheidsgordels en de
constructie van de carrosserie.Als een zijairbag wordt geactiveerd, gaat de
naad aan de buitenkant van de stoelbekle-
ding open. De geactiveerde aanvullende zij-
airbag in de stoel komt via de stoelnaad naar
buiten in de ruimte tussen de inzittende en
het portier. De zijairbag beweegt zo snel en
krachtig dat deze letsel kan veroorzaken wan-
neer de inzittenden niet goed in de stoel
zitten, of wanneer zich voorwerpen bevinden
in de ruimte waar de zijairbag wordt opgebla-
zen. Kinderen lopen een nog hoger risico van
letsel door een geactiveerde airbag.
WAARSCHUWING!
Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en de
zijairbags. De werking van de airbags kan
zo verslechteren en/of voorwerpen kunnen
met kracht tegen u aan slaan en zo ernstig
letsel veroorzaken.
Aanvullende zijairbag in de stoelen vóór
VEILIGHEID
128
Page 137 of 400

Actie van de klantWat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten
minste twee secon-
den worden vastge-
houden
Zet de alarmlichten
UIT (handmatig).
Indien er een resetprocedurestap niet binnen
60 seconden is voltooid, knipperen de rich-
tingaanwijzers en moet de resetprocedure op-
nieuw worden uitgevoerd om tot een goed
einde te worden gebracht.
Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
• Wijzigingen aan onderdelen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg hebben
dat het systeem bij een aanrijding niet
functioneert. U kunt letsel oplopen door-
dat de airbag niet werkt en u niet be-
schermt. Breng geen wijzigingen aan de
onderdelen of bedrading aan en plak
nooit badges of stickers op het afdekpa-
WAARSCHUWING!
neel op het stuur of aan de rechterbo-
venzijde van het instrumentenpaneel.
Breng geen wijzigingen aan in de voor-
bumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen treden of treeplanken.
• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de
auto is uitgerust met een airbagsysteem.
•
Probeer geen onderdelen van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per
ongeluk worden opgeblazen of werkt moge-
lijk niet goed meer als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende dealer voor
onderhoud aan het airbagsysteem. Breng
de auto naar een erkende dealer als onder-
houd nodig is aan de autostoel, waaronder
het afdekpaneel en het kussen (ook voor
het verwijderen of losdraaien/aantrekken
van stoelbouten). Er mogen uitsluitend
door de fabrikant goedgekeurde stoelac-
cessoires worden gebruikt. Neem contact
op met een erkende dealer als het airbag-
systeem moet worden aangepast aan per-
sonen met een handicap.
Event Data Recorder (EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recoder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die dui-
delijk maken hoe een voertuigsysteem zich
heeft gedragen bij aanrijdingen of bijna-
aanrijdingen, zoals de activering van airbags
of een botsing tegen een obstakel. De EDR is
ontworpen om kortstondig, meestal 30 se-
conden of korter, gegevens te registreren die
verband houden met de dynamiek en veilig-
heidssystemen van de auto. De EDR in deze
auto is ontworpen om gegevens te registreren
die onder meer antwoord geven op de vol-
gende vragen:
• Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
• Waren de veiligheidsgordels van de be-
stuurder en passagier vastgegespt?
• Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
• Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan een
beter inzicht in de omstandigheden waaron-
der botsingen en letsel ontstaan.
135