alarm JEEP GRAND CHEROKEE 2014 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2014, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2014Pages: 420, PDF Size: 2.68 MB
Page 13 of 420

2
UW AUTO
•UW SLEUTELS ...............................12•Keyless Ignition Node (KIN) ......................12
• Sleutelhouder ...............................12
• Melding Ignition Or Accessory On (Contactschakelaar op ON of
ACC) ....................................13
•STUURSLOT — INDIEN AANWEZIG ...................14•Handmatig het stuur vergrendelen ..................14
• Het stuurslot ontgrendelen .......................14
•SENTRY KEY® ...............................14•Vervangende sleutels ..........................15
• Sleutels laten programmeren .....................16
• Algemene informatie ..........................16
•PREMIUM ALARMSYSTEEM — INDIEN AANWEZIG ........16•Alarm inschakelen ............................16
• Alarm uitschakelen ............................17
• Alarmsysteem handmatig omzeilen ..................18
•INSTAPVERLICHTING ...........................18
• AFSTANDSBEDIENING ..........................18
•Portieren en achterklep ontgrendelen .................19
9
Page 19 of 420

worden met sleutelhouders die specifiek voor
de desbetreffende auto zijn geprogrammeerd.
Als een ongeldige sleutelhouder wordt gebruikt
om de motor te starten, schakelt het systeem na
twee seconden de motor uit.
Nadat de contactschakelaar in de stand ON/
RUN is gezet, brandt het controlelampje van het
alarmsysteem gedurende drie seconden voor
een gloeilampcontrole. Als het lampje na deze
gloeilampcontrole blijft branden, is sprake van
een storing in de elektronica. Als na de gloei-
lampcontrole het indicatielampje blijft knippe-
ren, geeft dat aan dat iemand een valse sleu-
telhouder heeft gebruikt om de motor te starten.
In beide situaties wordt de motor na twee
seconden uitgeschakeld.
Als het controlelampje van het alarmsysteem
gaat branden tijdens normaal gebruik van de
auto (nadat deze langer dan tien seconden
heeft gereden), duidt dat op een storing in de
elektronica. Laat in dat geval de storing zo snel
mogelijk verhelpen door een erkende dealer.LET OP!
•U mag de startonderbreker niet wijzigen of
aanpassen. Door wijzigingen of aanpas-
singen kan de beveiligingsfunctie van de
startonderbreker verloren gaan.
• De Sentry Key® startonderbreker is niet
compatibel met sommige op afstand be-
diende startsystemen die achteraf worden
aangebracht. Dergelijke systemen kunnen
startproblemen veroorzaken en de start-
blokkering van de auto belemmeren.
Alle sleutelhouders die met uw nieuwe auto zijn
meegeleverd zijn geprogrammeerd voor de
elektronica van uw auto.Vervangende sleutels
OPMERKING:
De auto kan alleen bediend en gestart wor-
den met sleutelhouders die specifiek zijn
geprogrammeerd voor de elektronica van de
auto. Nadat een sleutelhouder voor een auto
is geprogrammeerd, kan deze niet voor een
andere auto worden geprogrammeerd.
LET OP!
• Verwijder altijd de sleutelhouders uit de
auto en vergrendel alle portieren wanneer
u de auto zonder toezicht achterlaat.
• Bij Keyless Enter-N-Go™, mag u niet ver-
geten de contactschakelaar in de stand
OFF te zetten.
Bij de aankoop ontvangt de eerste eigenaar een
persoonlijk identificatienummer (pincode) van
vier cijfers. Bewaar de pincode op een veilige
plaats. Deze code is vereist bij vervanging van
de sleutelhouders door een erkende dealer.
Duplicaten van sleutelhouders kunnen worden
geleverd door een erkende dealer.
15
Page 20 of 420

OPMERKING:
Als de Sentry Key® startonderbreker moet
worden gerepareerd, dient u alle sleutels
van de auto mee te brengen naar de erkende
dealer.
Sleutels laten programmerenSleutelhouders of afstandsbedieningen kunnen
worden geprogrammeerd door een erkende
dealer.
Algemene informatieSentry Key® werkt op een draaggolffrequentie
van 433,92 MHz. De Sentry Key® startonder-
breker wordt gebruikt in de volgende Europese
landen waarvoor richtlijn 1999/5/EG geldt: Bel-
gië, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Groot-Brittannië, Hongarije, Ier-
land, Italië, Joegoslavië, Luxemburg, Neder-
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal,
Roemenië, Rusland, Slovenië, Spanje, Tsje-
chië, Zweden en Zwitserland.
De werking moet voldoen aan de volgende
voorwaarden:
•De apparatuur mag geen schadelijke interfe-
rentie veroorzaken. •
De apparatuur moet eventuele ontvangen
interferentie tolereren, ook interferentie die
mogelijk een ongewenste werking veroor-
zaakt.
PREMIUM ALARMSYSTEEM —
INDIEN AANWEZIG
Het premium alarmsysteem bewaakt de portie-
ren, de motorkapvergrendeling, het klapraam
van de achterklep en de achterklep tegen on-
bevoegde toegang en de contactschakelaar op
onbevoegde bediening. Het systeem maakt te-
vens gebruik van een inbraaksensor met dub-
bele functie en een voertuigkantelsensor. De
inbraaksensor bewaakt tegen beweging in het
interieur van de auto. De voertuigkantelsensor
bewaakt de auto tegen kantelbewegingen
(wegslepen, wielen verwijderen, veerbootver-
voer, enz.). Een sirene met noodstroomvoorzie-
ning, die onderbrekingen van de voeding en
communicatie detecteert, is tevens inbegrepen.
Als een perimeter wordt overschreden, wordt
het beveiligingssysteem geactiveerd, waarna
de sirene 30 seconden en de buitenverlichting
gaat knipperen, gevolgd door vijf seconden waarin er geen activiteit is. Indien het alarm niet
wordt uitgeschakeld, gaat dit 8 cycli zo door.
Alarm inschakelenVolg deze stappen voor het inschakelen van het
alarmsysteem:
1. Verwijder de sleutel uit de contactschakelaar
(raadpleeg de paragraaf
"Startprocedures"in
het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie hierover).
• Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-N-
Go™, controleer dan of de contactschakelaar in
de stand OFF staat.
• Indien uw auto niet is uitgerust met Keyless
Enter-N-Go™, controleer dan of de contact-
schakelaar in de stand OFF staat en de sleutel
is verwijderd uit de contactschakelaar.
2. Sluit de auto op een van de volgende ma-
nieren af:
• Druk op LOCK op de schakelaar voor de
centrale portiervergrendeling in het interieur ter-
wijl de bestuurders- en/of passagiersportier is
geopend.
16
Page 21 of 420

•Druk op de vergrendelknop op de Passive
Entry-portiergreep aan de buitenzijde, terwijl
een geldige sleutelhouder zich ook aan buiten-
zijde bevindt (raadpleeg de paragraaf "Keyless
Enter-N-Go™" in het hoofdstuk "Uw auto"voor
meer informatie hierover).
• Druk op vergrendelknop op de afstandsbedie-
ning.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
OPMERKING:
• Nadat het alarmsysteem is ingeschakeld,
blijft het ingeschakeld totdat u het uit-
schakelt door een van de beschreven uit-
schakelmethoden te volgen. Als de elek-
trische voeding wegvalt nadat het
alarmsysteem is ingeschakeld, moet u het
systeem uitschakelen nadat de voeding is
hersteld om te voorkomen dat het alarm
afgaat.
• De ultrasone inbraaksensor (bewegings-
detector) bewaakt uw auto actief elke keer
wanneer u het alarmsysteem inschakelt.
Als u dat wenst, kunt u de ultrasone
inbraaksensor uitschakelen wanneer het alarmsysteem wordt ingeschakeld. Om
dit te doen, drukt u drie keer op de ver-
grendelknop van de afstandsbediening
binnen 15 seconden nadat het systeem is
ingeschakeld (terwijl het controlelampje
van alarmsysteem snel knippert).
Alarm uitschakelenHet alarmsysteem kan op de volgende manie-
ren worden uitgeschakeld:
•
Druk op de ontgrendelknop op de afstands-
bediening.
• Pak de Passive Entry Unlock-portiergreep
vast (indien aanwezig, raadpleeg de para-
graaf "Keyless Enter-N-Go" in het hoofdstuk
"Uw auto" voor meer informatie hierover).
• Draai de contactschakelaar uit de stand OFF.
• Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-
N-Go, druk dan op Start/Stop-knop van
Keyless Enter-N-Go (hiertoe dient mini-
maal één geldige sleutelhouder aanwezig
te zijn in de auto).
• Wanneer uw auto niet is uitgerust met
Keyless Enter-N-Go, steek dan een gel- dige sleutel in de contactschakelaar en
draai de sleutel naar de stand ON.
OPMERKING:
• Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld via de slotcilinder van het
bestuurdersportier of de achterklepknop
op de afstandsbediening.
• Het alarmsysteem blijft actief wanneer de
elektrisch bediende achterklep wordt ge-
opend. Als u op de achterklepknop drukt,
wordt het alarmsysteem niet uitgescha-
keld. Als iemand de auto binnendringt via
de achterklep en een portier opent, gaat
het alarm af.
• Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt
u de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portierver-
grendeling in het interieur.
• De ultrasone inbraaksensor (bewegings-
detector) bewaakt uw auto actief elke keer
wanneer u het alarmsysteem inschakelt.
Als u dat wenst, kunt u de ultrasone
inbraaksensor uitschakelen wanneer het
alarmsysteem wordt ingeschakeld. Om
17
Page 22 of 420

dit te doen, drukt u drie keer op de ver-
grendelknop van de afstandsbediening
binnen 15 seconden nadat het systeem is
ingeschakeld (terwijl het controlelampje
van alarmsysteem snel knippert).
Het alarmsysteem is bedoeld om uw auto te
beveiligen, maar er zijn omstandigheden die
een ongewenst alarm veroorzaken. Als een van
de eerder beschreven procedures voor het in-
schakelen van het alarm is uitgevoerd, zal het
alarmsysteem worden ingeschakeld, ongeacht
of u zich in de auto bevindt. Wanneer u dan in
de auto blijft zitten en vervolgens een portier
opent, gaat het alarm af. Als deze situatie zich
voordoet, schakel dan het alarmsysteem uit.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd en
de accu wordt losgekoppeld, blijft het alarmsys-
teem actief nadat de accu weer is aangesloten;
de buitenlampen knipperen en de claxon geeft
een geluidsignaal. Als deze situatie zich voor-
doet, schakel dan het alarmsysteem uit.
Alarmsysteem handmatig omzeilenHet systeem komt niet in waakfunctie als u de
portieren vergrendelt via de handbediende ver-
grendelknop.
INSTAPVERLICHTING
De instapverlichting gaat aan wanneer u de
portieren ontgrendelt met de afstandsbediening
of een portier opent.
Deze functie schakelt ook de naderingsverlich-
ting in de buitenspiegels in (indien aanwezig).
Raadpleeg de paragraaf "Spiegels"in het
hoofdstuk "De functies van uw auto" voor meer
informatie hierover.
De verlichting gaat na circa 30 seconden lang-
zaam uit of dooft onmiddellijk als de contact-
schakelaar van de stand OFF in de stand
ON/RUN wordt gezet.
OPMERKING:
• De interieurverlichting vooraan in de dak-
console en de portierverlichting gaat niet
aan als de dimschakelaar in de hoogste
stand staat.
• De instapverlichting werkt niet als de dim-
schakelaar in de laagste stand staat.
AFSTANDSBEDIENING
Met behulp van het afstandsbedieningssysteem
kunt u tot een afstand van ongeveer 20 meter
(66 feet) de portieren vergrendelen en ontgren-
delen, de elektrisch bediende achterklep ope-
nen, of het paniekalarm activeren met de sleu-
telhouder en afstandsbediening. U hoeft de
afstandsbediening niet op de auto te richten om
het systeem te activeren.
OPMERKING:
Vanaf een rijsnelheid van 8 km/u reageert
het systeem op geen enkele knop van de
afstandsbediening meer.
Sleutelhouder met afstandsbediening
18
Page 27 of 420

WAARSCHUWING!
Voorkom dat bij een aanrijding mensen in de
auto worden opgesloten. Vergeet niet dat u
de achterportieren uitsluitend vanaf de bui-
tenzijde kunt openen wanneer het kinderslot
is geactiveerd (in de vergrendelstand).
OPMERKING:
Ga als volgt te werk om de auto in noodge-
vallen ook vanaf de achterbank te kunnen
verlaten wanneer het kinderslot is geacti-
veerd: trek de portiervergrendelknop met de
hand omhoog naar de ontgrendelstand,
open het raam en open het portier met de
handgreep aan de buitenkant.KEYLESS ENTER-N-GO™
Het Passive Entry-systeem is een uitbreiding
van het afstandsbedieningsysteem van de auto
en een functie van Keyless Enter-N-Go™. Met
deze functie kunt u portieren van uw auto
vergrendelen en ontgrendelen zonder dat u op
de vergrendel- en ontgrendelknoppen van de
afstandsbediening hoeft te drukken.
OPMERKING:
•
Passive Entry kan door middel van pro-
grammeren worden in- en uitgeschakeld.
Raadpleeg de paragraaf Uconnect® instel-
lingen in het hoofdstuk Het instrumenten-
paneel voor meer informatie hierover.
•Als de auto wordt ontgrendeld met Pas-
sive Entry en er binnen 60 seconden geen
portier wordt geopend, worden de portie-
ren weer vergrendeld en het alarmsys-
teem, indien aanwezig, ingeschakeld.
• Als u handschoenen draagt of als de
portiergreep met Passive Entry is natge-
regend, is het mogelijk dat de vergrende-
ling minder gevoelig wordt en daardoor
langzamer reageert.
Plaats van het kinderslot
Functie van kinderslot
23
Page 49 of 420

geringe opblazing wordt toegepast voor minder
zware botsingen. Bij zwaardere botsingen
wordt een krachtiger opblazing toegepast.
WAARSCHUWING!
•Er mogen geen voorwerpen op of nabij het
airbagpaneel op het instrumentenpaneel
worden geplaatst, omdat deze letsel kun-
nen veroorzaken bij botsingen waarbij de
airbag wordt opgeblazen.
• Plaats niets op of rond de airbagpanelen
en probeer deze nooit handmatig te ope-
nen. Anders is het mogelijk dat u de air-
bags beschadigt. Bovendien kunt u letsel
oplopen doordat de airbags mogelijk niet
meer functioneren. De beschermpanelen
van de airbagkussens gaan alleen open
als de airbags worden opgeblazen.
• U mag nooit in de kniebescherming boren
of snijden of deze op een andere manier
bewerken.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Monteer geen accessoires op de kniebe-
scherming zoals alarmverlichting, audio-
installaties, 27 MC-apparatuur, enz.
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB)
De aanvullende zijairbags in de stoelen bieden
de inzittenden betere bescherming tegen zijde-
lingse botsingen. De zijairbags in de stoelen zijn
gemarkeerd met een opschrift dat in de buiten-
zijde van de voorstoelen is gestikt. Als de airbag wordt geactiveerd, gaat de naad
tussen de voor- en zijkant van de stoelbekle-
ding open. Elke airbag wordt afzonderlijk geac-
tiveerd, zodat bij een botsing aan de linkerzijde
alleen de linkerairbag wordt geactiveerd, en bij
een botsing aan de rechterzijde alleen de rech-
terairbag.
Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC)
Ter aanvulling op de bescherming die de car-
rosserie biedt, bieden de gordijn-zijairbags de
inzittenden op de voor- en achterstoelen die
naast een raam zitten bescherming bij zijde-
lingse botsingen. Elke airbag heeft opblaas-
ruimten die zich naast het hoofd van de passa-
giers bij het raam bevinden en zo de kans op
hoofdletsel bij zijdelingse botsingen beperken.
De gordijn-zijairbags worden naar beneden ge-
activeerd en bedekken beide ramen aan de
zijde van de botsing.
Opschrift aanvullende zijairbags in de stoelen
45
Page 89 of 420

OPMERKING:
Het is mogelijk dat dit niet het laatste num-
mer is dat u via Uconnect® Phone hebt
gekozen.
Voortzetting telefoongesprek
De functie"Voortzetting telefoongesprek"
maakt het mogelijk een telefoongesprek via
Uconnect® Phone voort te zetten nadat de
contactschakelaar naar de stand OFF is ge-
draaid. Uw auto kan zijn uitgerust met een van
de volgende drie versies van de functie "Voort-
zetting telefoongesprek":
• Nadat de contactschakelaar in de stand OFF
is gezet, kunt u het gesprek voortzetten via
Uconnect® Phone totdat het wordt beëindigd
of totdat de accu van de auto dermate leeg is
dat het gesprek via Uconnect® Phone moet
worden doorgeschakeld naar de mobiele te-
lefoon.
• Nadat de contactschakelaar in de stand OFF
is gezet, kunt u een gesprek gedurende een
bepaalde tijd voortzetten via Uconnect®
Phone, waarna het gesprek automatisch
wordt doorgeschakeld naar de mobiele
telefoon. •
Een actief gesprek wordt automatisch door-
geschakeld naar de mobiele telefoon nadat
de contactschakelaar in de stand OFF is
gezet.
Functies van Uconnect® Phone
Taalkeuze
Taal van Uconnect® Phone wijzigen:
•Druk op de toets
om te beginnen.
• Na de prompt "Ready"(Gereed) en de
daarop volgende pieptoon spreekt u de
naam in van de taal die u wilt gebruiken
(Engels, Nederlands, Frans, Duits, Italiaans
of Spaans, indien aanwezig).
• Volg de verdere aanwijzingen van het sys-
teem om de taalkeuze te voltooien.
Nadat u een taal hebt geselecteerd, worden alle
prompts en gesproken opdrachten in die taal
uitgevoerd. OPMERKING:
Nadat u de taal van Uconnect® Phone hebt
gewijzigd, is alleen het telefoonboek met 32
namen beschikbaar dat bij de nieuwe taal
hoort. De naam van de gekoppelde telefoon
is niet taalspecifiek en kan voor alle talen
worden gebruikt.
Hulp in noodsituaties — indien aanwezig
Als u zich in een noodsituatie bevindt en de
mobiele telefoon is binnen handbereik:
•
Pak de telefoon en kies zelf het alarmnum-
mer.
Als de telefoon niet binnen handbereik is, maar
Uconnect® Phone wel is ingeschakeld, kunt als
volgt het alarmnummer kiezen:
• Druk op de toets
om te beginnen.
•
Na de prompt "Ready’ (Gereed) en de daarop
volgende pieptoon zegt u ’’Emergency’ (Nood-
geval). Vervolgens zal Uconnect® Phone aan
de gekoppelde mobiele telefoon de opdracht
geven het alarmnummer te bellen.
85
Page 90 of 420

OPMERKING:
•Het standaardnummer is 112. Het is mo-
gelijk dat het gekozen nummer niet van
toepassing is op de beschikbare mobiele
telefoonservice en de regio waar u zich
bevindt.
• Sommige systemen bieden de mogelijk-
heid het alarmnummer, indien onder-
steund, in te stellen. Druk hiertoe op de
toets
en zeg Setup(Instellen), ge-
volgd door Emergency (Noodgeval).
• Wanneer u via Uconnect® Phone belt, is
de kans op een geslaagde verbinding iets
kleiner dan wanneer u rechtstreeks met
de mobiele telefoon belt.
WAARSCHUWING!
Als u het Uconnect® Phone systeem wilt
gebruiken in noodgevallen, moet uw mo-
biele telefoon:
•zijn ingeschakeld,
•
zijn gekoppeld aan het Uconnect® systeem,• binnen bereik van het netwerk zijn. Hulp bij pech — indien aanwezig
Als u pechhulp nodig heeft:
•
Druk op de toets
om te beginnen.
• Na de prompt "Ready"(Gereed) en de daar-
opvolgende pieptoon zegt u "Breakdown ser-
vice" (Pechhulp).
OPMERKING:
Het nummer voor pechhulp moet vóór ge-
bruik worden ingesteld. Als u dit nummer
wilt instellen, drukt u op de toets
, zegt u
Setup, Breakdown Service (Instellen, pech-
hulp) en volgt u de aanwijzingen.
Oppiepen
Raadpleeg "Werken met automatische syste-
men" voor informatie over het oproepen via een
pieper. Oppiepen werkt correct, behalve bij pie-
pers van sommige merken, die iets te vroeg
uitgaan om goed in combinatie met Uconnect®
Phone te kunnen werken.
Voicemail bellen
Raadpleeg "Werken met automatische syste-
men" voor informatie over het beluisteren van
uw voicemail. Werken met automatische systemen
Deze methode wordt gebruikt in situaties
waarin normaal gesproken cijfers moeten wor-
den ingedrukt op het toetsenbord van de mo-
biele telefoon tijdens het navigeren door een
geautomatiseerd telefoonsysteem.
U kunt Uconnect® Phone gebruiken voor toe-
gang tot uw voicemail of een geautomatiseerde
service, zoals een oproepservice voor piepers
of een geautomatiseerde klantenservice. Bij
sommige diensten moet onmiddellijk een res-
pons worden gegeven. In een aantal gevallen is
het mogelijk dat deze respons niet snel genoeg
kan worden gegeven via Uconnect® Phone.
Wanneer u via Uconnect® Phone een nummer
belt waarvoor u normaal gesproken een reeks
toetsen op uw mobiele telefoon moet indrukken,
kunt u de toets
indrukken en de reeks
inspreken die u wilt invoeren, gevolgd door het
woord "Send" (Verzend). Als u bijvoorbeeld uw
pincode en daarna een hekje ( 3746#)moet
invoeren, kunt u op de toets
drukken en
vervolgens zeggen: "3746#Send"(3746
hekje Verzend). Het inspreken van een cijfer of
cijferreeks, gevolgd door "Send"(Verzend) kan
ook worden gebruikt om door de menustructuur
86
Page 190 of 420

In de juiste omstandigheden verschijnen op dit
scherm de berichten van het elektronisch voertuig-
informatiecentrum (EVIC). Voor meer informatie,
raadpleeg het hoofdstuk"Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum "van uw gebruikershandleiding.
17. Selecteerbaar EVIC-menu
In dit deel van de instrumentengroep wordt het
selecteerbare EVIC-menu weergegeven. Voor
meer informatie, raadpleeg het hoofdstuk "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) — Indien
aanwezig" van uw gebruikershandleiding.
18. Waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem
Het lampje gaat ter controle vier tot
acht seconden branden nadat u de
contactschakelaar voor de eerste
keer in de stand ON/RUN hebt
gezet. Wanneer het lampje niet
brandt tijdens het starten, blijft branden of gaat
branden tijdens het rijden, moet het systeem zo
snel mogelijk door een erkende dealer worden
nagekeken. Voor meer informatie, raadpleeg de paragraaf
"Beveiligingssystemen voor inzitten-
den" in het hoofdstuk "Uw auto"van uw
gebruikershandleiding.
19. Controlelampje van alarmsysteem
Gedurende 15 seconden knippert dit
lampje snel wanneer het antidiefsta-
lalarm wordt ingeschakeld. Nadat het
alarm is ingesteld, gaat het lampje
langzamer knipperen. Het controle-
lampje van het alarmsysteem gaat ook ongeveer
drie seconden branden als de contactschakelaar
voor het eerst wordt ingeschakeld.
20. Controlelampje ESP uitgeschakeld —
indien aanwezig
Dit lampje geeft aan dat het elek-
tronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESP) is uitgeschakeld. 21. Controle-/storingslampje ESP — indien
aanwezig
Het controle-/storingslampje van
het elektronisch stabiliteitsregel-
systeem (ESP) in de instrumenten-
groep gaat branden wanneer de
contactschakelaar in de stand ON/
RUN wordt gezet. Als de motor draait, behoort
dit lampje uit te gaan. Wanneer controle-/
storingslampje ESP continu blijft branden terwijl
de motor draait, is een storing gedetecteerd in
het ESP-systeem. Als het lampje blijft branden
nadat er verschillende keren is gestart en u
meerdere kilometers hebt gereden met een
snelheid hoger dan 48 km/u (30 mph), dient u
zo snel mogelijk contact op te nemen met uw
erkende dealer om het probleem te laten op-
sporen en verhelpen.
OPMERKING:
Het controlelampje ESP uitgeschakeld en
het controle-/storingslampje ESP gaan kort
branden wanneer de contactschakelaar in
de stand ON/RUN wordt gezet.
186