air conditioning JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2015, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2015Pages: 480, PDF Size: 4.63 MB
Page 237 of 480
WERKING VAN DE RADIO EN
MOBIELE TELEFOONSOnder bepaalde omstandigheden kan een inge-
schakelde mobiele telefoon in uw auto de radio
storen. Deze situatie kunt u verhelpen door de
antenne van de mobiele telefoon te verplaat-
sen. Dit probleem is niet schadelijk voor de
radio. Wanneer de radio nog steeds niet naar
tevredenheid werkt nadat de antenne is ver-
plaatst, is het raadzaam de radio zachter of uit
te zetten wanneer de mobiele telefoon in ge-
bruik is en geen gebruik wordt gemaakt van
Uconnect® (indien aanwezig).KLIMAATREGELINGHet systeem voor airconditioning en verwar-
ming is ontworpen voor een optimaal interieur-
comfort onder alle weersomstandigheden. Dit
systeem kan worden bediend met de toetsen
van de automatische klimaatregeling op het
instrumentenpaneel of via het scherm van het
Uconnect® systeem.Wanneer het Uconnect® systeem in een be-
paalde modus (Radio, Player, Settings, More,
enz.) staat, worden de temperatuurinstellingen
voor de bestuurder en passagier aan de boven-
zijde van het scherm weergegeven.
Algemeen overzichtToetsen op het front
De toetsen op het front bevinden zich onder het
Uconnect® scherm.
Schermtoetsen
Schermtoetsen zijn beschikbaar in het scherm
van het Uconnect® systeem.Automatische klimaatregeling — toetsen op
het front
Uconnect® 5.0 automatische
temperatuurregeling — schermtoetsen
233
Page 241 of 480
tuurbalk en schuif deze naar de schermtoets
met de rode pijl om de ingestelde temperatuur
te verlagen
OPMERKING:
In de modus Sync regelt deze knop tegelij-
kertijd ook automatisch de temperatuurre-
geling aan passagierszijde.
14. Knop temperatuurhoging bestuurder
Biedt de bestuurder een onafhankelijke tempe-
ratuurregeling. Drukop de toets op het front om
de ingestelde temperatuur te verhogen of op
het aanraakscherm op de schermtoets tempe-
ratuurbalk en schuif deze naar de schermtoets
met de rode pijl om de ingestelde temperatuur
te verhogen.
OPMERKING:
In de modus Sync regelt deze knop tegelij-
kertijd ook automatisch de temperatuurre-
geling aan passagierszijde. 15. Temperatuurregeling (alleen 5.0 Radio)
Kies de schermtoets voor temperatuur om de
luchttemperatuur in
het passagierscomparti-
ment te regelen. Door de temperatuurbalk in het
rode gebied te bewegen, wordt de temperatuur
hoger. Door de temperatuurbalk in het blauwe
gebied te bewegen, wordt de temperatuur lager.Functies van de klimaatregelingA/C (airconditioning)
Met de knop voor de A/C (airconditioning) kan
de gebruiker het aircosysteem handmatig in- of
uitschakelen. Als het aircosysteem is ingescha-
keld, stroomt via de luchtroosters koele, droge
lucht in het interieur. Druk voor een lager brand-
stofverbruik op knop A/C om de airconditioning
uit te schakelen en stel met de hand de aanja-
ger en luchtverdeling in. Zorg ook dat u alleen
de stand Instrumentenpaneel, Ventilatie op
twee niveaus of Vloer kiest.
OPMERKING:
Wanneer zich wasem of condens vormt
op de voorruit of zijramen, kiest u de
ontdooistand en stelt u het aanjagertoe-
rental indien nodig af.
Als het lijkt of de airconditioning minder
goed werkt dan verwacht, controleer dan
of de voorzijde van de airco-condensor
(vóór in de radiateur) is verstopt door vuil
of insecten. Maak de condensor schoon
door voorzichtig water vanaf de achter-
zijde van de radiateur door de condensor
te spuiten. Beschermhoezen kunnen de
luchtstroom door de condensor hinderen,
waardoor de prestaties van de airconditi-
oning afnemen.
MAX A/C
Met MAX A/C wordt maximaal gekoeld.
Druk kort op de knop om te schakelen tussen
MAX A/C en de voorgaande instellingen. De
schermtoets brandt wanneer MAX A/C is inge-
schakeld.
De gebruiker kan in de modus MAX A/C het
gewenste aanjagertoerental en de gewenste
stand kiezen. Door op andere instellingen te
drukken, schakelt de MAX A/C-werking over
naar de geselecteerde instelling en wordt MAX
A/C verlaten.
237
Page 265 of 480
OPMERKING:
Onder bepaalde omstandigheden blijft de
ventilator nog draaien nadat de motor is
uitgeschakeld. Deze omstandigheden zijn
onder hoge belasting en hoge temperaturen.Tips voor koelsysteem —
Automatische transmissieNeem de volgende maatregelen om het risico
op oververhitting van de motor en de versnel-
lingsbak bij hoge temperaturen te beperken:
Rijden in de stad — Als de auto stil staat, zet
dan de versnellingsbak in de stand NEU-
TRAL en verhoog het stationair toerental.
Rijden op de snelweg — Verminder uw
snelheid.
Steile hellingen oprijden — Schakel terug
naar een lagere versnelling.
Airconditioning — Schakel deze tijdelijk uit.
OPMERKING:
Als de koelvloeistoftemperatuur te hoog is,
wordt de A/C automatisch uitgeschakeld. De motor niet laten draaien met lage
oliedruk
Als het waarschuwingslampje oliedruk gaat
branden tijdens het rijden, stop het voertuig en
schakel de motor zo snel mogelijk uit. Als het
lampje aangaat, klinkt er een geluidssignaal.
OPMERKING:
Start de motor pas opnieuw wanneer het
probleem is verholpen. Dit lampje geeft
geen informatie over het motoroliepeil. Het
motoroliepeil moet worden gecontroleerd in
de motorruimte.
LET OP!
Als de oliedruk daalt tot onder de normale
waarde, zet dan de motor onmiddellijk af. Als
u dit niet doet, kan dit onmiddellijke en
ernstige schade aan de motor tot gevolg
hebben.
De motor niet met defecte onderdelen laten
draaien
Alle motorstoringen geven een waarschuwing
voordat de onderdelen defect raken. Wees be-
dacht op veranderingen in prestaties, geluiden
en visuele aanwijzingen dat onderhoud aan de
motor vereist is. Belangrijke aanwijzingen zijn:
overslaan van de motor of sterk trillen
plotseling verlies van motorvermogen
ongebruikelijke motorgeluiden
brandstof-, olie- of koelvloeistoflekken
plotselinge veranderingen, buiten het nor-
male werkbereik, in de bedrijfstemperatuur
van de motor
overmatige rook
daling van de oliedruk
261
Page 350 of 480
Koelsysteem
Doe het volgende om het risico op oververhit-
ting van de motor of de versnellingsbak te
beperken:
Rijden in stadsverkeer
Als u regelmatig kort stilstaat, zet dan de ver-
snellingsbak in de stand NEUTRAL en verhoog
het stationaire motortoerental.
Rijden op de grote weg
Minder snelheid.
Airconditioning
Schakel deze tijdelijk uit.Bevestigingspunten trekhaak
Uw auto vergt extra uitrusting om veilig en
efficiënt een aanhanger te kunnen trekken. De
trekhaak moet aan uw auto worden bevestigd
met behulp van de speciale bevestigingspunten
aan het autochassis. In de volgende afbeelding
ziet u de correcte bevestigingspunten. Ook an-
dere uitrusting, zoals aanhangerstabilisatoren,
hulpremmen, gewichtverdeelsystemen en extra
brede spiegels, is mogelijk verplicht of wordt
aanbevolen.
Bevestigingspunten voor trekhaak en
overhanglengte
Vaste, afneembareen intrekbare trek- haak
A 565 mm (1,85 ft)
B 636 mm (2,09 ft)
C 707 mm (2,32 ft)
D 733 mm (2,4 ft)
E 494 mm (1,62 ft)
F 447 mm (1,47 ft)
346
Page 380 of 480
ACTIEVE REGENERATIESTRATEGIE — bericht processtroom
(dieselmotor) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .388
Tussenkoeler — Intercooler (dieselmotor). . . . . . . . . . . . . . . .388
Hulpaandrijfriemen inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .388
Onderhoudsvrije accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .390
Onderhoud van de airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . .390
Smeren van carrosseriedelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .392
Ruitenwisserbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .392
Ruitensproeiervloeistof bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .394
Uitlaatsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .394
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .395
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .399
Olie voor vooras/achteras . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .401
Tussenbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .401
Automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .402
Verzorging van de auto en bescherming tegen roest . . . . . . . . .403
ZEKERINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .407
Stroomverdeelkast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .407
STALLEN VAN DE AUTO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .413
VERVANGENDE LAMPEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .414
GLOEILAMPEN VERVANGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .416
HID-koplampen (High Intensity Discharge) — indien aanwezig . . .416
Halogeenkoplampen — indien aanwezig . . . . . . . . . . . . . . . .416
Richtingaanwijzer vóór . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .417
Mistlampen voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .417
Lampen van achterlicht, remlicht en richtingaanwijzer . . . . . . . .418
Achterlicht op achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .418
376
Page 392 of 480
Daarnaast zijn de in de handel verkrijg-
bare brandstofadditieven niet noodzake-
lijk voor een goede werking van uw die-
selmotor.ACTIEVE REGENERATIESTRATEGIE
— bericht processtroom
(dieselmotor)Deze motor voldoet aan alle vereiste emissie-
normen voor dieselmotoren. Om aan deze
emissienormen te voldoen is uw auto uitgerust
met een uiterst moderne motor en uitlaatsys-
teem. Deze systemen zijn naadloos geïnte-
greerd in uw auto en worden beheerd door de
regelmodule van de aandrijflijn (PCM). De PCM
controleert de verbranding in de motor, zodat de
katalysator roetdeeltjes kan opvangen en ver-
branden zonder uw tussenkomst.
Bovendien kan uw voertuig u erop wijzen dat
extra onderhoud bij uw auto of motor nodig is.
Raadpleeg de paragraaf "Bestuurdersinfor-
matiedisplay (DID)" in het hoofdstuk"Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie hierover.
WAARSCHUWING!
Een heet uitlaatsysteem kan brand veroor-
zaken wanneer u boven brandbaar materiaal
parkeert. Denk bijvoorbeeld aan droog gras
of bladeren die in aanraking komen met de
hete uitlaat. Parkeer daarom nooit op een
ondergrond waar uw uitlaat in aanraking kan
komen met brandbaar materiaal.Tussenkoeler — Intercooler
(dieselmotor)De tussenkoeler bevindt zich aan de voorkant
van de radiateur en de condensor van de
airconditioning. De lucht komt via het luchtfilter
de motor in en stroomt door de turbocompres-
sor waar hij onder druk wordt gezet. Deze lucht
onder druk bereikt snel een hoge temperatuur.
De lucht wordt vervolgens via een slang naar de
tussenkoeler gevoerd en via een andere slang
naar het inlaatspruitstuk van de motor. Door dit
afkoelproces wordt een efficiëntere verbranding
van de brandstof verkregen waardoor de uit-
stoot verminderd wordt. Om een optimale werking van het systeem te
garanderen moeten de oppervlakken van de
tussenkoeler, de condensor en de radiateur
schoon en vrij van vuil worden gehouden. Con-
troleer regelmatig de slangen naar en van de
tussenkoeler op scheuren of loszittende klem-
men die drukverlies en lagere motorprestaties
kunnen veroorzaken.
Hulpaandrijfriemen inspecterenWAARSCHUWING!
Probeer niet om een hulpaandrijfriem te
controleren terwijl het voertuig loopt.
Als u werkzaamheden gaat verrichten in
de buurt van de radiatorventilator, moet u
de kabel van de ventilatormotor loskoppe-
len. De ventilator is temperatuurgeregeld
en kan op elk moment starten, ongeacht
de stand van de contactschakelaar. Er
bestaat gevaar voor letsel door draaiende
ventilatorbladen.
(Vervolgd)
388
Page 394 of 480
Onderhoudsvrije accuUw auto is uitgerust met een onderhoudsvrije
accu. U hoeft nooit water bij te vullen of onder-
houdswerkzaamheden te laten uitvoeren.WAARSCHUWING!
Accuvloeistof is een gevaarlijke corrosieve
vloeistof die brandwonden of zelfs blind-
heid kan veroorzaken. Zorg dat uw ogen,
huid en kleding niet in aanraking komen
accuvloeistof. Leun niet over de accu wan-
neer u de klemmen aansluit. Wanneer
accuzuur in uw ogen of op uw huid spat,
spoel dan onmiddellijk met een ruime hoe-
veelheid water. Raadpleeg de paragraaf
"Starten met startkabels" in het hoofdstuk
"Wat doen in geval van nood" voor meer
informatie hierover.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Accugas is brandbaar en explosief. Houd
open vuur of vonken daarom altijd uit de
buurt van de accu. Gebruik geen hulpaccu
of andere acculader van meer dan 12 volt.
Zorg dat de kabelklemmen elkaar niet ra-
ken.
Accupolen, accuklemmen en toebehoren
bevatten lood en loodhoudende stoffen.
Was uw handen nadat u hiermee in aan-
raking bent gekomen.LET OP!
Let er bij het aansluiten van de accukabels
op dat de pluskabel op de pluspool en de
minkabel op de minpool aangesloten wor-
den. De accupolen zijn gemarkeerd met
plus (+) en min (-) op de accubehuizing.
De kabelklemmen moeten stevig op de
aansluitpolen zitten en mogen geen corro-
sie vertonen.
(Vervolgd)
LET OP!
(Vervolgd)
Wanneer u een snellader gebruikt terwijl
de accu nog in de auto aanwezig is, koppel
dan beide accukabels in de auto los voor-
dat u de lader op de accu aansluit. Gebruik
een snellader nooit als starthulp.Onderhoud van de airconditioningVoor optimale prestaties kunt u het aircosys-
teem het best laten controleren door een er-
kende dealer aan het begin van het zomersei-
zoen. Bij deze onderhoudsbeurt moeten ook de
condensorribben worden gereinigd en moet
een werkingstest worden uitgevoerd. Laat ook
de toestand van de aandrijfriem controleren.LET OP!
Spoel het systeem van de airconditioning
niet met chemicaliën, omdat daardoor de
onderdelen van de airconditioning bescha-
digd kunnen raken. Dergelijke schade wordt
niet gedekt door de standaardgarantie.
390
Page 395 of 480
WAARSCHUWING!
Gebruik voor uw airco uitsluitend door de
fabrikant goedgekeurde compressor-
smeermiddelen en koudemiddelen. Som-
mige niet-goedgekeurde koudemiddelen
zijn brandbaar en explosief en kunnen
daardoor ernstig letsel veroorzaken. An-
dere niet-goedgekeurde koudemiddelen of
smeermiddelen kunnen het systeem be-
schadigen, wat hoge reparatiekosten met
zich meebrengt.
Het aircosysteem bevat een koudemiddel
onder hoge druk. Om letsel of schade aan
het systeem te voorkomen, moet het bij-
vullen van koelmiddel of het uitvoeren van
reparaties waarbij leidingen moeten wor-
den losgekoppeld, worden overgelaten
aan een vakbekwame en speciaal opge-
leide monteur. OPMERKING:
Gebruik uitsluitend vloeibare afdichtings-
middelen voor aircosystemen, producten
voor het stoppen van lekken, afdichtings-
conditioners, compressorolie of koudemid-
delen die goedgekeurd zijn door de fabri-
kant.
Koudemiddel opvangen en recyclen
Het airconditioningsysteem van uw auto bevat
R-134a, een koudemiddel dat de ozonlaag niet
aantast. De fabrikant raadt u aan het onderhoud
aan het airconditioningsysteem te laten uitvoe-
ren door een erkende dealer of een vakgarage
die beschikt over de uitrusting om het koude-
middel op te vangen en te laten recyclen.
OPMERKING:
Gebruik voor het A/C-systeem uitsluitend
PAG-compressorolie en koelmiddelen die
zijn goedgekeurd door de fabrikant.
Aircoluchtfilter
Raadpleeg het hoofdstuk
"Onderhouds-
schema" voor de juiste onderhoudsintervallen.
WAARSCHUWING!
Het luchtfilter van het aircosysteem niet ver-
wijderen als de aanjager aanstaat, anders
kan persoonlijk letsel het gevolg zijn.
Het luchtfilter van het aircosysteem bevindt zich
in de luchtinlaat achter het handschoenen-
kastje. Volg de onderstaande procedure om het
filter te vervangen:
1. Open het handschoenenkastje en neem alle voorwerpen eruit.
2. Druk op de zijwanden van het handschoe- nenkastje en laat de klep zakken.
3. Klap het handschoenenkastje naar bene- den.
4. Maak de twee houders los waarmee het filterdeksel aan de ventilatiebehuizing is be-
vestigd en verwijder het deksel.
391
Page 396 of 480
5. Verwijder het luchtfilter van de airco door hetrecht uit de behuizing te trekken.
6. Installeer het luchtfilter van de airco met de pijl op het filter naar beneden wijzend. Bij het
terugplaatsen van het filterdeksel zorgen dat
het deksel goed in de houders klikt en vast
wordt gezet.
LET OP!
Het luchtfilter van de airco is voorzien van
een pijl die de richting van de luchtstroom
door het filter aangeeft. Als het filter niet op
de juiste wijze wordt geïnstalleerd, moet het
wellicht vaker worden vervangen.
7. Draai de klep van het handschoenenkastje weer op zijn plaats.Smeren van carrosseriedelenDe sloten en alle scharnierpunten aan de car-
rosserie, zoals de stoelrails, portierscharnieren
en -rollers, laadklep, achterklep, kofferdeksel,
schuifdeuren en motorkapscharnieren, moeten
voor een stille en soepele werking en bescher-
ming tegen corrosie en slijtage regelmatig wor-
den gesmeerd met een vet op lithiumbasis,
zoals MOPAR® Spray White Lube. Voordat
carrosseriedelen worden gesmeerd, moeten de
desbetreffende punten goed worden gereinigd.
Verwijder na het smeren overtollig vet of olie.
Besteed vooral aandacht aan de onderdelen
voor vergrendeling van de motorkap, om zeker
te zijn van een correcte werking. Als u werk- zaamheden onder de motorkap verricht, moet u
de motorkapvergrendeling reinigen en indien
nodig smeren.
Smeer de buitenste portierslotcilinders twee keer
per jaar, bij voorkeur in het voorjaar en in het
najaar. Breng een geringe hoeveelheid hoog-
waardig smeermiddel, bijvoorbeeld MOPAR®
Lock Cylinder Lubricant, in de slotcilinder aan.RuitenwisserbladenReinig de rubberdelen van de wisserbladen en
de voorruit regelmatig met een spons of zachte
doek en een mild niet-schurend reinigingsmid-
del. U verwijdert zo de resten van strooizout of
olie.
Als de ruitenwissers langdurig worden gebruikt
terwijl de ruit droog is, zullen de wisserbladen
sneller slijten. Gebruik altijd ruitensproeiervloei-
stof als u met de wissers strooizout of vuil van
een droge voorruit wilt verwijderen.
Gebruik de ruitenwissers nooit om rijp of ijs van
de voorruit te verwijderen. Zorg dat het rubber
van de wissers niet in aanraking komt met
aardolieproducten zoals motorolie, benzine,
enz.
Vervanging luchtfilter airconditioning
392
Page 403 of 480
Vul niet te veel koelvloeistof bij in het expan-
siereservoir.
Controleer het vriespunt van de koelvloeistof
in de radiateur en het expansiereservoir. Als
de motorkoelvloeistof (antivries) moet wor-
den bijgevuld, moet ook de inhoud van het
expansiereservoir worden beschermd tegen
bevriezing.
Als vaak motorkoelvloeistof (antivries) moet
worden aangevuld, moet het systeem met
een druktest op lekkage worden
gecontroleerd.
Zorg altijd voor een concentratie van mini-
maal 50% OAT-koelvloeistof (conform MS-
12106) en gedistilleerd water voor optimale
corrosiebescherming van de aluminium on-
derdelen van de motor.
Zorg ervoor dat de overloopslangen van het
expansiereservoir niet geknikt of geblok-
keerd zijn.
Houd de voorzijde van de radiateur schoon.
Als uw auto is uitgerust met airconditioning,
houd dan de voorzijde van de condensor
schoon.
Vervang nooit de thermostaat door een
zomer- of wintertype. Wanneer vervanging
noodzakelijk is, mag UITSLUITEND het
voorgeschreven type thermostaat worden in-
gebouwd. Andere typen kunnen leiden tot
onvoldoende werking van de koelvloeistof
(antivries), een hoger brandstofverbruik en
hogere emissiewaarden.
RemsysteemOm altijd optimale remprestaties te waarbor-
gen, moeten alle onderdelen van het remsys-
teem regelmatig worden gecontroleerd. Raad-
pleeg het hoofdstuk "Onderhoudsschema" voor
de juiste onderhoudsintervallen.WAARSCHUWING!
Rijden met uw voet op het rempedaal is
gevaarlijk en kan leiden tot een aanrijding.
Rijden met uw voet op het rempedaal ver-
oorzaakt abnormaal hoge remtemperaturen,
verhoogt de slijtage van de remvoering en
kan leiden tot schade aan het remsysteem.
U beschikt dan in noodgevallen niet over het
volledige remvermogen. Vloeistofpeil controleren —
hoofdremcilinder
Het vloeistofpeil van de hoofdremcilinder moet
worden gecontroleerd wanneer werkzaamhe-
den onder de motorkap worden uitgevoerd, of
onmiddellijk wanneer het waarschuwingslampje
van het remsysteem een systeemstoring aan-
geeft.
De hoofdremcilinder heeft een plastic reservoir.
Op de buitenste zijde van het reservoir zijn een
“MAX”- en een “MIN”-punt aangegeven. Het
vloeistofpeil moet tussen deze twee punten
worden gehouden. Voeg geen vloeistof voorbij
het MAX-merkteken toe, omdat er dan lekkage
bij de dop kan plaatsvinden.
Het is bij schijfremmen een normaal verschijn-
sel dat het vloeistofpeil daalt naarmate de rem-
voeringen verder slijten. Een onverwachte da-
ling van het vloeistofpeil kan echter worden
veroorzaakt door een lek en in dat geval moet
een systeemcontrole worden uitgevoerd.
Raadpleeg de paragraaf
"Vloeistoffen, smeer-
middelen en originele onderdelen" in"Onder-
houd van uw auto" voor meer informatie hier-
over.
399