radio JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2015, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2015Pages: 480, PDF Size: 4.63 MB
Page 16 of 480
OPMERKING:
U kunt de noodsleutel op twee manieren in
de slotcilinders steken; het maakt niet uit
welke kant van de sleutel zich aan de boven-
zijde bevindt.Melding Ignition Or Accessory On
(Contactschakelaar op ON of ACC)Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl
de contactschakelaar in de stand ACC of ON
staat (motor draait niet), klinkt een geluidssig-
naal om u eraan te herinneren de contactscha-
kelaar uit (in de stand OFF) te zetten. Naast de
weergave van dit geluidssignaal verschijnt in de
instrumentengroep ook een melding dat de
contactschakelaar in de stand ON of ACC staat.OPMERKING:
Met het Uconnect® systeem blijven de scha-
kelaars voor elektrische raambediening, de
radio, het elektrisch zonnedak (indien aan-
wezig) en de aansluitcontacten gedurende
10 minuten actief nadat de contactschake-
laar in de stand OFF is gezet. Door het
openen van een voorportier wordt deze
functie uitgeschakeld. De tijdsduur van deze
functie is programmeerbaar. Raadpleeg
Uconnect® instellingen
in het hoofdstuk
Het instrumentenpaneel voor meer infor-
matie hierover.
WAARSCHUWING!
Neem altijd de sleutelhouder mee uit de
auto wanneer u de portieren vergrendeld.
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die niet
is afgesloten.
(Vervolgd)
Mechanische vergrendeling aan de achterzijde van de sleutelhouder
Noodsleutel verwijderen
12
Page 24 of 480
Als uw afstandsbediening niet goed werkt vanaf
een normale afstand, controleer dan of sprake
is van het volgende:
1. Batterij van zender bijna leeg. De verwachtelevensduur van de batterij bedraagt mini-
maal drie jaar.
2. Nabijheid bij radiozendapparatuur, zoals bij- voorbeeld een zendmast, verkeerstoren van
een luchthaven en sommige mobiele of 27
MC-zendapparatuur.PORTIERVERGRENDELINGDe centrale portiervergrendeling kan handmatig
vanuit de auto worden bediend met de portier-
vergrendelknoppen. Als u alle portieren wilt
vergrendelen, drukt u de portiervergrendelknop
op ieder bekledingspaneel omlaag. Als u de
voorportieren wilt ontgrendelen, trekt u de bin-
nenhandgreep in de eerste klikstand. Als u de
achterportieren wilt ontgrendelen, trekt u de
portiervergrendelknop op het bekledingspaneel
omhoog. Wanneer de vergrendelknop is inge-
drukt als het portier gesloten is, wordt het portier vergrendeld. Controleer daarom, voordat u het
portier sluit, of de sleutel zich niet in de auto
bevindt.
OPMERKING:
Door de auto handmatig te vergrendelen
wordt het alarmsysteem niet ingeschakeld.
WAARSCHUWING!
Voor uw veiligheid bij een aanrijding dient
u de portieren te vergrendelen voordat u
gaat rijden en wanneer u de auto parkeert
en verlaat.
Neem altijd de sleutelhouder mee uit de
auto wanneer u de portieren vergrendeld.
Gebruik zonder toezicht van de aanwezige
uitrusting in de auto kan ernstig letsel of de
dood tot gevolg hebben.
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die niet
is afgesloten. Het achterlaten van kinderen
zonder toezicht in een auto is om verschil-
lende redenen gevaarlijk. Kinderen of der-
den lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat ze
niet aan de handrem, het rempedaal of de
schakelhendel mogen komen.
(Vervolgd)
Handmatige portiervergrendelknop
20
Page 25 of 480
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto, of op een voor
kinderen bereikbare plaats, en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go™ niet in de modus ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.Centrale portiervergrendelingOp het paneel van beide voorportieren bevindt
zich een schakelaar voor de centrale portierver-
grendeling. Druk op de schakelaar om de por-
tieren te vergrendelen of te ontgrendelen. Wanneer de vergrendelknop is ingedrukt als het
portier gesloten is, wordt het portier vergren-
deld. Controleer daarom, voordat u het portier
sluit, of de sleutelhouder zich niet in de auto
bevindt.
Als u op de schakelaar van de centrale portier-
vergrendeling drukt wanneer de contactschake-
laar in de stand ACC of ON/RUN staat en het
voorportier van de bestuurder of van de voor-
passagier is geopend, zullen de portieren niet
worden vergrendeld.
Als het achterportier is vergrendeld, kan het niet
van binnenuit worden geopend zonder eerst hetportier te ontgrendelen. Het portier kan hand-
matig worden ontgrendeld door de portierver-
grendelknop omhoog te trekken.
Automatische portiervergrendeling —
indien aanwezig
De automatische portiervergrendeling is stan-
daard ingeschakeld. Wanneer deze is inge-
schakeld, worden de portieren automatisch ver-
grendeld zodra de rijsnelheid hoger is dan
24 km/u (15 mph). De automatische portierver-
grendeling kan door de erkende dealer in of
buiten werking worden gesteld via de instellin-
gen van Uconnect® in uw radio.
Functie voor het automatische
ontgrendelen van de portieren bij
uitstappen — indien aanwezig
Wanneer de functie voor het automatische ont-
grendelen is ingeschakeld, worden alle portie-
ren ontgrendeld wanneer het bestuurderspor-
tier wordt geopend als de auto tot stilstand is
gebracht en in de stand PARK staat. Als u de
huidige instelling wilt wijzigen, raadpleegt u
voor meer informatie de paragraaf
"Uconnect®
instellingen" in het hoofdstuk "Het instrumen-
tenpaneel".
Schakelaar centrale portiervergrendeling
21
Page 86 of 480
De dodehoekbewaking waarschuwt de bestuur-
der voor objecten binnen de detectiezones door
het oplichten van een waarschuwingslampje in
de buitenspiegels, een geluidssignaal en verla-
gen van het volume van de radio. Raadpleeg
het hoofdstuk"Bedrijfsmodi" voor meer informa-
tie hierover. De dodehoekbewaking controleert de detectie-
zone tijdens het rijden vanuit drie verschillende
punten (zijkant, achter- en voorzijde) om te
beoordelen of een waarschuwing noodzakelijk
is. De dodehoekbewaking zal een waarschu-
wing geven wanneer voertuigen vanuit de vol-
gende richtingen in de zone komen.In de zone komen vanaf de zijkant
Voertuigen op de naastgelegen rijbanen links of
rechts van uw auto.
Sensorlocatie
Locatie van waarschuwingslampje
Bewaking van zijkant
82
Page 89 of 480
OPMERKING:
Op parkeerplaatsen kunnen naderende
voertuigen aan het zicht worden onttrokken
door links en rechts geparkeerde voertui-
gen. Als de sensoren worden geblokkeerd
door andere objecten of voertuigen, zal het
systeem niet in staat zijn de bestuurder te
waarschuwen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en naar de
achteruitversnelling is geschakeld, wordt de be-
stuurder gewaarschuwd door zowel visuele als
geluidssignalen, terwijl ook het volume van de
radio wordt verlaagd.WAARSCHUWING!
Het RCP-systeem dient niet als achteruitrij-
hulp. Het systeem is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel voor de bestuurder bij het detec-
teren van naderende voertuigen in parkeer-
situaties. Ga altijd voorzichtig te werk tijdens
het achteruitrijden, ook als u RCP gebruikt.
Controleer het gebied achter de auto altijd
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
zorgvuldig, kijk naar achteren en wees be-
dacht op voetgangers, dieren, andere voer-
tuigen, obstakels en dode hoeken, voordat u
achteruitrijdt. Anders bestaat er een risico op
ernstig of zelfs dodelijk letsel.BedrijfsmodiIn het scherm van het Uconnect® systeem kunnen
drie bedrijfsmodi worden geselecteerd. Raadpleeg
de paragraaf"Uconnect® Instellingen/Door de
klant te programmeren functies" in"Het instrumen-
tenpaneel" voor meer informatie hierover.Dodehoekwaarschuwing, alleen lampjes
Als de modus Dodehoekwaarschuwing actief is,
geeft de dodehoekbewaking een visuele waar-
schuwing in de desbetreffende buitenspiegel
wanneer een object wordt gedetecteerd. Wan-
neer het systeem echter in de modus Rear
Cross Path (RCP) werkt, zal zowel een visuele
als geluidswaarschuwing worden gegeven
wanneer een object wordt gedetecteerd. Wan-
neer een geluidssignaal moet worden gegeven,
wordt de radio gedempt. Dodehoekwaarschuwing, lampjes/
geluidssignaal
Wanneer de modus Dodehoekwaarschuwing,
lampjes/geluidssignaal actief is, geeft de dode-
hoekbewaking een visuele waarschuwing in de
desbetreffende buitenspiegel wanneer een ob-
ject wordt gedetecteerd. Als vervolgens de rich-
tingaanwijzer wordt ingeschakeld aan de zijde
van de auto waarvoor een waarschuwing geldt,
zal ook een geluidssignaal klinken. Wanneer de
richtingaanwijzer is ingeschakeld en tegelijker-
tijd aan dezelfde zijde van de auto een object
wordt gedetecteerd, wordt zowel de visuele
waarschuwing als geluidssignaal (weer)gege-
ven. Tegelijkertijd met de weergave van het
geluidssignaal wordt het geluid van de radio
(indien ingeschakeld) gedempt.
OPMERKING:
Bij een geluidssignaal van de dodehoekbe-
waking wordt het geluid van de radio ge-
dempt.
Wanneer het systeem echter in RCP-modus
werkt, zal zowel een visuele als geluidswaar-
schuwing worden gegeven wanneer een object
wordt gedetecteerd. Wanneer een geluidssig-
85
Page 90 of 480
naal moet worden gegeven, wordt ook de radio
gedempt. Signaalstatus richtingaanwijzers/
waarschuwingsknipperlicht wordt genegeerd;
de RCP-status vereist altijd het geluidssignaal.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als de dodehoekbewaking is uitgeschakeld,
worden er geen visuele of geluidssignalen
weergegeven door het dodehoekbewakings- of
RCP-systeem.
OPMERKING:
De dodehoekbewaking slaat de huidige be-
drijfsmodus op wanneer de contactschake-
laar wordt uitgezet. Tijdens het starten van
de auto wordt de laatst opgeslagen modus
opgeroepen en geactiveerd.Algemene informatieDeze auto is voorzien van systemen die werken
op radiofrequentie en voldoen aan de voor-
schriften van deel 15 van de Federal Commu-
nications Commission (FCC) en aan de normen
RSS- GEN/ 210/220/310 van Industry Canada.De apparatuur moet voldoen aan de volgende
twee voorwaarden:
1. De apparatuur mag geen schadelijke inter-
ferentie veroorzaken.
2.
De apparatuur moet eventuele ontvangen inter-
ferentie tolereren, ook interferentie die mogelijk
een ongewenste werking van de apparatuur
veroorzaakt.
Wijzigingen of aanpassingen aan deze syste-
men door andere dan een erkende service-
faciliteit kunnen ertoe leiden dat deze appara-
tuur niet meer mag worden gebruikt.STOELENDe stoelen vormen een belangrijk onderdeel van
het veiligheidssysteem voor inzittenden van de
auto.WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om tijdens het rijden perso-
nen te vervoeren in de laadruimte. Bij een
ongeval lopen personen in deze ruimte een
groter risico op ernstig of dodelijk letsel.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen en
veiligheidsgordels. Bij een ongeval lopen
personen in deze ruimte een groter risico
op ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheidsgor-
del draagt.Elektrisch verstelbare stoelen —
indien aanwezigSommige modellen zijn mogelijk uitgerust met
elektrisch verstelbare stoelen met acht standen
voor de bestuurder en voorpassagier. De scha-
kelaars voor elektrische stoelverstelling bevin-
den zich aan portierzijde van de stoel. Er zijn
twee schakelaars die dienen voor het regelen
van de positie van de zitting en de rugleuning.
86
Page 100 of 480
WAARSCHUWING!
Rijd nooit met de rugleuning zo schuin inge-
steld dat de schoudergordel niet meer tegen
uw borstkas rust. Tijdens een botsing be-
staat het gevaar dat u onder de veiligheids-
gordel door schuift, waardoor ernstig of zelfs
dodelijk letsel kan ontstaan.
GEHEUGENSTOEL — INDIEN
AANWEZIGMet deze functie kunt u twee verschillende
geheugenprofielen opslaan, die met de geheu-
gentoets eenvoudig geselecteerd kunnen wor-
den. Elk geheugenprofiel bevat de gewenste
instellingen voor de stand van de bestuurders-
stoel, de buitenspiegels, de elektrisch verstel-
bare stuurkolom (indien aanwezig) en een
reeks gewenste radiovoorkeurzenders. U kunt
uw afstandsbediening ook zodanig programme-
ren, dat deze instellingen worden opgeroepen
als op de ontgrendelknop wordt gedrukt.
OPMERKING:
Uw auto is uitgerust met twee afstandsbe-
dieningen, één afstandsbediening kan wor-
den gekoppeld aan de geheugenpositie 1 en
de andere afstandsbediening kan worden
gekoppeld aan geheugenpositie 2.
De geheugenstoelschakelaar bevindt zich op
het bekledingspaneel van het bestuurderspor-
tier. De schakelaar bestaat uit drie knoppen:
De knop (S) waarmee de stand in het geheu-
gen wordt opgeslagen.
De knoppen (1) en (2) waarmee een van de
twee geprogrammeerde geheugenprofielen
worden opgevraagd.
Geheugenfunctie programmerenOPMERKING:
Een nieuw geheugenprofiel maken:
1. Zet het contact van de auto in de stand
ON/RUN (start de motor niet).
2. Pas alle profielinstellingen aan uw voorkeu- ren aan (bijv. stoel, buitenspiegel, elektrisch
verstelbare stuurkolom [indien aanwezig] en
geprogrammeerde radiozenders).
Ontgrendelen van achterbank
Geheugenstoelschakelaar
96
Page 107 of 480
Mistlampen vóór en
mistachterlichten - indien aanwezigDe mistlampen vóór en mistachterlichten kunt u
naar wens gebruiken als het zicht door mist is
verslechterd. De mistlampen worden in deze
volgorde ingeschakeld: als u de koplampscha-
kelaar één keer indrukt, gaan de mistkoplam-
pen aan. Druk de schakelaar een tweede keer
in om de mistachterlichten in te schakelen (mist-
lampen vóór blijven aan). Druk de schakelaar
een derde keer in om de mistachterlichten uit te
schakelen (mistkoplampen blijven aan). Druk
de schakelaar een vierde keer in om de mist-
koplampen uit te schakelen.
OPMERKING:
De koplampschakelaar moet in de stand
parkeerlicht of koplampen staan voordat de
mistlampschakelaar ingedrukt kan worden.
InterieurverlichtingDe portier- en plafondverlichting worden inge-
schakeld als de voorportieren worden geopend
of als de dimschakelaar (draaischakelaar rechts
van de koplampschakelaar) naar boven wordt
gedraaid in de laatste stand. Als uw auto is
uitgerust met afstandsbediening en de toets
UNLOCK op de afstandsbediening wordt inge-
drukt, gaan de portier- en plafondverlichting
branden. Wanneer een portier is geopend en de
interieurverlichting brandt dan kunt u de interi-
eurverlichting uitschakelen door de dimschake-
laar helemaal naar beneden te draaien in de
OFF-stand. Dit wordt ook de “Party”-modusgenoemd omdat in deze modus de deuren
langer open kunnen blijven staan zonder dat de
accu van de auto leegraakt.
De helderheid van de verlichting van het instru-
mentenpaneel kan worden geregeld door de
dimschakelaar omhoog (helderder) of omlaag
(dimmen) te draaien. Als de koplampen zijn
ingeschakeld, kunt u de helderheid van de
kilometerteller, dagteller, radio en dakconsole
verhogen door de schakelaar zo ver mogelijk
omhoog te draaien totdat u een klik hoort. Deze
functie wordt de “Parade”-modus genoemd en
is handig als de koplampen overdag nodig zijn.
Werking van de mistlampen
Dimschakelaar
103
Page 132 of 480
Algemene informatieDeze auto is voorzien van systemen die werken
op radiofrequentie en voldoen aan de voor-
schriften van deel 15 van de Federal Commu-
nications Commission (FCC) en aan de normen
RSS- GEN/ 210/220/310 van Industry Canada.
De apparatuur moet voldoen aan de volgende
twee voorwaarden:
1. De apparatuur mag geen schadelijke inter-ferentie veroorzaken.
2. De apparatuur moet eventuele ontvangen interferentie tolereren, ook interferentie die
mogelijk een ongewenste werking van de
apparatuur veroorzaakt.
Wijzigingen of aanpassingen aan deze syste-
men door andere dan een erkende service-
faciliteit kunnen ertoe leiden dat deze appara-
tuur niet meer mag worden gebruikt.
Modus Normale cruisecontrol (vaste
snelheid)Naast de adaptieve cruisecontrol is ook de
normale cruisecontrol (vaste snelheid) beschik-
baar voor het rijden met een constante snel-
heid. De normale cruisecontrol (vaste snelheid)
is bedoeld om een ingestelde snelheid aan te
houden, zonder dat het gaspedaal bediend
hoeft te worden. De cruisecontrol kan alleen
worden gebruikt als de auto een snelheid heeft
van meer dan 32 km/u (20 mph).
Om tussen de verschillende typen cruisecontrol
te wisselen, drukt u op de AAN/UIT-knop van de
adaptieve cruisecontrol (ACC) zodat de ACC en
de normale cruisecontrol (vaste snelheid) wor-
den uitgeschakeld. Op de AAN/UIT-knop voor
de normale cruisecontrol (vaste snelheid) druk-
ken, leidt tot het inschakelen van (omschakelen
naar) de normale cruisecontrol (vaste snelheid).WAARSCHUWING!In de modus Normale cruisecontrol zal het
systeem niet reageren op voertuigen die vóór
u rijden. Bovendien wordt de naderingswaar-
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
schuwing niet geactiveerd en klinkt er zelfs als
u te dicht op het voertuig voor u rijdt geen
alarmsignaal, omdat het voor u rijdende voer-
tuig en de tussenafstand niet worden gedetec-
teerd. Houdt een veilige afstand aan tot het
voertuig dat vóór u rijdt. Zorg dat u zich altijd
bewust bent van de gekozen modus.De gewenste snelheid instellen
Schakel de normale cruisecontrol
(vaste snelheid) in. Wanneer de
auto de gewenste snelheid heeft
bereikt, drukt u kort op de knop
SET (+) of SET (-). Laat het gaspe-
daal los. De auto zal nu automa-
tisch de gekozen snelheid handhaven. Nadat
een snelheid is ingesteld, wordt een melding
CRUISE CONTROL SET TO MPH/KM (cruise-
control ingesteld op MPH/KM) weergegeven
waarin wordt aangegeven welke snelheid is
ingesteld. Dit lampje brandt wanneer de cruise-
control is ingesteld.
128
Page 139 of 480
De auto is dichtbij het obstakel als het EVIC-
display een knipperende boog laat zien en een
ononderbroken toon laat horen. De volgende
tabel illustreert de werking van het waarschu-
wingssysteem wanneer een obstakel wordt ge-
detecteerd:
WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (inch/cm) Meer dan
200 cm (79 inch) 200-100 cm
(79-39 inch) 100-65 cm
(39-25 inch) 65-30 cm
(25-12 inch) Minder dan 30 cm
(12 inch)
Geluidssignaal GeenEerste 1/2
tweede toon Langzaam
SnelContinu
Boog Geen4e brandt 3e
brandt 2e
knippert 1e
knippert
Radiovolume verlaagd NeeJaJaJa Ja
OPMERKING:
Indien ingeschakeld, zal ParkSense® het vo-
lume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal laat horen.
135