JEEP GRAND CHEROKEE 2021 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2021, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2021Pages: 412, PDF Size: 7.51 MB
Page 251 of 412

Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van de
krik
Ter aanvulling van het handboek voor gebruik
en onderhoud waarbij dit supplement hoort,
worden hieronder enkele aanwijzingen gege-
ven over het juiste gebruik van de krik.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat de slinger bij gebruik vrij
kan draaien zonder dat u met uw hand over
de grond schuurt.
Ook de bewegende delen van de krik, de
"wormschroef" en koppelingen kunnen let-
sel veroorzaken: raak ze niet aan. Reinig
de krik grondig als er vet aan zit.
LET OP!
De krik is een hulpmiddel dat uitsluitend
is ontworpen voor het verwisselen van een
wiel, in het geval van een lekke band of
een beschadigde band van de auto waarin
deze is aangebracht of op auto's van het-
zelfde model. Ieder ander gebruik, bijv.
het opkrikken van andere automodellen of
LET OP!
andere zaken, is ten strengste verboden.
Gebruik hem nooit voor het uitvoeren van
onderhoud of reparaties onder de auto of
om zomerbanden te vervangen door win-
terbanden om omgekeerd. Begeef u nooit
onder de opgekrikte auto. Als er werk-
zaamheden onder het voertuig nodig zijn,
neemt u contact op met erkende dealer.
Onjuiste plaatsing van de krik kan ertoe
leiden dat de auto valt: zet de krik alleen
op de aangegeven plaatsen. Gebruik de
krik niet voor lasten die groter zijn dan die
op het label. Start de motor nooit terwijl de
auto is opgekrikt. Als de auto verder wordt
opgekrikt dan nodig, kan het geheel min-
der stabiel worden, met het risico dat de
auto plotseling met kracht valt. Krik de
auto daarom alleen zo ver als nodig voor
het vervangen van het (reserve)wiel.
Onderhoud
• Zorg ervoor dat er zich geen vuil ophoopt op
de "wormschroef".• Zorg dat de "wormschroef" altijd gesmeerd
is.
• Pas de krik nooit aan.
Gebruik de krik nooit:
• Bij temperaturen lager dan -40 °F (-40 °C).
• Op een zanderige of modderige onder-
grond.
• Op een ongelijke ondergrond.
• Op steile wegen.
• Onder extreme weersomstandigheden: on-
weer, tyfoons, orkanen, sneeuwstormen,
stormen, enz.
OPMERKING:
• De krik hoeft niet te worden afgesteld.
• De krik kan niet worden gerepareerd, en bij
een defect moet deze worden vervangen
door een andere originele krik.
• Er mag geen ander gereedschap dan de
slinger op de krik worden gemonteerd.
249
Page 252 of 412

STARTEN MET STARTKABELS
Wanneer de accu van uw voertuig leeg is, kan
de motor met behulp van een set startkabels
en een accu in een ander voertuig of met een
draagbare snellader weer worden gestart. Bij
onjuist gebruik kan het starten met startka-
bels gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorgvul-
dig aan de hier beschreven procedures.
WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met startkabels
te starten wanneer de accu bevroren is. De
accu kan hierdoor openscheuren of explo-
deren, met kans op persoonlijk letsel.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of een
andere lader met een systeemspanning
groter dan 12 volt. Dit kan schade toebren-
gen aan de accu, startmotor, dynamo of
het elektrische systeem.OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare snellader moe-
ten instructies en vereiste voorzorgsmaatre-
gelen van de fabrikant worden uitgevoerd.
Voorbereiding voor het starten met
startkabels
De accu van uw auto bevindt zich onder de
voorstoel aan passagierszijde. Om het voer-
tuig te starten met startkabels, bevinden zich
onder de motorkap externe accupolen.
WAARSCHUWING!
• Pas op voor de radiateurventilator wan-
neer de motorkap is geopend. Als het
contact is ingeschakeld, kan deze venti-
lator op elk moment gaan draaien. Er
Plaatsen voor starten met startkabels
(+) — Positieve hulppool
(-) — Negatieve hulppool
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
250
Page 253 of 412

WAARSCHUWING!
bestaat gevaar voor letsel door draaiende
ventilatorbladen.
• Verwijder alle metalen sieraden zoals
ringen, horloges en armbanden die on-
bedoeld elektrisch contact kunnen ma-
ken. Dit kan ernstig letsel veroorzaken.
• Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw
huid en ogen kan branden en ze produ-
ceren waterstofgas dat ontvlambaar en
explosief is. Houd open vuur of vonken
uit de buurt van de accu.
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de losgekoppelde kabeluitein-
den elkaar of het voertuig niet raken totdat ze
goed zijn aangesloten voor het starten met
startkabels.
1. Trek de handrem aan, zet de automati-
sche versnellingsbak in de stand PARK en
zet de contactschakelaar in de stand OFF.
2. Schakel de verwarming, de radio en alle
overbodige stroomverbruikers uit.
3. Verwijder de beschermkap van de posi-
tieve(+)accupool. Trek de afdekking om-
hoog om deze te verwijderen.4. Wanneer u de accu van een ander voertuig
gebruikt voor het starten met startkabels,
parkeer het voertuig dan zo, dat de accu
met de startkabels bereikbaar is, trek de
handrem aan en zorg ervoor dat de con-
tactschakelaar in de stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen geen con-
tact kunnen maken. Hierdoor kan een
massaverbinding ontstaan met mogelijk
persoonlijk letsel als gevolg.
Starten met startkabels
WAARSCHUWING!
Als u deze procedure niet volgt, kan dit
persoonlijk letsel en schade aan eigen-
dommen tot gevolg hebben door het explo-
deren van de accu.
LET OP!
Het niet opvolgen van deze procedure kan
leiden tot schade aan het laadsysteem van
LET OP!
het voertuig dat de starthulp biedt, of van
de auto met de lege accu.
OPMERKING:
Zorg er altijd voor dat ongebruikte uiteinden
van startkabels tijdens het aansluiten elkaar
of een van de voertuigen niet raken.
Aansluiten van de startkabels
1. Sluit het einde van de pluskabel(+)van
de startkabel aan op de externe pluspool
(+)van de auto met de lege accu.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel
(+)aan op de pluspool(+)van de
hulpaccu.
3. Sluit het einde van de minkabel(-)van de
startkabel aan op de minpool(-)van de
hulpaccu.
4. Sluit het andere einde van de minkabel(-)
aan op de externe minpool(-)van de auto
met de lege accu.
251
Page 254 of 412

WAARSCHUWING!
Sluit de startkabel niet aan op de minpool
(-) van de lege accu. De vonk die daardoor
ontstaat kan de accu doen exploderen en
persoonlijk letsel veroorzaken. Gebruik
uitsluitend de voorgeschreven massa-
aansluiting; gebruik geen andere blootlig-
gende metalen onderdelen.
5. Start de motor van het voertuig met de
hulpaccu. Laat de motor enkele minuten
stationair draaien en start dan de motor
van de auto met de lege accu.
LET OP!
Laat de motor van het voertuig met de
hulpaccu niet boven 2000 tpm draaien.
Dit heeft namelijk geen voordelen voor het
opladen, verspilt brandstof en kan de mo-
tor van het voertuig met de hulpaccu be-
schadigen.
6. Nadat de motor is gestart moeten de start-
kabels in omgekeerde volgorde worden
verwijderd:Loskoppelen van de startkabels
1. Koppel het einde van de minkabel(-)van
de startkabel los van de externe minpool(
-)van de auto met de lege accu.
2. Koppel de minkabel(-)van de startkabel
los van de minpool(-)van de hulpaccu.
3. Koppel het einde van de pluskabel(+)los
van de positieve(+)accupool van de
hulpaccu.
4. Koppel het andere uiteinde van de plus-
kabel(+)van de startkabel los van de
externe pluspool(+)van de auto met de
lege accu.
5. Plaats de beschermkap weer op de ex-
terne pluspool(+)van de auto met de lege
accu.
Wanneer uw voertuig vaak met behulp van
startkabels moet worden gestart, dient u de
accu en het laadsysteem door een erkende
dealer te laten testen.
LET OP!
Accessoires die op de aansluitcontacten
zijn aangesloten, ontvangen ook voedings-
spanning van de accu in de auto als u ze
niet gebruikt (bijv. mobiele apparatuur).
Als u de accessoires te lang aangesloten
laat zonder dat de motor draait, raakt de
accu zo ver ontladen dat de levensduur
ervan afneemt en/of de motor niet meer zal
starten.
TANKEN IN
NOODGEVALLEN
De trechter voor het doploze brandstofsys-
teem bevindt zich in de opbergruimte voor
het reservewiel. Als uw voertuig zonder
brandstof staat en moet worden bijgevuld
vanuit een jerrycan, plaatst u de trechter in
de vulhals om brandstof te kunnen bijvullen.
Raadpleeg voor meer informatie over het
doploze brandstofsysteem de paragraaf
"Brandstof tanken" in het hoofdstuk "Starten
en rijden".
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
252
Page 255 of 412

OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u
met de passende maatregelen de kans op
oververhitting verminderen.
• Op de grote weg — minder snelheid.
• In stadsverkeer: zet de versnellingsbak in
de stand NEUTRAL wanneer u stilstaat,
maar verhoog het stationair toerental niet
terwijl u door te remmen voorkomt dat het
voertuig gaat rollen.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om dreigende
oververhitting van de motor te voorkomen:
• Als de airco is ingeschakeld, schakel deze
dan uit. Het aircosysteem voert warmte af
naar het koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.
• U kunt ook de temperatuurregelknop in de
hoogste stand zetten, de ventilatie in de
vloerstand zetten en de aanjagerschakelaar
in een hoge stand zetten. Zo ondersteunt
het verwarmingssysteem de werking van deradiateur bij het afvoeren van warmte uit
het koelsysteem.WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwon-
den veroorzaken. Als u stoom van onder de
motorkap hoort of ziet komen, mag u de
motorkap pas openen nadat de radiateur
voldoende is afgekoeld. Open nooit de vul-
dop van het koelsysteem als de radiateur
of het koelvloeistofreservoir heet is.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koel-
systeem, kan dit leiden tot schade aan de
auto. Als de meternaald in de zone HOT
("H") staat, zet dan de auto veilig stil langs
de kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair draaien tot
de meternaald weer in het normale bereik
staat. Als de meternaald in de zone HOT
("H") blijft staan en u voortdurend gongsig-
nalen hoort, zet de motor dan direct af en
waarschuw de wegenwacht.
HANDMATIGE
PARKEERONTGRENDELING
WAARSCHUWING!
Zorg altijd dat het voertuig niet weg kan
rollen, door de handrem stevig aan te trek-
ken voordat u de handmatige parkeeront-
grendeling inschakelt. Bovendien moet u
op de bestuurdersstoel zitten met uw voet
stevig op het rempedaal als u de handma-
tige parkeerontgrendeling inschakelt.
Wanneer u de handmatige parkeerontgren-
deling inschakelt, kan het voertuig wegrol-
len als u de handrem niet hebt aangetrok-
ken of als het voertuig niet correct aan een
sleepvoertuig is gekoppeld. Wanneer de
auto niet op zijn plaats wordt gehouden als
de handmatige parkeerontgrendeling
wordt ingeschakeld, kan dit leiden tot ern-
stig of zelfs dodelijk letsel van personen in
of nabij de auto.
Als het voertuig moet worden verplaatst in
gevallen waarbij de versnellingsbak niet uit
de stand PARK kan worden geschakeld (bij-
voorbeeld door een lege accu), kunt u de
handmatige parkeerontgrendeling gebruiken.
253
Page 256 of 412

Volg deze stappen voor het gebruik van de
handmatige parkeerontgrendeling:
1. Trek de handrem stevig aan.
2. Open de middenconsole en lokaliseer het
deksel van de handmatige parkeeront-
grendeling, verwijder het door het deksel
weg te breken uit de scharnieren van de
console.
3. Houd het rempedaal stevig ingetrapt.4. Druk met een schroevendraaier of soort-
gelijk gereedschap de metalen ontgrende-
ling in de richting van de trekband.
5. Terwijl de metalen ontgrendeling in de
geopende stand staat, trekt u de trekband
omhoog tot de hendel klikt en in de ont-
grendelstand grijpt. De versnellingsbak is
nu uit de stand PARK en het voertuig kan
worden verplaatst.LET OP!
Als de armsteun wordt gesloten terwijl de
handmatige parkeerontgrendeling is inge-
schakeld, kunnen het mechanisme van de
handmatige parkeerontgrendeling, de ver-
snellingsbak en/of de armsteun beschadigd
raken.
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de auto niet onbedoeld weg kan
rollen, door de handrem stevig aan te trekken.
De handmatige parkeerontgrendeling opheffen:
1.Om de handmatige parkeerontgrendeling op
te heffen, trekt u de trekband omhoog terwijl
u de metalen ontgrendeling naar de trek-
band duwt om de hendel te ontgrendelen.
2. Nadat de spanning is afgenomen en de
hendel is ontgrendeld, zorgt u ervoor dat
deze goed opgeborgen wordt en op zijn
plaats wordt vergrendeld.
OPMERKING:
Plaats het deksel altijd terug door hem op zijn
plaats vast te klemmen.
Deksel van de handmatige
parkeerontgrendeling verwijderdOntgrendelde stand
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
254
Page 257 of 412

EEN VASTZITTENDE AUTO
WEER VRIJ KRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kunt u de auto meestal door
een heen en weer gaande beweging los krijgen.
Draai het stuur links- en rechtsom om de voor-
wielen vrij te maken. Houd de vergrendelknop
op de schakelhendel ingedrukt. Schakel vervol-
gens tussen DRIVE en REVERSE en trap tege-
lijkertijd het gaspedaal licht in.
OPMERKING:
Schakelen tussen DRIVE en REVERSE kan
alleen bij wielsnelheden van 8 km/u (5 mph)
of minder. Wanneer de transmissie langer
dan twee seconden in de stand NEUTRAL
blijft, moet u het rempedaal ingetrapt hou-
den om DRIVE of REVERSE in te schakelen.
Trap het gaspedaal net voldoende in om de
heen en weer gaande beweging van de auto op
gang te houden, zonder dat de wielen doorslip-
pen of het toerental overmatig oploopt.
OPMERKING:
Druk voordat u de auto heen en weer beweegt
eerst op de schakelaar "ESC Off" om het
elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESC)in de stand "Partial Off" (gedeeltelijk uit) te
zetten. Raadpleeg de paragraaf "Elektroni-
sche remregeling" in het hoofdstuk "Veilig-
heid" in het instructieboekje voor meer infor-
matie. Als de auto is losgekomen, drukt u
nogmaals op de schakelaar "ESC Off" om de
stand "ESC On" te herstellen.
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is
gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te
hoge wielsnelheden kunnen de banden en
assen, zelfs onherstelbaar, beschadigen.
Er kan een band exploderen, waardoor
iemand gewond kan raken. Laat de wielen
van uw auto niet met een hogere snelheid
dan 48 km/u (30 mph) of langer dan
30 seconden continu doorslippen. Zorg er
ook voor dat er geen personen aanwezig
zijn in de nabijheid van een doorslippend
wiel, ongeacht de snelheid waarmee het
wiel ronddraait.
LET OP!
•Het overmatig laten oplopen van het toe-
rental van de motor of het laten doorslip-
LET OP!
pen van de wielen kan leiden tot overver-
hitting en beschadiging van de versnel-
lingsbak. Laat de motor ten minste één
minuut stationair draaien met de versnel-
lingsbak in de stand NEUTRAL telkens
nadat de auto vijf keer heen en weer is
bewogen. Zo voorkomt u oververhitting en
vermindert u het risico op schade aan de
versnellingsbak bij langdurige pogingen
om de auto vrij te krijgen.
• Wanneer u een vastzittende auto heen
en weer beweegt door snel te schakelen
tussen DRIVE en REVERSE, mogen de
wielen nooit sneller doorslippen dan
24 km/u (15 mph), omdat anders
schade kan ontstaan aan de aandrijflijn.
•
Het overmatig laten oplopen van het toe-
rental van de motor of het te snel laten
doorslippen van de wielen kan leiden tot
oververhitting en beschadiging van de ver-
snellingsbak. Ook kunnen de banden be-
schadigd raken. Laat de wielen niet met
meer dan 48 km/u (30 mph) doorslippen
(de transmissie schakelt niet op).
255
Page 258 of 412

SLEPEN VAN EEN AUTO
MET PECH
In dit hoofdstuk worden de procedures be-
schreven voor het slepen van een auto met
pech door een wegsleepbedrijf. Als de versnel-
lingsbak en de aandrijflijn nog werken, kunnen
auto's met pech ook worden weggesleept zoals
beschreven onder "De auto slepen achter eencamper" in het hoofdstuk "Starten en rijden"
van het instructieboekje.OPMERKING:
Auto's uitgerust met Quadra-Lift moeten in
de Transportstand worden gezet voordat de
auto wordt vastgemaakt (aan de carrosserie)
op een aanhanger op autoambulance. Raad-
pleeg het hoofdstuk over Quadra-Lift voormeer informatie. Als de auto niet in de trans-
portstand kan worden gezet (bijvoorbeeld
omdat de motor niet kan draaien), moeten de
sjorbanden worden vastgemaakt aan de wie-
len met behulp van specifieke netten. Als u
deze aanwijzingen niet opvolgt, kunnen er
storingscodes worden aangemaakt en/of wor-
den de sjorhaken mogelijk niet strak genoeg
bevestigd.
Sleepmethode Wielen VAN de grondUitvoeringen met tweewielaandrij-
vingUitvoeringen met vierwielaandrij-
ving zonder de groep 4WD LOWUitvoeringen met vierwielaandrij-
ving met de groep 4WD LOW
Slepen met alle wie-
len op de grondGEENAls de versnellingsbak werkt:
•
Versnellingsbak in NEUTRAL
•
Max. snelheid 48 km/u (30 mph)• Max. afstand 48 km (30 mijl)NIET TOEGESTAANZie de instructies in "Slepen ach-
ter een camper"
•
Versnellingsbak in PARK
• Tussenbak in NEUTRAL (N)
• Slepen in voorwaartse rich-
ting
• Contact in de stand ACC of
ON/RUN (of koppel nega-
tieve accukabel los)
Slepen met behulp
van een wiellift of
dollyVoorNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Achter OKNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Op aanhanger ALLE BESTE METHODE OK BESTE METHODE
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
256
Page 259 of 412

Om schade aan uw auto te voorkomen is de
juiste sleepuitrusting vereist. Gebruik uitslui-
tend sleepstangen en andere uitrusting die
speciaal voor dit doel zijn gemaakt en volg de
instructies van de fabrikant van de uitrusting.
Het gebruik van veiligheidskettingen is ver-
plicht. Bevestig sleepstangen of andere
sleepuitrusting altijd aan een dragend deel
van de auto, nooit aan bumpers of hieraan
bevestigde beugels. De verkeersvoorschriften
met betrekking tot het slepen van voertuigen
moeten worden opgevolgd.
Wanneer u tijdens het slepen accessoires
wenst te gebruiken (ruitenwissers, ruitont-
dooier, enz.), dient de contactschakelaar in
stand ON/RUN te staan en niet in stand ACC.
Wanneer de accu van de auto leeg is, raad-
pleeg dan de paragraaf "Handmatige parkeer-
ontgrendeling" in dit hoofdstuk voor instruc-
ties over hoe u de automatische
versnellingsbak uit de stand PARK haalt om
het voertuig te kunnen slepen.LET OP!
• Gebruik geen takelsysteem met sleeplus
om de auto te slepen. Anders kan de
auto beschadigd raken.
• Bij het vastmaken van de auto op een
sleepwagen mogen de suspensie-
onderdelen vóór of achter niet worden
vastgemaakt. Door een foutieve sleep-
wijze kan uw auto worden beschadigd.
• Als het te slepen voertuig bestuurbaar
moet blijven, moet de contactschakelaar
in de stand ACC of ON/RUN staan en
niet in de stand LOCK/OFF.
OPMERKING:
SRT-voertuigen en 4WD-modellen zonder de
groep 4WD LOW moeten alleen worden ge-
sleept met alle vier wielenVANde grond.
Zonder sleutelhouder
Er moeten speciale voorzorgsmaatregelen
worden genomen wanneer het voertuig wordt
gesleept met het contact in de stand LOCK/
OFF. Zonder sleutelhouder mag de auto al-
leen worden gesleept op een autoambulance.Om schade aan uw auto te voorkomen is de
juiste sleepuitrusting vereist.
Uitvoeringen met tweewielaandrijving
De fabrikant raadt aan de auto op een au-
toambulance te vervoeren (alle wielenVANde
grond).
Als geen autoambulance beschikbaar is en de
versnellingsbak nog werkt, kan de auto onder
de volgende voorwaarden met de achterwie-
len op de grond worden gesleept:
• De schakelhendel moet in de stand NEU-
TRAL staan. Raadpleeg de paragraaf
"Handmatige parkeerontgrendeling" in dit
hoofdstuk voor instructies over hoe de
transmissie in de neutraalstand kan worden
gezet bij uitgeschakelde motor.
• De sleepsnelheid mag niet hoger zijn dan
48 km/u (30 mph).
• De sleepafstand mag niet groter zijn dan
48 km (30 mijl).
Als de transmissie niet werkt of de auto
sneller moet worden gesleept dan 48 km/u
(30 mph) of verder moet worden gesleept dan
48 km (30 mijl), moet u het voertuig trekken
257
Page 260 of 412

met de achterwielenvande grond. Accepta-
bele methoden zijn het vervoeren van de auto
op een autoambulance, of met de voorwielen
van de grond en de achterwielen op een dolly,
of (bij gebruik van een voor dit doeleinde
geschikte stuurwielstabilisator om de voor-
wielen in de stand recht vooruit te houden)
met de achterwielen omhoog en de voorwie-
len op de grond.
LET OP!
• Als met een snelheid van meer dan
48 km/u (30 mph) of over een afstand
van meer dan 48 km (30 mijl) wordt
gesleept met de voorwielen op de weg,
kan zware schade aan de versnellings-
bak ontstaan. Beschadigingen, veroor-
zaakt door onjuist slepen, vallen niet
onder de garantie van de auto.
Uitvoeringen met vierwielaandrijving
De fabrikant raadt aan om de auto te vervoe-
ren met alle wielenVANde grond. Accepta-
bele methoden zijn het vervoeren van de autoop een autoambulance of de auto aan de
voorzijde op te takelen en de achterzijde op
een dolly te plaatsen.
Als er geen autoambulance beschikbaar is en
de tussenbak nog werkt, mogen auto's wor-
den gesleept (in voorwaartse richting, met
ALLEwielen op de grond),metde tussenbak
in de stand NEUTRAL (N) en de versnellings-
bak inPARK. Raadpleeg de paragraaf "Slepen
achter een camper" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" van het instructieboekje voor gede-
tailleerde instructies.
Auto's die zijn uitgerust met een tussenbak
met één versnelling hebben geen stand NEU-
TRAL, enmoetendaarom worden gesleept
met alle vier de wielenVANde grond.
LET OP!
• Voor- of achterwielliften mogen niet wor-
den gebruikt (als de andere wielen op de
grond staan). Bij slepen met behulp van
een voor- of achterwiellift ontstaat in-
wendige schade aan de versnellingsbak
of tussenbak.
LET OP!
• Wanneer dit voertuig in strijd met de
bovenvermelde voorschriften wordt ge-
trokken, kan er ernstige beschadiging
van de versnellingsbak en/of de tussen-
bak optreden. Beschadigingen, veroor-
zaakt door onjuist slepen, vallen niet
onder de garantie van de auto.
Gebruik van sleepogen
Uw voertuig is uitgerust met een sleepoog dat
kan worden gebruikt voor het slepen van een
voertuig met pech.
Bij gebruik van een sleepoog, volg de instruc-
ties "Voorzorgsmaatregelen gebruik sleepoog"
en "Slepen van een auto met pech" in dit
hoofdstuk.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
258